vrijdag 25 juli 2008

Heer Bunter is jarig vandaag!

Hoera!

Heer Bunter is zestig geworden, vandaag


Het zal tot in eeuwigheid of minstens levenslang zijn lot zijn: als zijn verjaardag valt op 25 juli, de feestdag van Sint Jacobus de Meerdere, dan is iedereen op trek. Dan is iedereen doende om zo snel mogelijk in het zuiden te komen. In de zon. Meestal is het dan ook op onze 42ste breedtegraad druilerig weer met langdurige regengordijnen door de straten of juist snikheet! Er komt van al zijn vijf broers en zussen, van zijn collega’s, hem nagenoeg nooit iemand ‘in the flesh’ feliciteren. Een kaart uit verre oorden kun je krijgen, van ver achter de Zwarte Bergen.

Wie denkt dat Heer Bunter zich door deze onvermijdelijkheid de feestvreugde laat bederven of iemand ook maar iets kwalijk neemt, heeft het vreselijk mis. Heer Bunter viert zijn verjaardag en hoe!

Eigenlijk is het al gisteravond begonnen, aan de vooravond van het feest, toen zijn lieve schat hem met een feestelijk oorlam verraste. Heer Bunter heeft de eerste forse klok van dit goddelijke vocht uit het Noorden van het land der Schotten en Picten tot een heerlijke slaapmuts versneden en op zichzelf getoast.
Bunters eerste gang, direct na de slag van half acht in de uchtend, het overgeleverde tijdstip van zijn verschijnen op deze aardkloot na een moeizame uitdrijving, was naar de zuid- en voorgevel van zijn stulp om aldaar het nationale dundoek driekleurig uit te hangen. Daarna volgde een copieus ontbijt met zijn favoriete Darjeeling-thee, de First Flush van de eerste hellingen van de Himalaya in de Noord-Indiase Punjaab-regio. Een zachtgekookt eitje, twee sneden lembas met Marmite en marmelade en een vers zadenrijk broodje uit de oven. Versgeperste sjuu. Honing.

Van wat er toen plaatsgreep volgt hier een poëtische impressie:

De vleugelschoenen aan, de dikke sokken en de stok gegrepen.
Dwars door durp en over spoorweg tot tussen de koele, donkere bomen,
Waar het zonlicht oplichtende damborden vol knisperend beukenblad voortovert in het halfdonker en weer laat verdwijnen.
Waar koppels buizerd luid miauwen en om elkaar heen buitelen op zoek naar thermiek in grote kringen,
Waar aan de eindelijk weer meanderende boorden van de helder blinkende Geleen een oud riddergoed uit de dertiende eeuw noodt met koffie en taart.
Vandaar de berg op tussen de befaamde pruimenbomen van Sweikhuizen
En weer steil neer tot de gulle Gasterij Terborg
In een vleugel van het adellijke complex waar lang geleden de heren van Schinnen huisden met kreunende bokkenrijders in hun kelders.
Daar geniet Bunter en zijn lieve schat van een eenvoudige doch voedzame lunch.

Hier had ook kunnen staan: Bunter maakte een feestelijke wandeling door de cultuurhistorie van zijn regio. Hij schreed door de aanpalende landerijen. Het was veel meer dan dat, want op de wandeling rinkelde gedurig zijn mobieltje en meldde zich zijn kroost uit alle windstreken van Nederland en Duitsland om hem te overladen met gelukwensen. De button met het cijfer 60 op zijn borst zwol en zwol. En dan na al die regen, die zon en die zomerbloeiers in de bermen en langs de watertjes.
Kijk, zo voel je je pas echt jarig, al komt er geen hond! En dat elk jaar weer. Dit jaar bracht de post, precies op de goede dag nog twee kaarten. Bedankt, lieve mensen, en ook belde nog eens mijn jongste broertje. Daaanke, pienie!
Vanavond wacht nog een heerlijk gebraden kapoen, ontvangt Bunter zijn beste buren in de achtertuin, geheel geïllumineerd, en smoort hij nog een heerlijke sigaar uit Cuba!
Wat voelt hij zich enorm jarig voor de zestigste keer! Wie aan deze zaligheid on line nog iets wil toevoegen: Bunter zal je innig dankbaar zijn.

Heer Bunter

donderdag 24 juli 2008

De waerelt volgens Bunter I



Met mate

Ik zag de ‘mannen’ van 1927 in de Limburgse krantblog staan, zoal hierboven. Stoere fietsers in de Tour de France van het jaar, toen mijn moeder zaliger een kleuter van vier was en in een Maastrichtse stadstuin met poppen speelde. De mannen rookten een sigaretje voor het begin van de etappe, omdat roken de longen zou openen. Om te laten zien dat het echt waar is, heb ik de 'photo' van de blog van een oud-collega ‘geleend’ om ook mijn lezers en kijkers deelgenoot van mijn verbijstering te maken. Nu geeft het opsteken van een sigaret een gevoel van ontspanning en de nicotine werkt als een soort neurotransmitter, smeerolie tussen zenuwverbindingen, waardoor er gebabbel op gang komt en je allerlei roddels en nieuwtjes hoort, bv in rookkamers of –hokken van rookvrije bedrijven.
Daar zitten de paria’s tegen elkaar op te paffen onder een slurpende afzuigkap, weggewerkt in een vergeeld plafond. Dat gebabbel en zo was voor mij als niet-roker de laatste vijftien jaar van mijn bijna 34-jarig arbeidscontract aanleiding om een keer per werkdag bij telkens een andere collega een sigaret te bietsen en ook vijf tot tien minuten in de rook te gaan zitten paffen. Om van dag tot dag te horen wat er eigenlijk speelde en ook om niet alleen journalisten maar ook mensen van andere afdelingen te ontmoeten. De laatste jaren werd deze vorm van ontspanning vergald, doordat chefjes, mutsdragers en zelfs de hoogste legerleiding het rookhok ging misbruiken om er te zitten vergaderen, te bellen of stukken en brieven door te nemen met een sigaret tussen de lippen. Ik heb dat altijd tegengewerkt door gore moppen te vertellen, vunze limericks in de damp op te zeggen en vervolgens zelf keihard bulderend te lachen, als ik al niet zogenaamd spontaan begon te zingen. Maar ik stond mezelf niet meer dan vijf minuten in de rook toe.
Soit: roken, dacht men in 1927 kennelijk, opent de longen.
Unwarscheinlich, natuurlijk en dat bracht me vrijwel onmiddellijk op de gedachte: wat nemen wij anno 2008, 81 jaar later, nu algemeen voor waar aan, wat binnen enkele decennia ook de grootst mogelijke onzin zal blijken te zijn? Wat drijft ons vandaag, misschien op het gebied van eten en drinken of van vrijetijdsbesteding, waarover de mensen van zeg 2070 of 2080 met verbijstering of ongeloof het hoofd zullen schudden? Die gore herrie, die voor muziek versleten wordt, waardoor over 20 tot 30 jaar grote groepen mensen lawaaidoof zullen blijken te zijn? De zeespiegel die maar niet wilde rijzen en het klimaat dat nauwelijks veranderde? Het steeds maar dikker en vetter worden van mensen door veel te veel te eten? De bewegingsarmoede die hand over hand toeneemt, omdat steeds meer mensen denken dat je nergens kunt komen, als je niet in een autootje kruipt? Het afnemende vermogen om schriftelijke informatie op te nemen omdat de discipline ‘lezen en concentreren’ niet meer dagelijks geoefend wordt? Het verdwijnen van het zangplezier, omdat koren uitsterven en overblijvers beginnen te denken dat zingen eigenlijk schreeuwen is of grommen en grunten?
Het is de tijd van hypes, van overdrijving en doordrammen en altijd en eeuwig gelijk willen hebben, niet op basis van argumenten of zinnige redeneringen, maar zomaar, of omdat het niet staat of niet kan, of omdat iedereen wel weet dat het dragen van witte sokken in sandalen idioot is. Of als je maar hard genoeg brult, de meeste centen hebt en de betere connecties.
Persoonlijk zou ik zeggen: alles met mate en zo gevarieerd mogelijk. Nooit vastbijten. Ik denk dat ‘eenzijdigheid’, weinig afwisseling en te lang doorgaan met hetzelfde de mensheid bedreigt. Matigheid is ook zo’n deugd. En relativeren met humor, niet alles meteen geloven, maar durven de draak te steken met oerserieuze prekers. Proberen geen vrezer te worden.
Ik heb het liefste kouwe kleren aan en wordt heel blij als ik mensen op fietsen of paarden zie rijden en zelfs gewoon op schoenen zie lopen met een zakje op de rug. Wat goed is, duurt lang. Wat mij betreft: zo lang mogelijk.

BUNTER

dinsdag 22 juli 2008

Chinees Dagboek deel V

Chinees dagboek, deel V



中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)五(wǔ)部(bù)分(fen)

Met Bunter op weg naar Beijing! V


22.10 uur 二(èr)〇(líng)〇(líng)六(liù), 年(nián), 四(sì)月(yuè), 十(shí)六(liù)日(rì), 日(rì)天(tiān)
---------------------------------------
(2006, jaar, april, dag 16, zondag)

Pasen, de heer is waarlijk verrezen.
Het gaat nu over Paaszondag, maar eerst nog over onze avontuurlijke Paaswake!
Ik had mijn dagboekexercitie al afgesloten in de hotellobby met een kopje koffie en een tuitknakje van Hajenius. Was om 21.00 uur weer boven en ging na Ine ook douchen. Een krachtige straal hoog, hoofd in de nek, haren wassen en heel zachtjes de regels zingend van ‘Ich trete ins Zimmer von Sehnsucht und Beb’. Hooguit een kwartier, tien minuten. Toen snerpte plotseling een paniekkreet door ons Hotel kippenhokje.




Onze kamer in HK, maar dan ietsje groter




“De kamer staat helemaal onder water”, schreeuwde Ine en inderdaad: kletsnat, ± 2,5 centimeter water overal. De afvoer van de douche had mijn cleaning waterverbruik niet kunnen verwerken en al het water was onze piepkamer in gelopen. Dikke paniek. Onderkant van rode tas nat en van rugzak en van beddendraperie, een sok nat, een veter en een onderbroek. En toen belde Ine de housekeeping en die stuurde haar 1 meisje zonder apparatuur, maar met 2 handdoeken. Meisje mocht niet binnen van Ine want ik was nog niet aangekleed. Meisje verstaat geen Engels en klaagt bij chef. De telefoon gaat: de chef: waarom meisje niet binnenmag. Ine legt uit in de hoop dat deze man Engels wel verstaat. Ik ruk intussen in pyjama op de gang meisje witte handdoeken uit de hand. Zij wijst naar zichzelf toe: ik moet dit doen, jongen. Om kwart voor elf staat de rode brigade binnen paraat. Met een waterzuigapparaat en nog meer handdoek. Onze kloostercel is nu weer helemaal droog en sommige stukken textiel hoog.
Toch waren we vermoeid door nieuwe indrukken en jetlag, ontzettend moe. Bedden zijn hard, keihard, gelukkig maar voor twee nachten. Morgen nog om 20.00 uur vertrek naar Kanton, ook weer in een ander hotel. Van 9.00 tot 15.00 uur met Benny Ku als officiële gids. Victoria Peak: alle steile hellingen in beton gegoten met gaten erin. Morgen verhaal, morgenvroeg verder; ik val steeds in slaap (zie inktvlekken)”









De hotel-ingang








Daar was het dus! Mexan Harbour. Voor ons gevoel iets te ver uit het centrum. En helemaal omringd door water.

zaterdag 19 juli 2008

Deernis met de bermen


Deernis met de bermen I





Alweer een kale en saaie berm erbij!

Deernis. ‘Innig medelijden’ zegt een van mijn twee van Dale’s, op anderhalve meter op tien voor twaalf van mijn schrijfplek, dus ik hoef maar even op te staan en mijn hand uit te steken. Precies dat heb ik met de bermen langs de Spaubeeklaan tussen Geleen, gemeente Sittard-Geleen-Born en Spaubeek, gemeente Beek. Verleden week hebben de bermen voor een groot deel aan beide zijden van de weg weer hun grote beurt gehad. Woekerde er in de lentemaanden en de eerste zomermaand er een prachtige bonte jungle van kruiden en wegplanten, nu zien we bijna zover het oog reikt een tot nog geen twee centimeter teruggemaaide groene waas. In één dag tijd is een groot stuk fraaie wilde flora totaal verdwenen inclusief kevers, insecten, weekdieren, vlinders, kleine knagers en al het andere leven samen met eitjes, larfjes en zaadjes. Want het is grondig gedaan: behalve een soort klepelmaaier is er ook een grote stofzuiger aan te pas gekomen. Een zwarte kunstofslurf, die tegelijk met het maaien het maaisel meteen opzuigt en in een grote container verzamelt. Kennelijk is het ten strengste verboden voor inheems leven om zich op te houden op de bermen langs de Spaubeeklaan. Elke keer als ik op het fietspad peddel langs deze weg, krijg ik een brok in de keel, tranen in de ogen en een vuist vol woede onder mijn hart. Waarom is dat nu nodig? Deze botte vernieling? Plantkundigen en landschapsspecialisten van bv. de Universiteit van Wageningen schrijven zich al jaren te pletter over de functie van de wegberm als laatste toevluchtsoord van het inheemse leven in Nederland. En dan dit!



Omgemaaide Kattenstaart


Akkerbouwer Wil Peeters (70) van de Biesenhof onder aan de berg in Sweikhuizen teelt dit jaar twee hectare Cichorei langs de Spaubeeklaan. Hij kan mij vertellen, waarom het zo goed is, dat er zo grondig gemaaid wordt. Hij staat samen met zijn broer Jean in een blauwe overal al bijna tien dagen lang met een schoffeltje tussen zijn gewas. Het ziet er ongemeen sympathiek uit: met zo’n derde-wereld-apparaat wieden op een grote akker met zijn tweeën en dan ook nog ten behoeve van een gewas, dat geen onkruidverdelger verdraagt. “We zijn op leeftijd en hebben de tijd om op deze manier te wieden. En het helpt geweldig, dat de bermen een keer per jaar zo kort wordt gehouden, zeker nu men ook stofzuigt en alle zaden ook meeneemt. Op die manier kunnen wij de onkruidbestrijding met de hand doen en zo Cichorei telen. Van de wortels maakt men twee caloriearme suikersoorten, zeg maar zoetstoffen: inuline en fructose. Ik ben blij, dat u ook eens met de man op de akker komt praten. Dat gebeurt in de media te weinig, terwijl het toch om zoiets belangrijks als de voedselvoorziening gaat. Honger is het ergste terreurmiddel op de wereld. Hongerige mensen kun je voor een beetje voedsel tot alles dwingen”, zegt akkerbouwer Wil Peeters op een vrijdagmorgen in juli.

Deernis met de bermen II

De titel van dit serietje verwijst natuurlijk naar de bekende novelle ‘Deernis met de wegen’, die Simon Vestdijk in 1947 begon. Daarna belandde hij in een reeks diepe zomerdepressies en pas in december 1955 kwam hij ertoe het korte verhaal in het tijdschrift ‘Maatstaf’ te publiceren. Ik lees dit nauwelijks vier pagina’s tellende verhaal als een waarschuwing van de schrijver tegen de verharding van Nederland: in de jaren vijftig nota bene, toen we nauwelijks wisten van files en autowegen en de Napoleonsbaan nog een echte snelweg naar het noorden was. Vestdijk laat een veldweg dromen nu eens niet altijd van punt A naar punt B te lopen, maar zichzelf te kunnen splitsen en zo naar zichzelf toe te kunnen kruipen met twee weghelften. Zichzelf zo te ontmoeten en zich te spiegelen in twee grote plassen, zijn eigen ogen. Het mislukt twee keer: eerst door een onverwachte regenbui en later door een boerenbruiloft op wielen. De grote karwielen plonzen en schokken door de kuilen vol water. Die komen droog te staan zonder spiegelbeeld. De derde en laatste poging lukt, maar de weg wordt verblind door de zon en ervaart geen verlossende ontmoeting.


Het verhaal, dat als allerlaatste opgenomen werd in de bundel S. Vestdijk, Verzamelde Verhalen, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1976, tweede druk, ISBN 90 234 6029 4, eindigt aldus : “Een miskraam van een der boerinnen, enkele dagen na de bruiloft, werd aan de schok van de wagen toegeschreven, en de burgemeester stuurde arbeiders om de kuilen met puin dicht te gooien. Kort daarop werd de weg begrint, een half jaar later in het midden beklinkerd. Zo werd hij weer een weg zoals men die kent en op de scholen leert, een weg als alle wegen op aarde. Hij liep van de hoeve naar de straatweg, of van de straatweg naar de hoeve; tenslotte, in de uiterste nederigheid der dienstbaren, vergat hij , hier ooit onder geleden te hebben.”



Kaal Knopkruid betrapt!!



Deernis met de bermen III

Vraag ik aan schoffelaar Wil Peeters: “Wat voor onkruid zit jouw Cichorei dan zo dwars, dat daarvoor over meer dan een kilometer lengte de bonte jungle der Zuid-Limburgse bermen zo drastisch naar de killing fields gevoerd moet worden? Bij wijze van antwoord woelt hij met zijn schoffeltje tussen de rijen Cichorium, bukt zich en laat met een commissarisgezicht van ‘Je bent er gloeiend bij, Bommel’ een iele, lichtgroene plant zien. “Klein Knopkruid”, zegt hij, “En distels natuurlijk.”


Over distels kunnen we kort zijn. De oude boerenwijsheid zegt: ‘Distels trekken is distels stekken’. Het uittrekken van distels en ook het afmaaien van bloeistengels aan de grond leidt tot een verdere uitbreiding van het taaie wortelgestel van de distel in de leemgrond en werkt averechts. Ik denk dat het voorzichtig afknippen van de uitgebloeide knoppen, voordat het zaadpluis loskomt, de beste oplossing is of het inzetten van heel veel distelvinken, die van de zaden leven.


Klein Knopkruid (Galinsoga parviflora), sinds kort Kaal Knopkruid geheten ( E.J. Weeda e.a., Nederlandse Oecologische Flora, wilde planten en hun relaties, deel 4, blz 64) is een van oorsprong (sub)tropische kosmopoliet uit Centraal Mexico, die zich over de hele wereld heeft uitgebreid, voornamelijk vanwege omdat de zaden winterhard zijn. De plant kan op akkers massaal opslaan, maar gezien de losse groei en het kleine blad, lijkt ze me niet in staat gewassen als Chicorei effectief te verstikken. Bovendien: Kaal Knopkruid heb ik nog niet in de berm van de Spaubeeklaan aangetroffen. De plant is zo algemeen, dat het zaad ongeveer overal in de bodem ligt, wachtend op voldoende licht en vocht om in actie te komen. Die actie is totaal onafhankelijk van bermbeheer.

Deernis met de bermen IV

Wat er dan wel in de bermen staat? Wat dacht u van echte orchideeën? Nu niet meteen denken aan knotsen van bloemen, lui wiegend op een ranke steel, spruitend uit een vet bladrozet, ergens in de oksels van oude bemoste bomen. Onze Nederlandse orchideeën komen uit de bodem en de Spaubeeklaanorchidee heet Breedbladige Wespenorchis (Epipactis helleborine, E.J. Weeda e.a., Nederlandse Oecologische Flora, wilde planten en hun relaties, deel 5, blz 346) en groeit en bloeit massaal elk jaar in de ondergroei van struiken en bomen langs het fietspad, meteen voorbij het hospice en de Odilia-kliniek.
Allemaal Epipactis:




Elk jaar een lust voor het oog, die prachtige gebogen stengels, die zich begin juli beginnen te strekken onder het zwellen der bloemknopjes. Half juli staat de hele populatie in het schemerdonker langs de prikkeldraad aan de overkant van Peeters’ akkerland in bloei. Een heerlijk gezicht voor wie er oog voor heeft. En dat zijn niet de stofzuigers in opdracht van de gemeentelijke overheid, of dat nou Beek is of Geleen-Sittard-Born. Want deze ranke heerlijkheden in wit, groenwit, roze en blauw aangelopen violet verschijnen elk jaar ook aan de overkant van de weg in de berm met prachtige, hoge bloeistengels. En ook verderop, in het stukje vlak voor de tweede zitbank heb ik ze al zien staan.




Heur bloemen hebben verrassend veel weg in miniatuur van de grandeur van hun tropische zusters in het regenwoud. Maar juist daar in ons eigen mini-oerwoud en in heur poging tot uitbreiding aan de overkant en verderop worden ze elk jaar weer tot spinazie verwerkt door die ellendige maaiers. Samen met Kattenstaart, Fluitenkruid, Duizendblad, Boerenwormkruid en noem de hele kroedwusj maar op. Kroedwusjplukkers kunnen hier in elk geval niet meer terecht. Pas op: Epipactis helleborine is als inlandse, inheemse orchidee formeel beschermd door de Flora- en Faunawet, maar weet die gemeente veel! Om nog maar te zwijgen van de maaiers.

Deernis met de bermen V

Is er een oplossing? Kan de kool van Wil en Jean Peeters gespaard worden samen met die mekkergeit van die fietsende, romantiserende natuur-zeik-bunter? Die laatste denkt van wel. Als we nu eens in de berm tussen fietspad en weg een hoge beukenhaag aanplanten als windkering? Tien tegen een, dat er minder Kaal knopkruid en ander ongewenst kruid op die twee hectare akker waait, waarvandaan dan ook. En zo hebben de fietsers ook geen last meer van al dat verkeer tussen waereldsjtad en durp. En als we dan de rest van de bermen stofferen met gezellige, bloeiende niet-woekerende bodembedekkers uit de wilde flora, waarvan elke zichzelf respecterende plantsoenendienst hele lijsten heeft.


Elk jaar kaalslag brengt telkens opnieuw de successie op gang en telkens weer het inwaaien van pionierplanten en stugge woekeraars. Als je toch ziet hoeveel miljoenen en miljarden in dit gewest besteed worden aan betonnen tunnels, die maar voor de helft van de tijd open kunnen of met het verstrijken van de tijd alleen maar duurder en duurder worden, dan is dit plan ‘peanuts’. Sorry, wat zeg ik? Apennootjes groeien alleen in de tropen…

Bunter

vrijdag 18 juli 2008

CHINEES DAGBOEK IV


Vrijdag 18 juli 2008



Met Bunter op weg naar Beijing! IV








Chinees dagboek, deel IV
中(zhōng)国(guó) 日()记(),第()四()部()分(fen)

二〇〇六, 年, 四月, 十五日, 星期五
---------------------------------------
2006, jaar, april, dag 15, zaterdag.
Hong Kong.

HK op foto’s vanaf de piek is veel te mooi. Wij hebben vandaag HK van de onderkant, zeg maar van tussen de benen, zogezegd. De vlucht Frankfurt-Hongkong, meer dan 6.000 km door de lucht over de Kaspische Zee en over het Tibetaanse plateau duurt inderdaad tien, ruim tien gestrekte uren, meestens in de nacht. Ellendige uren want door het eeuwige straalmotor getril en gebrom en de regelmatig terugkomende turbulentie en vooral de enorme krapte aan ruimte hebben we allebei nauwelijks geslapen op de stoelen H7 A+B. Ik heb tegen het risico van trombose veel heen en weer getrampeld naar het toilet. Er waren genoeg mensen die heerlijk sliepen en dat kan ik normaal ook in een stoel, maar niet in een vliegtuig, zelfs geen Boeiing 747-400, een bakbeest, 14 stoelen breed en 2 gangpaden. Het is moeilijk voor te stellen, dat je door naar pal ’t oosten te vliegen je zes uur verliest, later uitkomt bij het dalen. Als je ervan uitgaat dat de aarde van west naar oost draait, zodat de draaiing van de aarde als het ware wordt ingehaald en je terechtkomt in een land, waar de zon op makro-niveau eerder opgaat, zodat het daar later is. Het omgekeerde geldt voor vluchten naar het westen. Je vliegt dan tegen de draaiing van de aarde in, zodat het vroeger wordt in zonnetijd.
HK is een mierenhoop, bestaat eigenlijk alleen strikt genomen uit een eiland voor de kust van Kow Loon, volgeplempt met druk verkeer, een enorme helling naar de Peak-top en veel wolkenkrabber-kantoren. Niet echt Chinees, zeggen velen, maar de hanzi-opschriften spreken een andere taal. We staken over met de Star Ferry van Kow Loon naar HK-Island samen met de groep om een eettentje te vinden. De groep landde in een klein Chinees restaurant op de hoek van Stanleystreet en Caraïne en ik vonden een Vietnamees in Wellington Street. Beef Stew bestelden we dubbel en dat was onze eerste fout. Altijd verschillende dingen bestellen. Want de stew zat vol vettigheid en vellen, maar was met curry toch lekker! Eindelijk een goed maal na een ontbijt in de plane om 4.00 uur onze tijd, ongeveer. De mensen zijn prachtig: energiek, vriendelijk, behulpzaam met prachtige gezichtjes en blij met elk woord Mandarijn dat je tegen hen spreekt. Ze gloeien op als iemand ook maar een enkel woord van hun oeroude taal spreekt. Na de stew slenterden we nog wat door downtown naar een parkje aan de ..straat vol prachtige tropische bomen. We vonden ook een Starbuckskoffietent en een sandwich-take-out voor vanavond. De jetlag houdt me nog in mijn (sic) greep: ik ga douchen en scheren en dan te bed. Doey. Een heel opmerkelijke, maar vermoeiende dag met SMS-jes vaan de poete.
27 HK$ voor 1 koffie dat is ± 3 Euro.
Belangrijk naschrift: De kamers van het Mexan Harbour Hotel op Tsing yi eiland (no 1736), onze (sic) eerste hotel, zijn prachtig van kleurstelling en design en van sanitair, maar piep- en piepklein. Je kunt er je kont niet keren en de bedjes zijn echt hard. Het kan alleen nog maar beter worden. Ons eigenlijk hotel, ook echt downtown en geen 5 metrostations van HK-eiland met nog een taxi ertussen. Beter moet het worden. De groep, 14 mensen, bestaat voornamelijk uit oudere koppels. De familie Straver viel af door een val van de oude heer (75) waardoor hij niet meer kon lopen."

Bunter

dinsdag 15 juli 2008

CHINEES DAGBOEK III

Even vooraf:

Er is een beetje ongeduld, heb ik gemerkt, omdat mijn reisdagboek zo langzaam en met zo'n kleine stukjes op gang komt. Er zijn ook mensen die absoluut niet gediend zijn van informatie over de Chinese taal en het schrijfsysteem, terwijl dat nu juist mijn grote passie is. Vandaag is het daarom anders: vandaag leest u een stuk langer over ons vertrek. En ik zal de eerdere afleveringen er nog eens onder hangen, zodat de start in elk geval een geheel wordt. Er is nog een probleem. Onze Chinafoto's zijn niet digitaal, omdat we toen nog met heel veel rolletjes klungelden. Ik zal proberen dat via Google-afbeeldingen op te lossen. Voor het moment zal ik nog een paar fraaie karakters in de sidebar pletteren met een beetje uitleg. Daar gaan we:

Chinees dagboek, deel III

中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)三(san(1)) 部(bù)分(fen)


Met Bunter naar Beijing III


Vertrokken!!

“Vrijdag 14 april 2006. 8.27 voor Roermond in Intercity:

Ja, Ja, Ja: we zijn vertrokken!!!
Om 7.40 uur precies reed Atax voor en om 7.50 waren we op Geleen-Oost. We hebben Gode zij dank allebei heel goed geslapen. Alleen om 03.00 uur moest ik er effe uit. Om 8.09 uur de Intercity in Geleen-Oost. Na even puzzelen en met hulp van een Engelbewaarder NS-er konden we - Ine zag het – vanaf Eindhoven voor korting reizen. We konden een ander beginstation invoeren. De machine spuwde ook nog onze pinkaart uit, maar dat was ook zo opgelost.
Roermond : hij vertrekt weer.
9.27 uur: we rijden weg uit Eindhoven met de nieuwe Schiphol express. Kopjen kofje in de wachtkamer annex kiosk. We zetten onze tweede pleister in: Ine haalt haar vinger open aan een braampje aan een schroef op het handvat van haar rode koffertje. Ik heb mijn linkerschoen en sok al uitgehad omdat een scherp teennageltje me erg geneerde (zjeneerde). In ieder geval rijden we weer. Het weer is uitgesproken somber, zwaarbewolkt met af en toe regen. Gloomy dus. Bah!
16.30 uur. Vliegveld Frankfurt. We waren om 11.00 uur in Amsterdam en ons vluchtje naar F. vertrok met een vol kwartier vertraging om 14.50 uur, omdat de heenkist veel te laat binnenkwam; we hebben lang aan gate B09 gezeten zonder dat er überhaupt een vliegtuig aan de slurf stond. Pas ± 5 minuten voor het geplande vertrek kwam een ±120 personenkistje aangekakt. Gelukkig hebben we hier in F. voldoende overstaptijd en kunnen we hier nog ruim een uur over de stoelen hangen. Reeds gebaord, afgescheurd maar nog in de wachtkamer tot 17.30 uur. We hebben nog een ruk van 10-11 uur voor de boeg.
De security bij aankomst in F. was extra streng. Ik moest zelfs mijn bergschoenen uittrekken. Aanstellers! Misschien al WK-nerven,. Natuurlijk. Aan boord in ± krap een uur, waardoor we weer op het tijdschema in konden lopen, serveerde men ons nog iets te drinken en een sandwich met worst en kaas. Toen de meisjes het afval ophaalden, begonnen we alweer te dalen. Ik zat aan het raampje, stoel 12 A.”

II

“Woensdag 12 april 2006, kwart voor vijf.

De grote dag nadert met grote stappen. Vandaag heb ik de allerlaatste boodschappen voor de grote reis gedaan: hemdjes, fotobatterijen, heuptasjes, sigaartjes enz. enz. Hierbij nog een nuttige uitdrukking voor a u b bij geven in het Mandarijn:
Qǐng nǐ xiào na
Wilt u a u b met vreugde (lachend) ontvangen:
请你笑 ?
De holwortels (vogeltjes op tak) bloeien met een dozijn. De tweede L. martagon staat er weer. De primula’s veris (sic) beginnen ook en de speenkruiden. Doei.”


I

二(èr) 〇(líng) 〇(líng) 六(liù) 年(nián) 一(yī) 月(yuè) 二(èr) 十(shí) 二(èr) 日(rì) 星(xīng) 期(qī) 天(tiān),

zondag 22 januari 2006

“In karakters en pinyin dus; de eerste datering in dit reisboek is al op vrijdag, 20 januari, 2006, bij elkaar gezocht, omdat er zondag, als we naar de Summum Chinadag gaan in Artis, Amsterdam, geen tijd zal zijn om dit soort ingewikkelde kunsten te doen. Het is wèl onze eerste stap naar het Middenrijk, China!
Zondag, vijf voor tien a.m
Met hindernissen zitten we nu in de trein naar Amǔsìtedàn, zeggen de Chinezen. Kaartautomaat 60 (Spaubeek) stuk, en in Sittard, onderaan de trap twee keer moeten proberen vanwege de 000 vóórcode. Nog net de vroeg aankomende sneltrein gehaald.”

Bunter

vrijdag 11 juli 2008

Chinees dagboek 2



Vrijdag 11 juli 2008,

Met Bunter op weg naar Beijing!

Chinees dagboek, deel 2
中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)二(èr)部(bù)分(fen)

Merk op dat er één karakter veranderd is, namelijk het derde van achter: in plaats van 一(yī) voor 1 staat er nu 二(èr) voor 2. Zo moeilijk is dat toch niet, hé? Voor de rest nauwelijks Chinees vandaag, wel een beetje botanisch Latijn.
Hier komt de echte tekst:

“Woensdag 12 april 2006, kwart voor vijf.

De grote dag nadert met grote stappen. Vandaag heb ik de allerlaatste boodschappen voor de grote reis gedaan: hemdjes, fotobatterijen, heuptasjes, sigaartjes enz. enz. Hierbij nog een nuttige uitdrukking voor a u b bij geven in het Mandarijn:
Qǐng nǐ xiào na
Wilt u a u b met vreugde (lachend) ontvangen:
请你笑 ?
De holwortels (vogeltjes op tak) bloeien met een dozijn. De tweede L. martagon staat er weer. De primula’s veris (sic) beginnen ook en de speenkruiden. Doei.”

Toelichting:

Het vraagteken in de plaats van het vereiste vierde Chinese karakter staat er, omdat ik in 2006 het ná-karakter nog niet kon vinden. Het gaat om dit karakter: 拿(ná), waarmee de beleefde formule in het Mandarijn compleet is. Let ook op: de ‘x’ wordt in het pinyin als een dikke s uitgesproken en de ‘í’ als een ‘ie’. Over de vier/vijf tonen van het Mandarijn kunnen we het wel en volgende keer hebben. Of helemaal niet.
De laatste zin van het dagboekcitaat gaat natuurlijk over mijn achtertuin. De Holwortel moge ook bekend zijn als Vogeltje-op-de-kruk of Corydalis cava. Een prachtig bolgewasje, dat elk jaar opkomt uit een soort hol erwtje in de grond en dat zich tot mijn onuitsprekelijke vreugde uit een uitgezet exemplaar van een bollenfirma na twintig jaar helemaal gevestigd heeft in mijn toen nog wilde tuin. De L. martagon, staat uiteraard voor Lilium martagon, de Alpenlelie, die wel steeds verschijnt in mijn tuin op twee plaatsen met een stengel, maar op geheimzinnige wijze steeds weer verdwijnt voor de bloei. Slakkenvraat? Lelie-haantjes? Ik weet het niet, maar elk jaar ben ik er weer even verdrietig om. Primula veris - er moet natuurlijk Primulae staan – is de Gulden Sleutelbloem, de diepgele, en niet de meer zwavelkleurige P. elatior, de Slanke Sleutelbloem.
Tot slot: ik moet me geweld aandoen om mijn eigen dagboektekst niet te voorzien van lolligheden, correcties en aanvullingen. Ik doe het niet, maar zwelg daarom in deze toelichting.
Tot blogs

Bunter

woensdag 9 juli 2008

Met Bunter naar Beijing!



woensdag 9 juli 2008

Met Bunter op weg naar Beijing!

Chinees dagboek, deel 1

中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)一(yī) 部(bù)分(fen)

Voorpret

二(èr) 〇(líng) 〇(líng) 六(liù) 年(nián) 一(yī) 月(yuè) 二(èr) 十(shí) 二(èr) 日(rì) 星(xīng) 期(qī) 天(tiān),

Vlak hierboven staat letterlijk: twee nul nul zes jaar een maand twee tien twee dag weekdag hemel. Dat is de gebruikelijke manier van dateren in het hedendaags Chinees. Bedoeld is of wij zouden zeggen: zondag, 22 januari 2006. Ik heb de uitspraak in pinyin (pienjien) erboven laten zetten door de computer met de toonstreepjes van de vier tonen van het Mandarijn. Die uitspraak kun je niet zomaar lezen met je Hollandse tong. Dat moet je eerst een paar keer horen! En helemaal bovenaan staat waar het om gaat: China dagboek, eerste deel. Zeg nu niet meteen: wat doen die Chinezen dat moeilijk! Wij gebruiken maar liefst 20 letters, cijfers en een komma om een datum weer te geven en het Mandarijn heeft aan veertien, toch vrij simpele karakters genoeg. Alleen al dat woord: januari: wel zeven letters, waarvan er maar twee hetzelfde zijn. Moeilijk, hoor. In China schrijven en zeggen ze gewoon: maand één. Klaar. Om nog maar te zwijgen van ons woord ‘tweeëntwintig’. Dertien letters, maar liefst! Dat is toch volstrekt belachelijk! En om het ons gemakkelijk te maken jatten we de cijfers van de Arabieren. Ja, zo kan ik het ook, zouden ze in China zeggen.
Kom me nou niet vertellen dat Mandarijn-Chinees moeilijk om te leren spreken of schrijven of lezen is. Psah! Chinees is anders dat is alles. Het is een gewone taal van mensen, zoals jij en ik. Dit om vast te snuffelen aan het Chinees en om de cultuurshock vast een beetje voor te bereiden, als u met mij op weg gaat van Hong Kong naar Beijing in ongeveer 30 dagen. En via de lange weg: eerst dwars door het zuiden, dan naar het noorden tot aan de grens met Tibet en dan pas naar het noord-oosten naar Beijing. De lange route, dus.
Hier begint de oorspronkelijk tekst van het dagboek, zoals ik het dag voor dag met een vulpen heb neergeschreven in een prachtige ‘paperblanks minitraveller’ van de firma Hartley &Marks Publishers Inc., 224 gebonden en gelinieerde, zuurvrije pagina’s in een stevige en stijve donkerrode omslag (ISBN 1-55156-384-3), alias een Coat Pocket Memento Pouch oftewel een buidel voor herinneringen die in je jaszak past. Genoeg ingeleid, hier volgt de .originele tekst. En wees gerust: de datum luidt steeds in het Mandarijn, maar daar wen je aan na mijn gedegen uitleg en heel af en toe valt er een Chinees woord. Dat moet toch kunnen. Alles is in plat Hollands. En de datum hadden we al:

zondag 22 januari 2006

“In karakters en pinyin dus; de eerste datering in dit reisboek is al op vrijdag, 20 januari, 2006, bij elkaar gezocht, omdat er zondag, als we naar de Summum Chinadag gaan in Artis, Amsterdam, geen tijd zal zijn om dit soort ingewikkelde kunsten te doen. Het is wèl onze eerste stap naar het Middenrijk, China!
Zondag, vijf voor tien a.m
Met hindernissen zitten we nu in de trein naar Amǔsìtedàn, zeggen de Chinezen. Kaartautomaat 60 (Spaubeek) stuk, en in Sittard, onderaan de trap twee keer moeten proberen vanwege de 000 vóórcode. Nog net de vroeg aankomende sneltrein gehaald.”

Bunter

dinsdag 8 juli 2008

In de tuin, daar is het fuin!

Dinsdag 8 juli 2008,


Dit kopzinnetje had natuurlijk officieel moeten rijmen. Ik bedoel: het rijmt wel, maar het is geen Nederlands. Jammer, net zoals het zinnetje: “In de tijn daar is het fijn” ook al niet rijmt volgens de spellingswet. En als je ‘hof’ neemt voor tuin, dat zit je met rijmwoorden als bof, sof, mof, lof, dof. Puur op basis van deze simpele taalkunde zou ik zeggen: Nederland en tuinen, dat gaat niet samen. Ik denk dan in de eerste plaats aan het weer, verder aan de bodem en ook aan hoe we met onze vrije tijd omgaan. Het heeft hier geregend op Maria-Ziep, op 2 juli. Dat is de oude feestdag van het bezoek van de zwangere Maria aan haar al even zwangere nicht Elisabeth in de bergen (Lucas 1, vers 39 en volgende), waarbij Maria het ‘Magnificat’ zingt, een van de meest revolutionaire en krachtige teksten van de hele Bijbel, een tekst, waarvan je hoopt dat hij ooit ook nog eens een keer in de Koran neerdaalt.
Ziep
Welnu: als het regent op Maria-Ziep ( het was niet lang, maar wel heftig), dan regent het nog zes weken, af en aan, omdat de lagedrukstroming boven West-Europa blijft liggen. Dat is de meest bekende weerwijsheid uit het zuiden des lands. En vandaag regent het ook.
Waardering
De bodem in Nederland: klei, vooral vette rivierklei en dakpannenlöss in het zuiden, zand en veen. Op weinig plaatsen vind je de korrelige, zwarte, losse aarde, de ideale tuingrond. Daar moet je jaren aan werken met bemesting en compostering. En dan de vrije tijd. Vandaag de dag wordt die ons minder en minder gegund door de politieke leiding van dit land. Zelf, geboortig van vóór 1950 heb ik nog kunnen profiteren van een pre-vut-regeling, maar collega’s die maar twee jaar jonger dan ik zijn, zien als een berg op tegen pensioen op hun 65ste of nog later. Er bestaan van die gore VVDmoppen, die op grond van kromme berekeningen laten zien dat elke normale werknemer via ATV, weekendverlof, overuurcompensatie, ouwelullendagen en veel vakantiedagen nauwelijks aan echt werken toekomt door het jaar. Bah! Er wordt hard genoeg gewerkt in dit landje, maar er is van hogerhand, zal ik maar zeggen, zo weinig waardering voor. Mijn stelling is: de wereld gaat aan vlijt ten onder.
Kakken
Vandaar dat je raar wordt aangekeken door de meidoornhaag, als je op een doordeweekse dag bv. ’s ochtends of op de middag lekker staat te spitten/schoffelen/ wieden of wat dan ook in je eigen tuin. Terwijl het hondje zit te kakken in het gemeentelijk grasperk/ trapveldje, krijg je de maat genomen in meesmuilende termen: het gaat jou goed, hé, lekker tuinieren, terwijl iedereen hard moet zwoegen op de steiger of in kantoor. Deze spreker had ik verleden week bijna door de meidoornhaag heengetrokken om hem van nabij van repliek te dienen met de steel van mijn spade. Ik word een beetje heel erg beroerd van die calvinistische ethiek van JPB en zijn kliek. Het is een zegen dat hij niet meer met die VVD regeert, maar de sfeer is nog niet opgetrokken. Genieten, ontspannen, zelf kiezen wat je doet. Dat is allemaal verboden: iedereen moet slaafs aan de economie werken en verder niks. Mag ik even braken? Ik mag ook verwijzen naar de Volkskrant van zaterdag 5 juli, blz. 33 in Het Vervolg: Jan Tromp in ‘Leeg land, vol hoofd’ in combinatie te lezen met ‘Eindelijk uitslapen’, interview met Rob Trip op blz. 35.
Lusthof
Nu ik niets meer hoef en altijd vrij heb, echt altijd, heb ik mezelf over deze drie tuindrempels heengewerkt en ben aan de slag gegaan in MIJN TUIN! Onze echte, professionele tuinman Leon van de Bolt heeft verleden jaar eerst voor het uitgangspunt van de ontginning gezorgd. Hij legde twee nieuwe terrassen (boven en beneden), bestraatte twee paden, legde een trap van zeven treden neer en omgaf het benedenterras met betonnen zitelementen. Omdat mijn tuin redelijk verwilderd was, heb ik het tuinbeleid radicaal omgegooid van wilde-planten-tuin naar siertuin. Wat zeg ik? Lusthof! Ons hoekhuis is aan drie kanten omgeven door tuin. De voortuin is ongeveer vijf meter diep en tien meter breed. Vervolgens loopt er een strook van 5-6 meter breedte over de hele lengte van ons oorspronkelijke bouwperceel, dertig tot veertig meter lang van voor tot achter. Voor zover die strook grenst aan de blinde zijmuur van ons huis is het onze zijtuin. Hij is afgezet met een ongeveer drie meter hoge meidoornhaag, die elk jaar door Leon onder handen wordt genomen om haar in toom te houden. Dat is onze groene stadsmuur. Achter het huis strekt zich de achtertuin uit, niet meer dan 10-12 meter diep (ongeveer 6-7 meter breed) met twee terrassen en een trap. De tuinruimte rond het huis zal alles bij elkaar 300-350 vierkante meter beslaan.
Slakken
Ten westen van het benedenterras heb ik een eerste bloemperk proberen aan te leggen. Na aanplant van de eerste jonge plantjes, begreep ik al snel dat we dit jaar zuchten onder een ware slakkenplaag van naaktslakken en segrijnslakken met huisjes op de rug. In no time was mijn jonge groen tot aan de wortels afgeknaagd en wel zodanig, dat het plantje zich niet meer herstelde. Denk aan hoge lobelia’s, rode zonnehoeden en riddersporen. Voor het eerst in mijn leven heb ik moeten ingrijpen in mijn tuinleven op een negatieve manier. Ik heb op een avond drie diepe schaaltjes met bruin bier ingegraven op niveau maaiveld. Dat heeft toch zeker tweehonderd naaktslakken het leven gekost. Ze zijn een vrolijke, zoete en dronken dood gestorven, al heb ik ze niet horen zingen ’s nachts. Deze massieve aanval bleek lang niet voldoende, want het gezauwel ging gewoon door. Daarom heb ik in arren moede naar de groene huisdiervriendelijke slakkenkorrels van Escar-Go gegrepen en nu lijkt de plaag onder controle. Ik denk dat vooral de Ater rufus, de beruchte wegslak, feloranje of zwart met enorme ogen op steeltjes en veel honger, de boosdoener was.
Mollen
Zo’n slakkenplaag spreekt zich snel door in de dierenwereld, want hulptroepen van die kant zijn al gesignaleerd. Hebben jarenlang egels op slakken en wormen in mijn tuin gejaagd met veel kabaal, nu zijn heel stilletjes de mollen binnengetrokken. Ik heb tenminste al drie of vier typische heuveltjes mogen ontdekken in de nog verwilderde delen van mijn tuin. Als ze niet teveel verwoestingen aanrichten, mogen ze hun gang gaan. Zijn de slakken op, dan hoop ik dat ze vertrekken en anders is onze huiskater Youp er nog altijd. Hij kan veel muizen aan. Waarom geen mollen? De oorzaak van dit alles zijn natuurlijk de snoeihout- en bladafvalhopen die ik her en der in de tuin heb aangelegd, en de composthoop. Daarin overwinteren de egels, maar de slakken (ook Helix pomatia, de wijngaardslak) zijn er ook dol op.
Kaardebol
Met wilde planten heb je niet zoveel last van slakken. Er vallen wel gaten in hun blad, maar de planten groeien zo snel, dat ze er nauwelijks echt hinder van hebben. Neem nou de Alant, waarvan de Griekse variant (Inula helenium)(bovenste foto in de zijlijn) in mijn tuin, voor achter en opzij, welig tiert. Of de Dipsacus lanciniatus, de Slipbladige Kaardebol (foto 2 in de zijlijn), ook een van de pronkstukken van de wilde tijd van mijn tuin. Die groeit, slakken of niet in een paar warme, vochtige weken vanuit een plat rozet uit tot een reus van aan de drie meter met talloze zijbloemtakken. Dit jaar heb ik er drie! Dankzij het klimaatprobleem, want eigenlijk is Nederland de uiterste noordgrens van zijn areaal. Sorry, ik geef ook altijd het botanische Latijn erbij. Dat is niet om deftig of geleerd te doen, maar dat ben ik zo gewend, in het verleden vaak tot ergernis van mijn eindredacteur en soms tot verbijstering van mijn chef, maar die heb ik niet meer! Hoera!! Omdat ik in een oud klooster ben opgegroeid (geduld, ook dat verhaal gewordt U nog!) blijft Latijn veel beter in mijn hoofd hangen dan andere talen.
Guerillero’s
In mijn zijtuin heb ik onder langs de meidoorn zware, ingewassen-grint-tegels liggen. Vanuit die strook vertrekken richting huis een stuk of zeven, acht strips van stoeptegels, die het perceeltje in evenzovele perkjes verdeelt. Dat moet mijn systeemtuintje en kraamkamer worden, waarin ik wil zaaien, aanplanten, stekken en gewoon botanisch rommelen en uitproberen. Ook daar had een verbond van metershoge Brandnetel (Urtica spec.), Geel Nagelkruid (Geum urbanum), Stinkende Gouwe (Chelidonium majus) en vooral Kruipende Boterbloem (Ranunculus repens) en Kleefkruid (Galium aparine) het heft in handen genomen, zoals die ouwe boef Robert Mugabe in Zimbabwe. Ik ben ervan overtuigd dat de eerste landbouwers van Limburg, de Bandkeramiekers, al tegen deze botanische guerrillero’s geknokt hebben om hun spelt en hun eenkoorn uit de grond omhoog te krijgen. Decimeter voor decimeter moet je met een spade de grond voorzichtig lossteken en dan verder met je handen de bovenste laag verbrokkelen en de wortelpruikjes losstrekken en in een grote bak verzamelen. Elk stukje wortel dat ontsnapt loopt weer uit tot een volledige plant met uitlopers. Zo is zwakte de absolute kracht van dit gewas: uiteenvallend wortelgestel of gemakkelijk afbrekende stengel: het leidt altijd tot nieuwe groei. Drie perken zijn al opgeschoond en van compost voorzien (foto 3 van boven). De rest van de ‘geheime tuin’ is nog een jungle, maar zal uiteindelijk ook buigen voor mijn spa en mijn bats (platte schop).(foto 4)
Zo is de buitenste helft van de voortuin ook al op de schop gegaan in een verhit gevecht tegen de woekerende Bonte Gele Dovenetel (Lamiastrum spec., ik kan ze niet meer exact op naam brengen, omdat de bloei is afgelopen.). Ik heb wat bodembedekkers geplant en wil er later en kleine collectie Stokrozen en Riddersporen houden.
Okkernoot
Het echte pièce de résistance van mijn tuin is toch de Walnotenboom in het uiterste noordwesten. Deze Juglans regia, alias Okkernoot, (foto 5) staat misschien vijftien jaar in de achterste en buitenste hoek van mijn tuin, maar heeft al een machtige kroon en kruin ontwikkeld, waaruit nu al vele jaren een vracht aan heerlijke noten neerklettert in september en oktober. Op de foto is duidelijk het zogeheten St. Janslot te zien. Nieuw uitgelopen twijgen met nog donkerrood blad eind juni. En overal gloren de helgroene basten van de snelgroeiende nieuwe noten. Elk huis van aanzien in de Zuidelijke Nederlanden en verder richting zuiden had vroeger enkele notenbomen op het erf. De noten leveren zeer goed en smakelijk voedsel, terwijl van de basten fantastische, natuurlijke schrijfinkt gemaakt kan worden (ook dat recept komt naar de lezer(es) toe). Onder de noot is mijn lekkerste tropische plek. (laatste foto) Er dansen muggen in de avondzonnestraaltjes, er hangt een licht als onder een diepgroene klamboe, er groeit een forse varen en overal staan de primitieve, groene oerbloemen van het geslacht Helleborus, in dit geval foetidus, Stinkend Nieskruid, een achternicht van de kerstroos. Daar lig ik vaak in de zomer in een fancy ligstoel met schommelfunctie en waan me aan de tropische kant van de aardkloot.
China
Tot zover deze kennismaking met mijn tuin. Vanaf morgen ga ik in de aanloop naar de Olympische Spelen in Beijing (北京), noordelijke hoofdstad, letterlijk vertaald elke dag een stukje reisdagboek van april/mei 2006, toen mijn vrouw en ik vier weken door China reisden in georganiseerd verband, op deze blog zetten. De aantekeningen staan nu in slecht leesbaar schrift in mijn reisdagboek en schreeuwen om toegankelijkheid en openbaarheid. Ik denk dat de tijd nu relevant is voor dit egodocument. Ik zou graag willen horen of lezen, wie dit niet wil lezen. Of misschien juist wel. Laat eens wat weten!
Tot blogs
Bunter

woensdag 2 juli 2008

Waarom toch?

Waarom toch die blog, jong? Die vraag heb ik mezelf gesteld, nu zelfs mijn dierbaarste geestelijk bezit -- mijn zuurdesemrecept, dat mij in leven houdt – nog op geen enkele reactie mocht rekenen, zelfs niet van de persoon die er mij drie weken geleden, vlak voor mijn pre-vutverscheiden er uitdrukkelijk naar vroeg. Is het dan enkel ijdelheid in de Multatuliaanse zin van : ‘Ik wil gelezen worden´ met de toevoeging ‘nu eenmaal’. Een soort verslaving?
Welnu: ik wil in de eerste plaats voorkomen, dat mijn terugtreden uit het arbeidsproces een soort mort civile ten gevolge heeft. Een soort doodzwijgen, waaraan ik zelf meewerk. Na een vrij pittig gevecht met mijn laatste opperplantage-eigenaar heb ik mijzelf het recht verworven om een freelancerbestaan op te bouwen met bijdragen aan andere regionale media, al dan niet in columvorm. Er is geen zogenaamd concurrentiebeding in mijn vel geprikt en daarom bereik ik per 1 augustus de echte vrijheid. Ik ben op dit moment nog bezig mijn laatste twee vakantiemaanden op te maken onder een nog steeds van kracht zijnde CAO met het beruchte, middeleeuwse artikel acht: geen publicatie elders dan na schriftelijke toestemming van de opperkoffieplanter. Weigering mag alleen als er concurrentie in het geding is. Alsof concurrentie niet de beste economische drijfveer is die er bestaat. Soit!
Dagboek
En je hebt toch ook een dagboek, al jaren? Waarom dan nog een blog?! In mijn dagboek lees alleen ik: daarin gaat het over een diepere laag van mijn bestaan en over onverbloemde kwalificaties van personen die ik ontmoet. Dat hoeft bij mijn leven niemand anders te lezen. In mijn dagboek schrijf ik met mijn kostbaarste bezit, een gouden Parker/Duofold-vulpen. Mijn blog doe ik met het toetsenbordje van mijn Toshiba-schootscherm. Ik krijg die Amerikaanse termen niet uit mijn blokjes getimmerd. En nu doet zich het biologische feit voor, dat mijn stijl via de letterblokjes van mijn toetsenbordje zich veel sneller ontwikkelt. Dat het schrijven veel sneller gaat en de associaties en invallen als het waren groeien als haren van een penseelschimmel, als die eenmaal het juiste milieu getroffen heeft en de twee gameten zich verenigd hebben.
Er staat inderdaad gameten en niet gaanwe-eten, wat we toch wel gaan doen, vandaag. Gameten zijn geslachtscellen die na samensmelting een nieuw individu kunnen laten groeien. Gameten van vrouwen heten eicellen, van mannen heten ze foutief zaadcellen. Mannen hebben geen zaad, beste lezers, mannen hebben stuifmeel net als de meeldraden van rozen en al die andere prachtig bloemen in de natuur. Basta, maar dit geheel ter zijde, natuurlijk.
Daarom dus, ik vat samen: kinderen uit huis als vleugelnoten, schrijfdrang anders dan in het geniep van een geheim dagboek, pre-vut-vrijheid en de toetsenbordtechniek die althans in mijn synaptisch systeem tot snellere associaties leidt. Maar er is meer! Ik ben geen navelstaarder die zijn eigen zinnetjes rijgt en ze vervolgens als Bijbelteksten vereert. Ik ben vooral benieuwd naar wat zoveel mogelijk anderen vinden. Om daar weer op te reageren.
Geilaard
Zo schreef mij als tweede reagente Tineke Tuynbroecke heel boos. Ik ken haar al van de derde klas lagere school van in de klas bij de muzikale meester Köllner in het Maastrichtse Wijckerveld (Don Bosco-school, inmiddels totaal gesloopt aan de Noormannensingel!). Ze was als door een wesp gestoken door een opmerking bijna aan het einde van mijn lange lembasrecept. Een kopje koffie, schreef ik en dan begint het mannenwerk. Ik bedoelde natuurlijk het kneedwerk van de deegmassa, waarvoor je vrij veel spierkracht in handen en vingers moet hebben. “Jij dacht natuurlijk aan het kneden van vrouwenborsten, geilaard, maar dat kunnen vrouwenhanden ook heel goed, jij mannelijk chauvinistisch zwijn” En zo ging Tineke Tuynbroecke nog een heel tijdje door in steeds vlammendere taal die voor een nette blog, zoals de mijne, absoluut niet geschikt is. Ik weet intussen dat Tineke, van mijn leeftijd uiteraard, is uitgegroeid tot een pracht van een pot, als ik dat zo positief mogelijk mag zeggen. En zij staat pal voor haar ‘Einstellung zum Leben’. Daar doe ik ook niks aan af. Sorry, liefste Tineke, ik dacht hier dus niet aan borsten, maar aan spierkracht in de hand. En kneden is in dit verband ook niet lustverhogend, maar dient om lucht in de deeg te brengen om melkzuurbacillen en wilde gisten energie te leveren om hun werk te doen: het doen rijzen van de massa middels uitstoot van kooldioxide in piepkleine belletjes.
Nog een laatste waarom: ik heb jarenlang in De Limburger en later in de twee Limburgse kranten een column geschreven, een per week, waarvan de omvang om mij onbegrijpelijke redenen steeds korter moest worden. Eerst onder de naam Bunter, de naam die ik ook nu weer als nom de plume gekozen heb. Een van de vorige opperkoffieplanters bij de krant , wiens naam ik gelukkig totaal verdrongen heb, omdat hij gewoon niet deugde en achteraf ook ziek bleek, omdat hij niet tegen zingen kon, verbood het gebruik van pseudoniemen.
Kopdoekjes
In die columns ben ik geregeld te keer gegaan tegen onverdraagzaamheid ten opzichte van de medelanders, Chinezen, Marokkanen, Turken, Ghanezen, Surinamers en ga zo maar door. Ook heb ik me verschillende malen gemengd in die onzinnige kopdoekjesdiscussie. Ik heb onlangs gemerkt dat dat nog steeds nodig is. Tijdens een verenigingsfeestje in mijn dorp was daar plotseling weer het kopdoekje op tafel en oh, die vond het verschrikkelijk en die belachelijk en zus en me zo. Van de kant van mensen, nota bene, die ik hoog acht en die mij de sandalen aan de blote voeten deden losgaan. Hoewel ik totaal onaangenaam verrast was, heb ik me er niet mee bemoeid en mijn mond stijf gehouden in twee streepjes: dat kost me enorme moeite en gelukkig woei het onderwerp toch nog snel over. Ik besloot te blijven zitten en een paar limericks te doen. Dat is mijn hobby. Als mensen uitgelachen zijn om al die vunzigheid, willen ze het versje altijd op papier hebben. Dat kan niet, want de traditie van limericks is absoluut mondeling. Wie ze niet kan onthouden heeft gewoon pech. Alleen hier in mijn blog maak ik een uitzondering: Hier komt-ie, omdat-ie zo toepasselijk is:

Een monnik bedacht in Calcutta
’t wordt hoog tijd, dat ik met de VUT ga.
Want ik heb zoveel zaad
na een lang celibaat.
Ik staar, heel gênant, elke kut na.

Deze is veel te goed om van mezelf te zijn. Neen, neen hij staat in het boekje ‘Van hot naar haar/100 pikante limericks’ van de hand van mevrouw Clothilde Gaugaud Parici, uitgegeven door LJ Veen, Amsterdam/Antwerpen in 2004, ISBN 90 204 0108/831. Dit boekje, het moet nog te krijgen zijn, staat vol vunze, maar perfect lopende limericks die voor hun Engelse parallellen niet onder doen. Een absolute aanrader voor feesten en partijtjes, vooral als Wilderismen over kopdoekjes de kop opsteken. Nogmaals: er is niks mis met kopdoekjes. Net als met onderbroeken, beha’s, vestjes, schoenen, veters en ga zo maar door.
Vauten
Nu had ik nog een technisch probleem: ik heb een hekel aan tikfouten, omdat er ik zoveel maak of laat staan en daar bijna 34 jaar lang terecht voor op mijn kopdoekje gehad heb. Vandaar ook die kleine wedstrijd in mijn eerste blog: zoek de typefout. Ik dacht dat ik er één niet gezien had, maar het waren er wel drie! Nu functioneerde de spellingscontroleur nog niet op mijn blogspot en ik heb nog nergens kunnen vinden hoe ik achteraf de vauten (!) kan verbeteren. Vandaar dat ik nu mijn tekst maak in Word en die vervolgens met copy en paste overbreng in het blogvenster. Tikvauten gaan dus afnemen. Ik heb inmiddels gevonden hoe ik chteraf kan verbeteren en bewerken. Blogspot, habe Dank! Inmiddels breekt hier een fantastisch hoogzomeronweer los. Ik word erdoor afgeleid en stop dus nu. Tot bloggerdeblogs.