zaterdag 27 september 2008

De Waerelt volgens Bunter VII

=====================================================================

Foto: De laatste nacht van de pruimen 2008


Ik laat me hangen voor die pruimen!
Ach, Balk, jij met je RVD-embargo’s. Maak toch van Prinsjesdag een Prinsjesweek en leg je kilo’s geduldig papier ergens in die week op een tafeltje in Nieuwspoort en wacht gewoon af. Het duurt maanden om al die stukken te schrijven. Een enkele week om ze allemaal te lezen en te begrijpen is nog erg krap. En als Kamerleden hun informatie hapklaar uit de kranten kunnen opdoen, dat is toch pure tijdwinst.
Sommige leuke dingen duren gewoon te kort. Voor mij mag de Majesteit elke dag van Huis ten Bosch naar Noordeinde karren in de vergulde koets. Dat is een waar kooldioxide-signaal voor iedereen.
Klepzeiker
Die prachtige pruimenconcerten in Londen begonnen op 7 juli en in de tweede week van september was er alweer de ‘Laatste nacht van de pruimen’. Ook dat is veel te kort. Ik zag zesduizend uitzinnige mensen met vlaggen en nog veel gekkere hoeden dan onze eigen Binnenhof-frutsels van Prinsjesdag helemaal los gaan toen de bas-bariton Bryn Terfel uit Wales de aria ‘L’Onore’ zong uit de eerst acte van Verdi’s Falstaff. Met zijn vette lijf in ondergoed anno 1893, in een echte klepzeiker met een gulpconstructie als een ophaalbrug, las hij zingend zijn twee hulpjes de les over hun eergevoel. “Eer kun je niet eten, het geneest geen gebroken been. Het is maar een woord, een zuchtje lucht”.
Nog honderdduizend mensen op vier plekken in Groot-Brittannië luisterden naar deze puur klassieke muziek. Zelden was ik blijer met deze ‘rage against the metalheads’. Maar 60 concerten en een laatste avond per jaar is te weinig, net als maar een enkele rijtoer. Dat moet en dan kan vaker en veel langer, mensen. En ik weet zeker dat het ook helpt tegen beurspaniek, omdat Amerikanen altijd op de pof leven. Dat is toch oud nieuws!
Herrie
Als het aan mij ligt – en waarom zou dat niet eens een keer kunnen? – dan houden we op met herrie te maken in deze waerelt over onzinnige dingen. Over de vraag bijvoorbeeld of een overheid mag uitmaken wat nieuws is en hoe en wanneer het gepubliceerd moet worden, zeker als het over de centen van iedereen gaat. Die embargoregeling met Prinsjesdag moet weg en wordt het ook niet eens tijd Bea zelf eens te laten zeggen hoe ze erover denkt. Het opdreunen van ambtelijke flutopstelletjes per departement kost haar steeds meer moeite. Ik hoorde, dat ze telkens weer haperde in de Troonrede en zich vergiste. We houden wat mij betreft in Europa dan ook LETTERLIJK op met herrie maken. Ik bedoel de herrie van het auto-verkeer, de herrie van al die zogenaamde disco- en dancefeesten en pop-evenementen.
Botervlootje
Ik vermijd hier met opzet het woord concert aan pop te koppelen, want dat is hetzelfde als een dikke drol in een mooi, antiek botervlootje schijten. Pop is pop, muziek is muziek. Want er zijn zulke prachtige alternatieven: een rijtoer in een koets of vier, vijf is veel te weinig op jaarbasis. Iedereen moet gaan koetsen met paarden. Wat zou dat prachtig zijn. Niet meer dat geknal van opgefokte explosie-motoren maar enkel nog het geratel van wielen op de keitjes of het gefluister van ijzeren bandjes over asfalt. En voor pop komen elke week drie keer uitzinnige pruimenconcerten. Proms, zeggen ze in Engeland en ik maak daar pruimen van. Hele grote gezelschappen met allerhande instrumenten in plaats van telkens datzelfde beuk-orgel in de hoek van het podium en een paar slungels met van die versterkte jank-gitaren. En laat iedereen maar uit zijn bol gaan, meedeinen, meezingen, met vlaggen zwaaien, gekke hoeden op, voor mijn part in blote kont rondrennen. Als het maar mooi klinkt met inhoud. Zelden ben ik zo innig en intens blijer geweest als op die avond, begin september, die avond van de laatste pruimen. Meer dan honderdduizend mensen over vier vijf plekken in heel Engeland, Schotland en Ulster gaan tegelijk uit hun plaat voor klassieke muziek. Heerlijk. Zelfs nu, terugdenkende wordt ik er weer opgetogen van.
Anders
Het kan anders op deze waerelt: minder hard, minder snel, meer logeren, beter plannen, ook minder angst voor van alles en alleen maar genieten van wat mooi is, zodra er even tijd voor is. De natuur gaat zich in de eerste dagen van de herfst al voorzichtig terugtrekken. Dat is ook de tijd voor iedereen om zich eens af te vragen hoeveel beter het niet allemaal kan. Zachter, eerlijker, langzamer, bescheidener, lekkerder, gezelliger, toegewijder, vriendelijker, vrolijker, melodieuzer, geuriger, intenser, liever, mooier, aardiger, vooral ook kleiner, minder opgeblazen, minder trots, minder jaloers, hulpvaardiger, geduldiger. Ja, zeg ik blijf niet bezig. Dit weet toch iedereen! En het mooiste van alles is, dat het ook nog niks of in elk geval verrekte weinig kost, behalve wat moeite en concentratie.
BUNTER
(Deze heerlijke tirade is in verkorte vorm verschenen in het Zondagsnieuws van 21 september 2008 als de column 'Uitzicht Op' met als kop: "Klepzeiker en de pruimen")

Chinees dagboek, deel X I

Chinees dagboek, deel XI
中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)十(shí)一(yī)部(bù)分(fen)

Met Bunter op weg naar Beijing! XI






Tussen de monniken en de
theebalen in Kunming


二〇〇六年四月二十五日星期二,大理
Dinsdag 25 april 2006, Dali, Hong Cheng Juan Hotel, 15.40 uur
Vanmorgen, letterlijk bij het krieken van de ochtend zijn we per nachttrein vanuit Kunming (400 km –zuidelijker—(doorgestreept) oostelijker) aangekomen in Dali, een historisch plaatsje (20.000 inwoners in old town) in het westen van de provincie Yunnan, niet zo ver van de grens met Burma, gelegen aan een groot meer op 2000 meter hoogte met op de achtergrond de 4000 meter hoge Groene Jade Bergen.
Het was een prachtige aankomst. In het oosten gloeide de nieuwe dag. De laatste maansikkel van de oude maan stond hoog aan de westelijke horizon in conjunctie met waarschijnlijk Jupiter en in een busje op weg naar ons hotel zagen we de zon snel opkomen in volle pracht. Een zonnige dag dus, waarop we weinig doen, want Ine heeft nauwelijks geslapen in VIP-coupé 4 van de N982-nachttrein.

Kettingrokers

Er is nog een slaapplaatsprobleem, want, hoewel die goeie Wybe Rood zich opofferde om bij de kettingrokers Bert Cohen en Christiane Erens te gaan slapen, ging dat niet, want Wybe zou boven slapen en Bert en Chr. in het tweepersoonsbed beneden. Christiane wilde niet in één bed met ex-scheikundeleraar Bert C. Dat vond ze te ver gaan. Als rokers en beiden oud-docenten (zij – Nederlands en Engels) trekken ze we veel met elkaar op, maar ze hebben (nog) niks met elkaar is de boodschap. En Bert heeft zo’n slecht been dat hij niet bovenin kan kruipen. Enfin even liep onze Abschnitt het gevaar de oude rookheks C. (‘Frans Erens is mijn oudoom’) te moeten opnemen in plaats van de sympathieke Ernst van Raalte. Maar Wybe kreeg beneden in de hardsleeper-sectie nog een bed en beide a-socialen konden in gescheiden coupé’s, neen in 1 coupé, C. boven B. beneden. We hebben even moeten puzzelen om alle bagage in het slaaphokje te proppen maar op de prullie na, lukte het. Wat heeft een mens toch weinig ruimte nodig. Er loeide wel keiharde Chinese muziek (instrumentaal) door de loopgang en in de kamers, maar door buiten alle drie de knoppen op ‘off’ te zetten keerde de rust snel terug. (dit is een tante –Bet-constructie!) Ik sliep snel als een marmot dankzij de vermoeiende excursies rond Kunming vooraf aan het vertrek per trein (22.36 ma – 6.15/6.30 dinsdag Dali) . In Kunming hebben we dus maar een nacht geslapen en ontdekte ik dat mijn uitspraak van cèsuo (toilet) niet deugde (met scherpe ss-en).

Stenen Woud




Foto: Mooie Samimeisjes bij het Stenen Woud
De excursies in Kunming gingen naar Shílín 石林, het stenen woud, waar we ruim een uur hadden. Daniël onze lokale gids , die allengs slechter Engels begon te pratsjen, wilde dat wij in groepsverband naar binnen gingen, maar dan kent hij zijn Hollanders niet! Het Stenen Woud, een karstverschijnsel van kleinere kalksteenpiekjes en rotsjes en hele grote geërodeerde kalksteendoolhoven, viel ons wat tegen. In de eerste plaats was het favoriete plekje SW van Summum dicht voor alle publiek vanwege een Unesco-inspectie in september voor de Mondiale Heritage-selectie .




Daarom moesten we langs een hele kermis van toerisme en jongelui in lokale klederdracht. Dat zijn de Samimensen, een ondertak van het veel grotere Yi-volk met eigen taal en dialecten en cultuur. De meisjes lopen met brede banden om hun hoofd met spitse uitstekende driehoekjes bij hun oren.

Foto links: nog meer mooie Sami-meisjes













Foto: Een indruk van het Stenen Woud, lin(2)shi(2)


Wij gaan naar de Leeuwenvijver en het paviljoentje, waar plotseling weer prullariaverkoopsters opduiken die we het nakijken hebben gegeven. Dan kijken we even in het centrale Stenen Woud voor een indruk, maar meer ook niet: hěn máng: heel, heel druk. We vinden er ook niet zoveel aan.


De Bamboo-temple

We gaan terug naar K. en lunchen heerlijk weer met zijn allen rond de grote tafel in het sjieke Weilong-hotel: hotel van de machtige, sterke draak. Heerlijk met stukjes konijn in een mandje en soep na. Ine haar spijsvertering speelt op van deze uitspatting, maar ze kan dankzij de pilletjes nog mee naar de Bamboo-temple. Een prachtig complex hoog boven op een forse berg/heuvel ten noorden van K. Bijna was het feest niet doorgegaan want ruim een kilometer van de weg erheen is serieus opgebroken vanwege een nieuwe schijtpijp (riolering). Onze Goldfinger-hoed-chauffeur loodst ons erdoorheen en daar staan achter twee stokoude sequoia’s (Sempervirens-type met conifeertakken) al twee oude monniken die ons manen vooral geen foto’s te maken. Natuurlijk geen Ollander die er zich iets van aantrekt. De specialiteit van dit complex met zijn vier tempelhoven is een verzameling van geschilderde terracottabeelden van monniken in karikaturale stijl met prachtige overdreven koppen. Ze staan redelijk in het schemerdonker en onder het stof in zijkamers aan de eerste hof in 3-4 rijen hoog op regalen, een breed soort boekenplanken. De een met een huisdier, de ander roddelend met zijn buurman, sommigen in gebed enz. enz. de mooiste beeldengroep bevindt zich in de zijwanden van de hoofdtempelzaal. Surfende monniken op zeegolfjes zie je daar met allerlei dieren als surfbord. Een van de monniken


Foto: Specialiteit van de bamboo-tempel: kamertjes vol met monnikbeelden


heeft als rechterarm een meterslange boomtak met bovenaan een handje om een bloem te plukken. Hier stond al een klooster onder de Tang (800-1300) en de beelden zijn van meester Li guangxin en 5 assistenten; ze dateren uit 1880 ± maar zien veel ouder uit. Li mocht na deze tour de force niet meer boetseren vanwege zijn gebakken spot met boeddhisme en monniken.(Capitool 376). We genieten van dit kleurige complex. Onder de monniken van Li bevinden zich ook donkerbruine negergezichten en blanke, westerse facies.

Theehuis

En dan komt de verrassing van de dag van onze gids. Hij brengt ons achterin een sjieke villawijk naar een Theecentrum. Een echt theehuis, waar we 3 of 4 soorten Thee mogen proeven, terplekke gezet en uitgeserveerd door drie mooie dames in klederdracht. Yunnan province blijkt de navel van de aarde te zijn op theegebied. Thee groeit hier niet aan struikjes, neen, aan grote, forse bomen. We proefden in een wervelende show de Stemma-tea voor goede leverfunctie en algemeen welbevinden. De juffrouw smakte snebberig met de lippen: zo moet je proeven. Ze gaf ons ook de Pu’erh Thee, die met ouderdom beter wordt tegen maagzuur, constipatie en goed tegen bloedvetten. Je valt er bij hele sloten per dag van af en het helpt tegen ‘gloe gloe gloe’ in de maag (draaiende handbeweging daar) tegen bra bra bra (boeren met hand aan de mond) en boem boem boem (down there) met een neerdrukkende beweging bij de billen. Er is ook nog Jasmijn zonder medische indicatie en thee voor de luchtwegen. En wie iets koopt krijgt gratis een Manneken Pis van aardewerk. Dze schitterende demo in het thee-lokaal met uitleg over het ontdekken van het fermenteren van theeblaadjes en de ronde schijven thee voor transport naar Tibet en India, ontaardt in een zeer agressieve verkoopsessie. De dames zijn zeer aanhoudende verkoopsters en alleen met het argument van de beperkte kofferruimte komen we ervan af met de kleinste Pu’er verpakking voor toch nog 60 yuan en het manneken. Maar het was toch leuke informatie.

Margootje

Het gaat niet goed met Ine. Ondanks pilletjes houdt het aan. We besluiten daarom met richtlijnen waar? van Cees witte pistolets, bananen en water te gaan halen na terugkomst in het hotel. We vinden wat we zoeken als treinavondeten en ontbijt na de nacht. Het ontbijt in Dali, hier, geschiedt in een café, waar ik mijn allereerste thee met yakboter uitgeserveerd krijg in een grote donkerhoute boterkarntonnetje (sic). Het ziet eruit als zwaargeschifte, zeer slappe koffie verkeerd met een enkel vet-oogje en het smaakt niet vies. Mariska filmt, Ine griezelt en Wybe beweert dat het niet de echte yakboterthee is. Ik zal het in Xiache nog eens proberen. We zingen ‘Zij kon het lonken niet laten’ (3 coupletten), Margootje, en doen iets uit de Verjaardag van me dochter van Wim Sonneveld, zaliger en gaan dan heen. Ik ga nu de stadsmuur van Dali bekijken. Ine blijft helaas in bed. Doey.

21.02 u. Dali, nog steeds.




Foto: San ta alias de drie pagodes, de blikvanger van Dali.


Het gaat iets beter met Ine 一呢 , geloof ik; Maar nog steeds op witbrood en kippensoep. De lunch bestond voor mij vanmiddag uit een lokale specialiteit: een soort dikke, witte noodles in een grote kom met veel pepertjes, gefrutseld kippenvlees en groenten. Beetje pittig maar, maar niet te erg.
Ine nam kippensoep maar moest toch halverwege de maaltijd terug naar het hotel, omdat een hurkWC met diarree niet zo geweldig is. Ik bleef alleen achter, ook om mijn heerlijke Pu’érh-tea (twee porties) te savoureren (als rode wijn!) en ine haar kommetje nog wat leger te amken. 6 Euro was de rekening, ongeveer. Vanmiddag (zie boven) heb ik van ½ 4 tot ½6 zitten bijschrijven, terwijl Ine bijlas en sliep en vervolgens ben ik naar de Oostpoort gelopen vanaf het hotel. In ruim 35 minuten en aangezien ik beloofd had binnen een uur terug te zijn, stuurde M. me een paardentaxi met voerman. Hij gaf me een kontje, zodat ik in de hoge wagen kon en hobbeldehobbel in een kwartier was ik terug in het hotel. De voerman wilde afslaan van de rechte weg naar de oude stad in en werd daartoe via een knetterend hard megafoontje ook gemaand door de politie die hem toesprak. Ik wees echter rechtdoor en de goede ziel liet de politieauto staan en ging mijn richting in. Goed zo, baas. Het duurde echter vrij lang, voordat ik ons hotel in zicht kreeg. En wel aan de verkeerde kant van de weg dus fout! Intussen hadden de woedende agenten in hun autootje ons weer achterhaald en begonnen ze de arme man weer te verketteren per megafoon. Hij vroeg 20 元 (yuan) voor de rit en gezien zijn loyale gedrag gaf ik hem die zonder discussie. Hij negeerde de politie niet helemaal, m,aar gaf met handgebaren mij de schuld. Hopelijk blijft het bij een waarschuwing.



IJslepel


Foto: Het lekkere straatje van Dali
We zijn in het bekende lekkere straatje gaan eten. Ine: wittebrood – hele dikke sneeën met boter erop geroosterd – met jam en ik iets dat stond onder ‘braises the rice’ met gemengd seafood. Vooraf kreeg ik de 3-gangen thee van Dali , keurig aangekondigd in het Engels door onze jonge ober: This is the first course of Dali tea: the bitter tea. In het middelgrote ronde kommetje. Toen kwam de grootste kom met de zoete thee, getrokken van een soort selderij, in ieder geval geen bruine theeblaadjes. Ik moest hem door mijn tanden drinken om niet al de dikke droesem binnen te krijgen. En tenslotte, ook weer afgeroepen: de nasmaakthee in het kleinste kopje en verdomd: nasmaak hoor. Hoofdgerecht met een lange ijslepel geserveerd, op een zwarte vierkante schotel met op de witte rijst een niet gaar gebakken spiegelei vol niet gestold eiwit in een ring om de dooier. Ik bracht met verve weer mijn wǒ yong kuaizi chi fan en gelukkig was er ook soep in een rijstkom. Ik heb onze Chang laten zien hoe het moet en hem tenslotte de goede raad gegeven lǎowài altijd stokjes te geven en ze om een lepel laten vragen. Alles voor 48 元。
Einde 21.30 uur.

BUNTER

Er is geen toelichting.

B.

vrijdag 19 september 2008

De Waerelt volgens Bunter VI

Opstaan, voor rechters en voor vrouwen, ook voor vrouwen pleiten, zoals deze bevlogen advocaat, getekend door Honoré Daumier in de negentiende eeuw, zo hoort het! Zet hem op, mr. Enait.

Bot en onbeschoft

Natuurlijk zijn alle mensen gelijk. Niet alleen voor de Rotterdamse advocaat Mohammed Enait, maar ook voor de geprivatiseerde energiebedrijven in Nederland. Van dit glorierijke beginsel, waarvoor zoveel dappere mensen hun leven lieten door de eeuwen heen, wordt vandaag de dag schandelijk misbruik gemaakt. De afdeling netwerkbeheer van de energiebonzen denken dat alle mensen op gelijke wijze belazerd kunnen worden met te hoge transportkosten voor gas en elektra. Nota bene een miljard euro tussen 2004 en 2009. Twee ergerniswekkende dingen: de Nederlandse Mededingsautoriteit (NMa), de nationale waakhond tegen flessentrekkerij en monopolievorming door bedrijven heeft deze tarieven vastgesteld. En het ministerie van Economische Zaken zegt dat feit al lang bekend was, dat het niet onrechtmatig is en dat het teveel betaalde niet kan worden teruggevorderd. Dàt wil ik nog wel eens zien.

Extraatje

Wat doet onze overheid dan? Mensen met een inkomen tot iets boven het minimum krijgen met de kerst een extraatje van 50 euro. Hier heb ik dus geen woorden voor. Eerst toestaan en bevorderen dat alle mensen belazerd worden en dan een deel van die mensen ook nog met een fooi afschepen. Ongelijker en doortrapter kan niet! En als die mr. Enait in Rotterdam deze feiten had aangehaald om niet op te staan als een Nederlandse rechter binnenkomt, dan zou ik geneigd zijn hem gelijk te geven. Het is echter duidelijk, dat mr. Enait zijn advocateneed van art 3. Advocatenwet op grove wijze geschonden heeft. Hij heeft eerbied gezworen voor de rechterlijke autoriteiten. Ik stel mij zo voor dat deze man om het goed te maken geheel staande en pro deo voor iedereen in Nederland een zaak aanspant tegen de overheid om die miljard euro, vermeerderd met negen procent wettelijke rente over vijf jaar terug te krijgen. Dat zou ik pas eerbied voor alle gelijke mensen noemen.

Wantrouwen

Ik ben geneigd generaliserende argumenten waarin de woorden ´alle’ of ‘gelijk’ of ‘mensen’ met het uiterste wantrouwen te bezien. Natuurlijk zijn niet alle mensen gelijk. Mensen zijn uniek in hun eigenschappen, niet alleen in hun DNA of hun vingerafdrukken, maar ook in hun karaktertrekken, hun persoonlijkheden en hun hebbelijkheden. Een vrouw is niet gelijk aan een man en omgekeerd. Daar gaat het niet om. Waar het wel om gaat, is de gevolgtrekking uit dat gegeven van fundamentele ongelijkheid. Wat doe je met verschillen tussen mensen? Is dat aanleiding om een standenmaatschappij in te richten, een bovenlaag van betere mensen in het leven te roepen? Of mogen vanwege die ongelijkheid vrouwen nooit managers worden en moeten ze geregeld geslagen worden en mogen ze pas met toestemming van hun man de straat opgaan? Of is het eigenlijke principe eigenlijk dit: natuurlijk lijkt geen enkel mens exact op een ander, maar dat mag geen aanleiding zijn om mensen anders te behandelen als het om fundamentele rechten, verdiensten, voorrechten en gunsten gaat? Hoewel alle mensen verschillen hoeft niemand zich beter dan een ander te voelen. Het zal allicht zo zijn, dat mensen met een grotere koppigheid, met een grote mond of veel spierkracht of mensen die goed met geld kunnen omgaan, rijker of beroemder of wellicht zelfs gelukkiger dan veel anderen worden, het mag geen politiek zijn, geen overheidsbeleid om dat nog eens extra in de hand te werken. Gelijke rechten en gelijke kansen voor iedereen, dat is een mooi ideaal.

Tegendeel

Iemand die zich op de gelijkheid van mensen beroept om niet te hoeven opstaan voor binnenkomende rechters, die zich immers ook in staande positie bevinden bij het binnenkomen, verdient dus sowieso wantrouwen. Mijn stelling is, dat vergaande argumenten van mensen vaak bedoeld zijn als hun tegendeel. Iemand die zegt: alle mensen zijn gelijk, dus ik hoef niet op te staan voor binnenkomende rechters, lijkt te bedoelen: Kijk al die anderen die opstaan zijn gelijk, maar ik ben een beetje beter, ik hoef dat niet te doen. Ik beschouw die rechters als mijn gelijken en ben dus beter dan de rest. Daarom ben ik ook zo razend benieuwd naar wat die merkwaardige jonge moslimadvocaat in raadkamer tegen de Rotterdamse rechtbank voor een verhaal heeft opgehangen. Die rechters beslisten namelijk dat hij het recht had te blijven zitten ondanks de advocateneed. In deze toch wel belangrijke kwestie blijft er een hoop in de mist op die manier. Het is zaak die mijnheer Enait in de gaten te houden. Wanneer hij vasthoudt aan zijn foute gedrag, kan de beroepsgroep gelukkig snel effectieve maatregels nemen. Schrapping van het tableau dwz verwijdering uit de beroepsgroep vanwege een ernstige overtreding is zo’n maatregel.

Dame

De strenge etiquette van vroeger schreef voor dat zittende mannen gingen staan, wanneer een dame de kamer, de zaal, het lokaal binnenkwam of een van hen aansprak. Dat zie je vandaag de dag nauwelijks nog iemand doen. Ik zie het vaak in oudere films en persoonlijk vind ik het een mooi gebaar van respect en aandacht. Opstaan en bijvoorbeeld je pet of hoed afnemen, wanneer je iemand iets vraagt of wanneer je aangesproken wordt… Wat zijn we met zijn allen toch eigenlijk bot en onbeschoft geworden…

Bunter

(Een kortere versie van deze verzuchting is op 14 september 2008 als column onder de titel ‘Gelijk’ in het Zondagsnieuws verschenen)

Chinees dagboek, deel X


Chinees dagboek, deel X


(zhōng)(guó) ()()()(shí)()(fen)


Met Bunter op weg naar Beijing! X











Met Fei Fei tussen de minderheden


二〇〇六年四月二十三日星期日天

Zondag 23 april 2006,

Ping An, een lieflijk dorpje tussen de rijstterrassen van Longji. Dat is kennelijk de naam van de streek, want geen dorp heet hier zo. We arriveerden hier zaterdag, gisteren om 14.00 uur na een rit vanaf 09.00 uur uit Yangshuo. Hier is alles rijst, rijst en paddi, paddi (sic), de terrassen als balkonnetjes tegen de berghellingen aangesmeerd tot 800 – 1000 meter hoogte.



Foto: De terrassen van Ping An.

Er wonen hier verschillende ‘minderheden’ die alleen van elkaar verschillen door taal, eet- en feestcultuur en haardracht van de vrouwen. Het eerste deel van onze rit gaat over gewone snelwegen met af en toe in de uiterste linkerbaan een tegenligger: schijnt hier heel gewoon te zijn. Zhuang, Dong, Yao en Miao heten de minderheden. De laatste 10 km van onze rit gaat uit de karstregio steil omhoog een gebergte in met bochtige slingerwegen. De laatste ± 500 meter naar ons ‘Guest House Ping An, zo heet ons hotelletje, gaat te voet omhoog.









Foto: Roze Zhuang-vrouwen met hun koffermanden.

De Zhang-vrouwen (sic) in hun kleurige hardroze jakken dragen in grote manden de koffers op hun rug naar boven. Ine gaat in een heuse Chinese draagstoel met twee hijgende en zwetende mannen, een voor, een achter. Zij heeft ook de rugzakken bovenop zich. De mannen moeten 3X rusten van het dragen, dus Ine wordt ingehaald door de simpele voetgangers. Een lege draagstoel volgt mij tot halverwege en dan geven de mannen het echt op: de pang laowai gaat het zelf halen! Ik spreek uitgebreid met het Dong-meisje Zeng (hoor: tsung) Fei Fei een Chinese bloem van negentien lentes die alles van Engels wil weten. Ze spreekt het al aardig behalve bij moeilijke zaken. Ni hao in haar taal klinkt als ‘na zhang how mi’. Wel een soort Chinees maar toch anders. We maken ’s middags een trapwandeling van 3 uur naar een naburig dorpje en lachen ons te barsten tijdens een hilarisch supper in het donker.

17.20 uur: We zitten in het vliegtuig (feiji!) naar Kunming, stad van de eeuwige lente, net opgestegen met bijna een uur vertraging. Terug naar gisteren. Net aangekomen in Ping-An kregen we een lunch op ze Chinees: veel Aubergine, nootjes en andere groentes en flintertjes kippe- en rundvlees. De aubergines zien eruit als blokjes lijkenvlees, doordrenkt van vet. Ze worden ook nauwelijks aangesproken. Na de lunch een van de merkwaardigste wandelingen ooit gemaakt: in ganzenmars over steil dalende en stijgende trappen in tegels van zwarte hardsteen die de lijnen van de rijstterrasjes volgen.

Foto: De trappen van Ping An

De trappen zijn gelukkig droog en er is weinig pratsch. Je moet heel goed uitkijken waar je je voeten zet en hebt daarom weinig gelegenheid om van het sprookjes-achtige landschap te genieten. We lopen vooral naar beneden langs de rijstranden, maar ze staan nog niet vol water en zijn nog niet beplant, want zo hoog in dit gebergte van de Zhuang-mensen is maar 1 oogst per jaar mogelijk. Ze hebben dus alle tijd. Ik loop met mijn dubbele wandelstok met vering en met tropenkap en klep op in het zonnetje en dat gaat goed. Toch is de bal van mijn linkervoet erg pijnlijk. Ik maak heel formeel kennis met Fei Fei Zeng en geef haar mijn visitekaartje (mingpian!). Ze vertelt over de begrafenisgebruiken in China, omdat we langs graven in de steile helling komen. Een graf is een holte in een berg, steil als een muur, afgesloten door een steen, gesteund door twee zuilen. Fei Fei kan de namen of de naam in drie verticale rijen karakters zo lezen en zien of het om een man of een vrouw gaat en hoe oud hij/zij is geworden. Als ze in detail gaat hoor je pas goed hoe slecht haar Engels is en hoe lapidair Chinees haar zinnen. Maar Fei fei wil meer en beter Engels gaan leren. Ze kan in elk geval charmant communiceren met volslagen vreemdelingen. Ze draagt het zuurstokroze jakje van de streek. Het landschap is moeilijk te omschrijven. We lopen langs zg. hoogtelijnpaadjes langs poepsteile hellingen en alle huizenbouw is in hout.

Af en toe passeren we huizen waarvan de straatkant altijd open is en bedoeld is als ‘bedoening’. Mensen groeten vriendelijk. We zien een kweekbak voor vis, we ontmoeten bordurende vrouwtjes, werkend aan de tasjes voor de agressieve verkoop of de kapjes voor jongens. We zien ook vrouwen (4) en een man bij elkaar zitten en theeblaadjes plukken van van theestruiken afgesneden takken. Ik mag een blaadje meenemen voor mijn verzameling botanica. (Kèyi?) Fei fei laat ons ook een kartonnen bakje zien met een laag boombladeren, waarop zijderupsen (?) of gewone andere rupsen zich bewegen, als speelgoed voor de kinderen. Zij beweert dat het om silk-catterpillars gaat (of: silkworms’, dacht ik. We zien ook dat een dik varken op een soort draagbaar door twee mannen naar boven wordt gedragen. Het dier ligt vastgebonden op ze rug en er loopt een vrouwtje bij dat steeds roept (volgens Fei) dat ze het beest moeten omkeren op zijn buik.

22.55 uur Chuanho Hotel alias Shipping Hotel, alias Steamboat Hotel, 499 Beijing Raod Kunming. Ja we zijn aangekomen in de stad van de eeuwige lente, al lijkt het een miljoenenstad (4-) op bijna 2000 meter hoogte te zijn met drukke verkeersaders en huizenhoge Amerikaanse lichtreclames. Aankomen gebeurde niet zonder slag of stoot: in de eerste plaats een dik uur vertraging en vervolgens een landing met een harde klap, waarbij de plane nog even loskwam en toen definitief op het landingsbeton kwakte. In de afzink ook al een klein luchtzakje. Voor het vertrek nog even gekletst met een paar winkelmeisjes in de vertrekhal. Ze vinden het geweldig om met zo’n slappe hoed uit het westen Engels te praten. Ze gingen zelfs door mijn boekje, nieuwsgierigjes, om mijn karakters te bekijken en soms verkeerd te verbeteren. Maar terug naar Ping An. Ik wil nog iets opschrijven over de vegetatie langs de trappenpaadjes tussen de smalle paddi’s (sic). Op zich voor 800 meter hoogte en gezien de rest van de vorm van het landschap eigenlijk niet veel bijzonders. Een familielid van de roze slangenwortel, maar dan veel lager en met bolronde bloemaartjes. Misschien het blad van een niet bloeiende orchidee, bleekviolette kleine viooltjes en gentianen van een onvergetelijk hemelsblauw. Bomen heb ik nauwelijks gezien. Wel op weg naar boven: een soort P. tomentosa in wit, roze en paars met prachtig bloeiende bloemen helemaal boven de bladerkroon uit. De Zhuàngvrouwen of de Yao met de lange zwarte haren zijn uiterst agressieve verkoopsters. Nog erger dan de drankverkoopsters bij Moon Hill Yangshuo. Voor geld maken ze zelfs hun haren los. Buiten Yangshuo op weg naar Ping An verschijnen er plotseling pinyin-namen op de richtingborden. Dat is opmerkelijk en voor de eerste keer waargenomen in China. We beleven bij het begin van de steile klim naar Ping An nog een hachelijk moment als onze chauffeur de bus niet in zijn achteruit krijgt als hij een smalle weg rechts naar beneden wil indraaien en precies een meter voor de afgrond staat. Uiteindelijk na 6x proberen lukt het toch. Ik serveer Ernst + Mariska nog een voos custardvullingcakeje. In de opgeblazen verpakking zit enkel stikstof. Tenslotte enkele woorden over het bacchanaal van zaterdagavond. We zakken met Ernst, Bert, Mariska, Annerl, Kim en Benedicte Lochtenberg (ouders in Maastricht) enkele trappen af. Vinden het huisje Countryside van Lulu en Paul te ver en zijgen neer op een buitenterras bij een twijfelachtige tent. We bestellen acht kipvariaties en als twee van de jongere dames effe gaan plassen, kunnen ze in de keuken kijken en een pas geslachte kip zien hangen. Hilariteit en meidengegiechel. Eerst komen twee borden met noedels die Bert en Mariska soldaat maken, dan volgen Kippesoep in een holle bamboestengel Ø 15 cm zeker! Groentesoep, heerlijk jonge bamboestengels en verschillende bordjes met zeg maar grof gestukkerde kip. Geen mooie blanke stukjes filet, maar vleugels, nekjes, stukjes karkas met vel enz. Heerlijk om aan te kluiven. We werken ons kluivend en soppend door al het heerlijks heen, maar intussen moeten we vanwege een onweer met regen naar binnen en daar branden alleen gekleurde lampjes met duister licht. We eten bij het licht van twee primitieve zaklantaarns, waarvan het (sic) onze met zijn wit licht nog het helderst is. Klap op de vuurpijl van deze soiree met best wel vrolijk bier : Annerl ontdekt twee kippepootjes tussen de gestukkerde kip en laat vooral Mariska griezelen. Er wordt gelukkig nog net niet gebraakt. We gaan rond 23.00 uur terug maar Ine is zo door elkaar van de herrie dat ze geen oog dicht doet. Dat levert na de vliegvertraging vanavond en een lange wandeling na (sic) een niet gevonden restaurant (Wei’s pizzeria) toch wel wat geklaag op en soms gezeur. We komen bij De Camel uit (Internetcafé) en Ine kan westers eten (bang voor beginnende diarree) en ik lekker chinees met stokjes. Geluncht hebben we op de luchthaven voor 158 yuan. Dumpling soep (kippesoep met deegballetjes gevulde) en Ine koos de verkeerde keek met Cubaanse slagroommayonaise in 3 of 4 kleuren. Veel geld, terwijl we voor het bacchanaal van za-avond maar 36 yuan de kop betaalden. Als we vertrekken uit Ping An beneden krijgt de chauffeur de deur van de bus niet open. Hij probeert eerst het slot te forceren met een tak, dan op het dak te klimmen met een te korte ladder op 2 stoelen en tenslotte kruipt hij door het raampje bij het stuur.

Bunter

Toelichting:

Een korte toelichting op deze lange aflevering van mijn Chinese avonturen in 2006.


In de eerste plaats de naam Ping An van het rijstterrassendorp dat we aandeden. Ik heb een opschrift gevonden op Internet waarop de beide karakters van deze mooie naam te vinden zijn. Het gaat om het derde en vierde karakter van de regel: 平安. Piehieng, zo uitgesproken vanwege de tweede, stijgtoon, betekent kalmte, rust, kalm zijn, in evenwicht zijn, maar ook wegen en vlak, plat. Het karakter wordt vaak gezien als en tekeningetje van een weegschaal, exact in balans. An (‘Aan’ met een helderhoge lange klinker, graag) betekent vrede, vredig, ontspannen, op je gemak. En in het karakter zien we aan de bovenkant een dak van een huis met een kleine schoorsteen erop en daaronder het basiskarakter dat ‘vrouw’ betekent. Voor Chinese mensen is een vrouw in huis dus aanleiding om zich op hun gemak te voelen, zou je kunnen concluderen op het eerste gezicht. Je zou deze plaatsnaam kunnen vertalen met ‘Kalme vrede’. Mijn Chinees-Nederlands woordenboek van dr. Naizheng Du zegt: ‘vredig en behouden, veilig en wel, gezond en wel’. Een dergelijke naam, ik weet niet hoe oud hij is, moet lange, lange tijd een geweldig ideaal zijn geweest op het Chinese platteland. Als we bedenken wat voor een verschrikkelijke ellende de afgelopen 150 jaar de Chinese bevolking en vooral de boeren getroffen heeft door koloniale oorlogen, de invallen van Japanners en vooral het heilloze bestuur van ‘voorzitter Mao’ dat tientallen miljoenen mensen het leven gekost heeft. Ik ben op dit moment het boek ‘Mao’ aan het lezen van Jung Chang en Jon Halliday en tot over de helft gevorderd. Het is compleet onvoorstelbaar wat deze man Mao aan verdriet en ellende in dat enorme land heeft aangericht. Ping An wens ik op dit moment daarom iedereen in China.

Tenslotte de kippenpootjes (nu in de vigerende spelling met die rare tussen-n, die je eigenlijk alleen op het oostelijke en noordelijke platteland in Nederland uitgesproken hoort) in het duistere ‘restaurantje’ in Ping An. Dat waren natuurlijk niet de ‘drumsticks’ van de geslachte haan – het zijn echt altijd hanen die geslacht worden – maar de echte donkergroene poten met de verhoornde tenen en de krabnagels eraan.


Waarschijnlijk in het gerecht meegenomen door de Chinese kok om ons aan te tonen dat we geen kraai of ekster voorgezet kregen. Een biologisch waarmerk, zogezegd. Zo goed bedoeld en dan gaan me die westerlingen daar wat zitten te giebelen en te griezelen, zal hij gedacht hebben. Wat een idioten! Bunterke heeft als kind nog met dat soort kippenpootjes gespeeld. Want in de jaren vijftig kocht je in Nederland ook nog braadkippen, hanekuikens natuurlijk, bij de slager of op de markt met de poten en de kop er nog aan. Mijn moeder zaliger sneed die pootjes er natuurlijk af en gaf ze ons om mee te spelen. Op het snijvlak kon je namelijk de pezen van de poot vrijleggen. Die zagen eruit als taaie witte lintjes van een heel sterk organisch bindweefsel. Trok je aan zo’n peesje dat kon je de tenen van de haan bewegen of zijn hele poot. Dat was voor ons kleine kinderen, een wonderbaarlijk gezicht. Onze eerste les biologie en anatomie.

B.

zaterdag 13 september 2008

De Waerelt volgens Bunter V

Eeuwig Leven

Op de allerlaatste dag van de officiële zomer was het bloedheet en helderblauw. De zon liet ons alsnog weten: ik weet wel hoe het moet, alleen had ik er dit jaar totaal geen zin in. Ik heb boven de Golf van Mexico flink mijn best gedaan en de resten van de orkanen die ik daar in beweging zette met mijn energie heeft mijn zuster wind allemaal jullie kant opgeblazen.
Natuurlijk op stap met zo’n weer. Op het junglestationnetje in S. was een oploop bij de kaartautomaat. Ongeveer vijf mensen stonden eromheen, van wie een met zijn ogen vlakbij het aanraakscherm. De kaartautomaat in S. staat pal op het zuiden gericht in de volle zon. Daardoor wordt het bedienscherm totaal onleesbaar. Een groot grauw, rechthoekig staaroog met af en toe een flikkering. Waarom zijn al die romantische stationnetjes met loketten en wachtkamers gesloopt? dacht ik nog met vochtig oog.
Ik denk dat het tijd is tegen de achtergrond van het dreigende klimaatprobleem de zon met haar eigen wapens te gaan aanpakken. “Het is een bekend probleem,” zei onze conducteur. “Een afdak voor schaduw hebben we al geprobeerd, maar dat was niet afdoende. Het is vooral de temperatuur. Zoiets kan lang duren bij de NS, weet U.” Ik denk dat het probleem is opgelost als dat afdak van zonnecellen wordt voorzien, waardoor energie voor een schermkoelinstallatie wordt opgewekt. Zo wordt de drempel naar de trein op mooie dagen weer verlaagd, de auto weer een loer gedraaid, de kooldioxide-uitstoot aangepakt. Op iets grotere schaal kunnen we op zonne-energie de noordelijke doorvaarten rond de pool weer dichtvriezen en en passant de Noord-Europese kust van enorme ventilatoren voorzien om alle depressies terug naar de Golf van Mexico te blazen om daar de orkanen te smoren. Neen, hoor, ik zit niet in de tweede Deltacommissie!
Broeikas
Natuurlijk zijn deze gedachten verwijzingen naar de Gaia-theorie van James Lovelock (89) een van oorsprong Britse scheikundige die zich via zijn ruimtevaartwerk voor de NASA ontwikkelde tot een soort aardwetenschapper. Hij trok als een van de eersten aan de bel over het gat in de ozonlaag, waarover je nauwelijks meer iemand hoort, net als over de zure regen-paniek uit de jaren zeventig die alle bossen in de ‘oude wereld’ ziek zou maken door de enorme zwaveldioxide-uitstoot van verkeer en industrie en zou ontbladeren.

Foto: De Lovelocks samen in hun achtertuin


Lovelock begon ook als een van de eerste over de versterkte broeikas te roepen en de klimaatverandering door het kooldioxide-probleem. Zijn Gaia-oplossing, waarover je eigenlijk ook niemand meer hoort, gaat ervanuit dat de aarde een biosfeer is, een bol vol leven, dat in staat is zichzelf in stand te houden door biochemische en chemische processen die elkaar beïnvloeden en altijd weer de toestand van het leven in balans, in evenwicht brengen. Hij ziet de mens en zijn intelligentie ook als onderdeel van het enorme Gaia-systeem, niet als beheerder of eigenaar of bestuurder of christelijke rentmeester. In Gaia mag de mens zijn slimheid inzetten om weer een nieuw evenwicht in natuurlijke processen na te streven. Zo zijn er ook mensen die denken dat door het stijgen van het kooldioxide van de atmosfeer, de plantengroei op aarde weelderiger wordt, omdat de planten kooldioxide aan de atmosfeer onttrekken voor hun stofwisseling of assimilatie. Dat leidt weer tot een afname van CO2 in de dampkring en het afnemen van de broeikasdreiging.
Kernenergie
Lovelock is een van de weinige milieufreaks op de wereld die een rotsvaste voorstander zijn van de toepassing van kernenergie als alternatief voor de fossiele energiebronnen als kolen, olie en gas. Ooit heb ik geprobeerd een interview te regelen met deze totaal onafhankelijke milieubuitenbeen, die in de binnenlanden van Cornwall woont. Toen hij de Heinekenprijs voor milieuwetenschappen kreeg van de KNAW in 1990, wist ik zijn telefoonnummer te achterhalen en belde. Ik werd echter afgehouden door een mevrouw Sandy met een jonge stem, die allerlei moeite deed om mij het bos in te sturen. Zijn bemoeizuchtige schoondochter dacht ik eerst nog, maar het moet zijn eigen vrouw geweest zijn. Foto: Huize Lovelock in Cornwall



Intuïtief vind ik het gedachtegoed van Lovelock erg troostrijk. Van hemzelf hoor je niets meer, maar op Internet is zelfs een home-page (www.ecolo.org/lovelock/) van de goede man te vinden. In een ander tijdsgewricht zou hij een prachtige profeet van de eeuwigheid zijn geweest en zouden zijn boeken en tractaten veel poëtischer en minder technisch en wiskundig geklonken hebben.
Foto van Jim en zijn vrouw Sandy in 2007


Zet nu deze lachende foto van Jim eens naast al die duistere en strenge en uitgekotste gereformeerde-ouderling-portretten van oud-minister dr. Cees Veerman, voorzitter van de Deltacommissie die de dijken met miljarden euro’s wil ophogen, eens naast elkaar. Akkoord, dit is een non-argument.
Hoop
Dit alles, terwijl ik alleen maar wilde stellen, dat als onze zon door wat voor invloeden dan ook meer energie loslaat op onze planeet, wij van die energie gebruik kunnen maken om de nefaste gevolgen van opwarming met koeling te neutraliseren. Elke ramp neemt zijn eigen hoop mee. Zoals Hoop als laatste uit de doos van Pandora
kwam. Vraag me niet of het leven op aarde eeuwig is. Mijn persoonlijk leven in elk geval niet, dat staat 100 procent vast! En dat van James Lovelock ook niet.
BUNTER

(Deze column is in verkorte vorm gepubliceerd in Zondagsnieuws van zondag 7 september 2008, rubriek Uitzicht op met als kopje 'Onleesbaar')

Chinees Dagboek, deel IX

Chinees dagboek, deel IX

(zhōng)(guó) ()()()(jiǔ)()(fen)




Met Bunter op weg naar Beijing! IX

















Hello, Bamboo!!



二〇〇六年四月二十一日星期五

2006, april 21, vrijdag 22.15 uur


Friendship Hotel, laatste nacht, Yangshuo. Terug van een vermoeiende dag, waarvan we twee onderdelen hebben laten vallen: de sound- en light-show van 8 tot 9 langs de Li-rivier en de klim van 800 treden naar het maanvormige erosie-gat in de Moon Hill. Dat trokken we echt niet meer. Wat we dan wel trokken? Om ½9 in de hall appel. Met se allen te voet naar de fietsenboer voor onze bikes ‘Zixingche’ op ze Chinees. Iedereen ging mee naar een dorp op het echte Chinese platteland.

Foto: Ploegen op het platteland


We reden eerst een stuk langs de grote weg en toen kruip door, sluip door de rijstpoldertjes vol zwoegende Chinezen en karbouwen. Sommigen planten rijst, anderen werpen de zaailingen in de modder. En wij maar kijken en fotograferen. In het dorp is het niet echt druk. De boerenwoningen staan dicht op elkaar, gescheiden door steegjes geplaveid met grote stukken zwarte steen, vaak niet meer dan 1,5 (scilicet: meter) breed en volgescheten door de koeien en buffels. Naam van het eerste dorpje met leuke, ni hao-zwaaiende kleutertjes, onbekend, maar wel aan de little dragon River.

Foto Rijst planten:


-- Inmiddels zijn we onze oude mobiele telefoon kwijt. Omdat we na het fietsen nogal wel zo tamelijk onder de dunne gele modderspatten zaten, ging ik aan de receptie beneden een borstel vragen. Het meisje zei: ik laat er wel een brengen naar 2206. Daarna zijn we nog een hele tijd bezig met douchen en badderen en de borstel komt niet. Dan gaan we de stad in om te eten. Ine een Spaghetti Bolognese die veel te vroeg komt en ik de beroemde Beerfish van Yangshuo die enorm vol Spaanse pepertjes zit, waaromheen je de hele vis moet ontleden. Met paprika, tomaat en knoflook. Heerlijk. Enfin, we komen terug in de kamer en nog steeds geen borstel te zien, ook niet voor de deur. Na veel inpakken en heen en weer schuiven vindt Ine de oude mobiel niet: Weg. Overal gezocht, alles weer in en uitgepakt en de eerste conclusie is dat waarschijnlijk onze borstelmevrouw de mobiel heeft meegenomen. Jammer, maar helaas! We kunnen natuurlijk niets bewijzen.--

Enfin, terug naar de dag. We crossen verder over het platteland en brengen het grootste deel van de groep naar Moon Hill, waar je 800 treden op moet. Voordien is de oudste deelneemster aan de reis hard op haar rug van de fiets gevallen omdat er vlak voor het eerste dorp een rotsig stuk pad is met dikke keien. Ze ligt echt plat op haar rug op de grond. We schrikken ons allen te pletter, maar ze staat op en fietst zo verder. Mirakel! Het tweede incident is dat de oude scheikundeleraar met onafscheidelijke pijp in de bosschages langs het pad rijdt met zijn elektrische scooter en eruitgetrokken moet worden. Ook hij mankeert niets en kan gewoon verder. Bert (oud) en zijn vriendin Christiane (oud-lerares Nederlands en Engels op VMBO-niveau) blijven daar zitten. Ze gaan niet de reuzentrap op en ook niet met de broer van Pol Xu en schoonbroer van Ruby naar het dorp van de kleine draak (Xialong). Daar bezoeken we heel leuk de onderbouw van de lokale lagere school. We worden omzwermd door gillende kindertjes en mogen zelfs even meekijken tijdens de les. Heel, heel leuk! Al die kleine boefjes zijn eropuit om die rare vreemde snoeshanen voor de gek te houden. Er gaat een hartelijk gelach op als ik pontificaal zeg dat ik de páng lǎowài ben, de dikzak van een buitenlander. Ze lachen zich te pletter.

Moon Hill:


Rond Moon Hill en zo worden we aggressief (sic) belaagd door vrouwen met koude frisdranken in de aanbieding. We fietsen verder naar de dorpen maar als we terugkomen is het: Hello, je had beloofd nu iets te kopen! Uiteindelijk weet ik een Zij-actief-tante het nakijken te geven met de toverformule van mevrouw Zhou: hěn bàoqiàn, kǒngpà, bù xíng. Het spijt me heel erg, het gaat niet. Hoe anders is de aanpak van de mannen langs de kleine-draak-rivier. Zij kunnen enkel in het Engels zeggen: Hello Bamboo. En pas later begrijp ik wat ze bedoelen: Wil je op de rivier varen met onze bamboevlet-bootjes, waarop twee stoelen zijn gemonteerd naast elkaar? Hoe lapidair kunnen de Chinezen in hun taalgebruik zijn? Hello bamboo! Er is dus nog leven tussen de karstpieken: er stromen kleine rivieren die brede dalen voor paddi’s (sic) hebben gemaakt. Maar de bergen zelf dat ze alleen met aangebrachte trappen te beklimmen zijn! Het eerste stuk van de weg tussen de dorpen en ook vanaf het dorp naar Moon Hill zijn een grote pratsjbak. Ik rij op een gele mountainbike met een slecht spatbord en zo spatte mijn hele rug vol modder. Dat leidde tot de borstelvraag en waarschijnlijk tot de diefstal van onze mobiel. Jammer dus!

Uitzicht vanaf Moon Hill. Daar zijn deze twee vermoeide eigenwijzen niet geweest. Jammer dus


Ik leer vandaag nog twee Chinese woorden: yué yì huā voor een kleine paarse balsemien bij het begin van het eerste dorp (jiù xiàn (in de marge)), waar we overigens ook lunchen met heerlijke gerechten in een boerenhoeve met leuke kleine meisjes in een snelpoepzeikbroekje. En ten laatste ontmoeten we bij de fietsenboer een groep Chinese meisjes uit Midden-China Xiaanxi of zoiets die Engels met ons willen praten. We moeten ook op de foto en ik geef mijn míngpiàn. Altijd een prachtige act. Zij geven me het Chinese woord voor modder - (mud) - níba maakt het gebaar voor de tweede toon als ik de eerste lettergreep te weinig nadrukkelijk doe. 泥巴 níba dus.

BUNTER


Toelichting:

Zo klinkt fiets in het Mandarijn: tsuh-ssiehieng-tsjuh. De x in het pinyin wordt als een dikke s-klank uitgesproken en de u-klank als in het Nederlandse ‘put’. Later in de bergen hoor ik van scholieren dat ze met enkel ‘xíng’ ook genoegen nemen als de context eenmaal duidelijk is.

Op deze datum meld ik het veronderstelde mobieltje-incident. Ik heb dat in de vorige toelichting al opgehelderd. Ik ga niet alle Chinese oprispingen helemaal na, maar de formule: hěn bàoqiàn kǒngpa bù xíng (klinkt als: ggen pautsjiejèn koengpaa poe ssiehieng) ( 歉,恐 ) is een heel belangrijke. Het is voor iedereen een China de allernetste manier om heel vriendelijk, maar beslist iets te weigeren zonder aanstoot te geven of schaamte te veroorzaken. Letterlijk overgezet in het Nederlands betekent de formule: mislukking of verontschuldiging in de armen dragen; bang zijn, niet goed gaan/ niet in orde komen. Het Chinees verbuigt totaal geen werkwoorden, geeft ook in de spreektaal enkel het werkwoord in onversneden vorm. Daarom is het ook niet goed letterlijk te vertalen. De context van het zinsverband geeft de werkwoordsvervoeging: Het spijt me, ik ben bang dat het niet lukt. Zo’n taal mag je toch lapidair noemen niet en het heeft zijn invloed op mijn eigen geschrijf. Want in de twee zinnen tussen ‘Maar de bergen zelf’ en ‘pratsjbak’ zijn ook zo krom als een hoepel. Anakolouth is de vakterm: krom en moeilijk te volgen.

Vergeef me de aanduiding van de luierloze, openkruis-kleuterbroek. Zoals het er nu staat, klinkt het te voyeuristisch.

Tenslotte het aanbieden van de míngpiàn (miehiengpiejèn), het visitekaartje. Altijd met twee handen, vlak naast elkaar, en de duim boven vastpakken en met een hele, kleine buiging vooruitsteken. De ontvangende partij moet ook met twee handen ontvangen. Probeer het maar eens in China. Het is een ceremonie in de dop.

B.

zaterdag 6 september 2008

De Waerelt volgens Bunter V

Hoogbegaafd? Het zou wat!

Kinderen, die van de natuur al veel hebben meegekregen, krijgen er van staatssecretaris van Onderwijs Sharon Dijksma (PvdA) er nog eens 10 miljoen bij. Hoogbegaafde basisscholieren krijgen extra lessen en meer leerstof en worden extra uitgedaagd om te voorkomen dat ze zich gaan vervelen op hun kakschool.
Een ding staat voorop: alle belastinggeld dat in onderwijs wordt gestoken is goed, fantastisch zelfs. Maar dan? De invoering van de pret-pakket-Mammoetwet in 1966 heeft veel geld gekost en was het werk van onze Jo Cals (KVP). Nu lijkt het erop, dat na jaren van PvdA-onruststokerij in het onderwijs met brede school, basisvorming, studiehuis, VMBO en noem maar op, het roer om is. Het gaat er kennelijk niet meer om zoveel mogelijk kinderen bloot te stellen aan zo nuttig mogelijke kennis en kunde, maar nu zijn de bollebozen aan de beurt. En al op basisniveau. Die basisscholen zijn vanaf de tijd van Wim Deetman (CDA) stelselmatig financieel uitgekleed onder het mom van invoering van een nieuw soort onderwijs. Die politiek culmineerde in de overheveling van het onderhoud aan schoolgebouwen van het rijke rijk naar de armlastige gemeente. Toen begonnen zelfs de basisscholen te potten, te beleggen en reserves op te bouwen.
Trots
Het probleem van hoogbegaafden is ouderlijke trots. Ouders van kinderen die het goed of geweldig doen in hun scholen - ik was zo’n ouder en ook zo’n kind - zijn natuurlijk enorm trots op hun kroost en terecht. De ervaring leert, dat kinderen die hun leerstof snel en goed opnemen, extra gevoelig zijn en op latere leeftijd vaak sociale of psychologische problemen ontwikkelen.



Het is vaak geen pretje om hoogbegaafd te zijn, omdat er zoveel misverstanden over bestaan.
De ouderlijke trots is vaak gebaseerd op een overschatting van de IQ-score. Het is gewoon niet verstandig bij alle schoolprestaties die eeuwige IQ-maatlat tevoorschijn te halen: 120, 130, 140. Het cijfer dat een IQ-test oplevert is niet meer dan een rekenkundig trucje. Het is het resultaat van de veronderstelde geestelijke leeftijd van een kind (Hij of zij kan al sommetjes of testjes maken, die kinderen normaal pas kunnen als ze al (vul maar in) twee, drie of vier jaar ouder zijn.) gedeeld door de werkelijke leeftijd van een kind. Stel een basisschoolkind van 10 kan testen al goed maken, waar normaal kinderen van twaalf aan toe zijn. Twaalf, gedeeld door 10 levert het getal 1,2 op. Vermenigvuldig dat met honderd en je krijgt een IQ van 120. Op deze manier verschaft de IQ-score zich een reputatie van wiskundige trefzekerheid, exactheid en precisie, terwijl er in werkelijkheid enorm veel lucht zit in de beoordelingen van de testjes. Wie maakt uit welke prestaties gewoonlijk door twaalfjarige kinderen geleverd worden en welke door dertienjarigen. Om welk soort testen gaat het dan? Welke rol speelt de beginnende puberteit. Het enige exacte element in de IQ-score is de geboortedatum van de te onderzoeken kinderen. Die staat vast. Verder is alles schatting, inschatting, natte vingerwerk en vermoeden. Bovendien was het doel van de IQ-test aanvankelijk een totaal ander dan het opmeten van de intelligentie van opgroeiende kinderen en het opscheppen daarover door ouders en opvoeders.


Foto: Alfred Binet
Binet
Deze IQ-testen werden rond 1904 ontwikkeld in Parijs door Alfred Binet (1857-1911), toenmalig hoofd van het psychologisch laboratorium van de fameuze Sorbonne-universiteit. Het was een onoverzichtelijk geheel van allerlei proefjes en strikvraagjes en handigheidjes op basis waarvan men de zogeheten mentale leeftijd probeerde te schatten.

Foto: Een van de eerste Binet-IQ-testen: gevraagd wordt een verhaal in plaatjes te reconstrueren door afbeeldingen van voorwerpen in de juiste witte hokjes te zetten.

Doel was aanvankelijk om enigszins moeilijk lerende kinderen, zeg maar trage of domme kinderen, in een klas te ontdekken en met speciale methodes die kinderen te helpen om bij te blijven bij het algemene tempo. Het is nooit Binets bedoeling geweest om met zijn IQ-test de bollebozen uit een klas te achterhalen om ze nog eens te gaan overvoeren met extra geld en materiaal. Binet is altijd tegenstander geweest van de intelligentietheorie, die hoogbegaafdheid ziet als een soort erfelijke eigenschap en domheid ook met dien verstande dat domme kinderen nooit slim gemaakt kunnen worden. Hij zag zijn IQ-getallen als een praktische aanwijzing waar de problemen bij sommige kinderen zaten en als aanknopingspunt om hen te helpen. Hij zag zijn testen niet als een methode om normale kinderen een bepaalde mate van intelligentie toe te meten als in wedstrijdverband. Lage IQ-scores waren in zijn ogen nooit bedoeld om onverbeterlijk domme kinderen terzijde te schuiven te verwaarlozen en ook niet om pienteren nog eens extra te stimuleren. Helaas is zijn aanpak in het uiterst competitieve Amerikaanse onderwijssysteem van het begin van de twintigste eeuw precies in zijn tegendeel verkeerd. Niet alleen de muziek, ook de opvoeding van kinderen is in de VS vaak anders aangepakt met soms walgelijke gevolgen, waarvan herrie en het teveel pushen van kinderen er maar enkelen zijn. Wie daarover een heel duidelijk boekje opendoet, is de beroemde Amerikaans bioloog Stephen Jay Gould in zijn “The Mismeasure of Man” blz 146 en volgende ( 1981, W.W. Norton and Company, New York/London).
Vervelen
Met dit allemaal in gedachte denk ik, als voormalig redelijk hoogbegaafde met een fotografisch geheugen en een pre-Mammoet-schoolcarrière, dat er voor onderwijs altijd geld moet zijn. Dat scholen zich aan een centraal loket zouden moeten kunnen melden en bereid moeten zijn hun boekhouding inclusief spaarpotjes helemaal open te leggen. Hoogbegaafden hebben daarbij geen hoge prioriteit, want intelligentie bestaat voor een groot deel uit aanpassingsvermogen. Een hoogbegaafde die zegt zich te vervelen, is niet hoogbegaafd. In mijn tijd zaten er zelfs hoogbegaafden op de MULO. En laat de besteding van het geld vooral aan het onderwijs zelf over, want hoe hoogbegaafd zijn die politici eigenlijk?
BUNTER

Een kortere versie van deze column is op zondag 31 augustus gepubliceerd in Zondagsnieuws van de Nederlandse Weekbladengroep onder het kopje MULO