zaterdag 1 november 2008

Effe weg,hoor!

======================================================================
Bericht aan de lezer

Batterijtjes

Bunter gaat zijn batterijtjes eens flink opladen in de tropen. Daarom zullen de komende drie weken tot ongeveer eind november geen nieuwe stukken op deze blog verschijnen. Wanneer na bijna dertig afleveringen het Chinese dagboek af is, volgt het reisdagboek 'Bunter in het wilde westen' uit het jaar 2000 en geschreven gaat nu worden: 'Bunter in de tropen'. Voor even dag dus, lieve lezer(es).

Bunter

======================================================================

De Waerelt volgens Bunter XII




Heerlijk, het is weer wintertijd

Als u dit leest hebt u tijd genoeg. Ik bedoel: vanochtend heel vroeg om drie uur, mocht u de wekker en alle klokken in huis een uur terug zetten. Van drie uur ging iedereen in een zucht terug naar twee uur. Dat is een echte tijdreis naar het verleden. Voor mij persoonlijk is het de mooiste tijd van het jaar. Mooier dan kerstavond, oudejaarsavond met boerenmeisjes, abrikozen op brandewijn, het zingen van Gregoriaans tijdens de Paaswake. Ik hoef me nu ook officieel niet meer te haasten, omdat vanaf vandaag alles een uur later mag. Niet dat ik me ooit haast, nee hoor.
Te laat
Ik ben geen haaster meer; daar heb ik met de nodige burn-outs leergeld genoeg voor betaald. Vreemd genoeg heb ik toch ook een hekel aan mensen die te laat komen. Zeker als het om een vaste afspraak met mensen of een bepaald mens gaat. Uit te laat komen, zelfs al gaat het maar om tien minuten, spreekt altijd een zekere minachting, een vorm van verwaarlozing. Wie te laat komt zegt: jij of jullie zijn niet belangrijk voor mij. Tenzij er natuurlijk een een zeer goed excuus is en de vertraging een regelrecht incident dat zich maar heel zelden voordoet. Je niet haasten vergt planning, vooruitdenken en dat is wat ik, nu aangeland in de dertig laatste jaren van mijn leven, esGodbleef, steeds meer doe.
Bakdag
Gek, hé, je werkt niet meer, hoeft ’s ochtends niet meer vast vroeg uit bed en toch staat bij mij geregeld de wekker op zeven uur, half acht. Als het een bakdag is, of een schrijfdag, of een tuindag. Ik wil de ochtenden niet laten versloffen. En er zijn momenten, dat ik denk: ouwe gek, kap er nu mee. Dat kan ook morgen nog, zo meteen is er een mooie documentaire of natuurfilm op de tv. Of iemand spreekt me aan vanaf het voetpad rond mijn landgoedje en we raken in een intens gesprek. Het kan ook zijn, dat er een dagdroom of een herinnering in mijn cortex neerdaalt, die ik even als een clip uit moet zien of afluisteren als het om woorden gaat. Er zijn dagen dat mijn planning verdampt op deze wijze.
Vrijheid
Met absolute vrijheid komen dus op natuurlijke wijze beperkingen en zo is het goed: zwart roept wit op, de nacht snakt altijd naar de dag, de leegte naar vulling, open deeg naar wilde gisten, de stilte naar mooie muziek, de onzin naar mooie gedachten. Het grote verschil met zo’n zomertijdregeling is, dat je in vrijheid zelf je beperkingen kunt kiezen, je afspraken met jezelf, je plannen en planning. Terwijl zo’n zomertijd als een vettig stempel door een anonieme overheid op je gezet wordt, terwijl je er niet om gevraagd hebt. Weggooien
Nooit haast ik me, want ik probeer altijd vijf minuten te vroeg ergens te zijn, op het perron, aan de halte, in het repetitielokaal enz. Nooit haast behalve in de drie, vier weken na het laatste weekend van maart, als we de klok gewoon een uur vooruit zetten en daarmee voor zeven maanden lang elk dag gewoon een uur weggooien, overslaan.
Stinken
Eigenlijk haat ik zomertijd. Het is een bedenksel van de Londense aannemer William Willet (portretfoto's)




in 1907. Hij vond dat in de hoogzomer de zon te vroeg opkwam (3.30 uur) en dat het ook te vroeg donker werd (om 21.30 uur al). Zoveel uren licht, terwijl iedereen nog in bed lag te stinken, dat kon niet. Invoering van zomertijd is in oorsprong dus een ideetje van iemand die denkt dat mensen te lui zijn en vroeger moeten opstaan. Bah! Wat een overmoed om te denken dat de natuurlijke gang van zaken niet goed voor je genoeg is. Ik ben opgegroeid met 100 procent wintertijd, want toen vanwege de oliecrisis de tijdsverschuiving in 1977 weer werd ingevoerd, was ik gelukkig al door mijn heerlijke jeugd heen.
Ontijd
Natuurlijk zijn de argumenten voor de zomertijd best sterk. Anders was die ontijd ook niet over de hele wereld ingevoerd. Toch denk ik dat het ook anders kan: door af te spreken dat het werk een uur eerder begint en de lunch en de
warme prak ’s avonds ook, terwijl aan de tijd niets verandert. Ik denk dat als je mensen bewust laat zien, dat alles vroeger kan beginnen, dat van een collectieve jetlag, zoals nu, geen sprake hoeft te zijn, want zoiets kan geleidelijk gaan. Elke dag een kwartier of tien minuten eerder komen, vier of vijf dagen lang. En als de televisie meedoet. Maar dat vereist wel discipline en, denk ik , een hogere graad van bewustzijn, die wellicht velen niet kunnen opbrengen.
Amapola
Misschien heb ik wel goed lullen, toch, hier in mijn boekenhol, terwijl José Carreras net schuin achter me vanuit een zwarte doos met een draaiend schijfje erin ‘Amapola’ zingt.

Amapola, lindisima amapola,
Será siempre mi alma tuya sola.
Yo te quiero, amada niña mia,
Igual que ama la flor la luz del día.



Amapola is de Spaanse naam voor klaproos en is in het lied, in 1924 geschreven en gecomponeerd als tango door José Maria Lacalle (1860-1937, Andalusia, Cuba, VS), natuurlijk de naam van een heel mooi (lindisima) meisje. Natuurlijk houdt er een ‘ik’ van haar, precies zoals de bloem van het licht van de dag houdt, zegt de laatste regel. Kun je alleen maar van het licht van de dag houden door zomertijd?

Er is, na dit intermezzo, misschien maar een enkele, maar zeer goede reden om de zomertijd te handhaven en dat is vandaag: het terugzetten van alle klokken met een vol uur. Een fijner cadeautje is er niet! Dankjewel alsnog, prikklokmaniak Willet!

BUNTER



Foto: De Engels/Amerikaanse versie van Amapola: ze maken er in 1939 een zoetsappige film van met als titel 'Pretty Little Poppy'.



Deze tijdelijke gedachte verscheen eerder in verkorte vorm in
het Zondagsnieuws van zondag 26 oktober 2008 als column ‘Uitzicht op’ onder het kopje ‘Wintertijd’.

Chinees Dagboek deel XVI




Toegangskaartje tot de tombe van Tang-keizer Wang Jian in Chengdu; echt iets voor een leeswedstrijd.


Chinees dagboek, deel XVI

(zhōng)(guó) ()()()(shí)(liù)()(fen)





Met Bunter op weg naar Beijing! XVI








Thee drinken in Chengdu





二〇〇六年五月二日星期二,

Dinsdag 2 mei 2006 , Chengdu, hoofdstad van Sichuan,

De ‘heetste’ provincie van China. 22.35 uur Tai ji Business Hotel, jianshe-straat 52, Chengdu.

Gisteravond zijn we na het spannende bezoek aan Dafo in Leshan met Ernst en Mariska de stad ingebobbeld op zoek naar wat te eten. Dat lukt niet erg. Het is erg druk en we moeten een tijdje lopen, voordat we in de eetstraatjes komen. Het zijn allemaal lokale Chinese tentjes. We vallen neer bij een Chinees op de bekende kabouterkrukjes aan een tafeltje met een groot rond gat erin, waarin onderin een gascomfoor staat. Er komt geen mens, we laten niets weten en komen niet wijs uit een groot papier aan de geval van het huis onder het afdak, waarvan ik alleen de nummers 1,2 en 3 aan het begin van de regel (sic). Het wordt dus echt eten wat de pot schaft en dat wordt al snel duidelijk. Zonder overigens het gascomfoor aan te steken plaats (sic) de horeca-ondernemer een grote roestvrij stalen schaal in het gat in de tafel met daarin een soort dikke vissoep van waarschijnlijk een lokale riviervis uit een van de twee rivieren die in L. bij het beeld en de eilanden van de grote staande en slapende Boeddha samenvloeien( zie reisgids!). Ik vraag naar de gekookte witte rijst (mifa, de n wordt niet uitgesproken!) en die komt ook. De vissoep is erg lekker al zijn de stukken vis (Mevrouw zit in een hoek van het terras de vis schoon te maken.) erg gratig. Als volleerd Chinees spuug ik ze allemaal uit op de grond voor mijn voeten. Ik tref zelfs vinnen en de staart. Mariska lust geen vis. Ine denkt eerst dat het te vet is, maar ontdekt dan echte bloemkool en taugé in deze oersoep en begint smakelijk te eten met de witte rijst. Ernst is van mijn stiel, zeurt niet, eet alles en houdt van vis. Ik laat de ondernemer, geholpen door het yu-woord (3e toon?) voor vis en het xiè-woord voor schrijven de naam van de vis op een rekeningpapiertje zetten. Hij schrijft in origineel Chinees handschrift 8 karakters op het papiertje en spreekt daarbij de woorden ‘shuàn zǎi’. Dat zijn dus hooguit twee karakters. Deze code gaan we dus thuis kraken met mijn nieuwe woordenboek. De rekening voor ons vieren bedraagt 49 . Dat is nog géén 5 euro! We bobbelen terug naar het hotel te voet, passeren nog een Philipsapparatendemonstratie, slaan onze slag in ontbijt bij een bakkertje en belanden op onze ruime en luxe hotelkamer in Leshan, Jiazhou-hotel 3 sterren. Ons vertrek de volgende morgen naar Chengdu draagt een spectaculair karakter. We staan nog te verzamelen in de hal, als buiten plotseling een lang knallint van rokend rood vuurwerg (sic!) wordt afgestoken. Ik vraag onze ‘jonge’gids Cheng wat er loos is en hij antwoordt lapidair op ze Chinees: wedding. Inderdaad: onder het oorverdovende geknal arriveert in mooie auto’s een Chinese bruiloftsstoet. Bruid en bruidegom stappen uit, schattig jong ding en hij in hemdsmouwen met cravatte en knalrode, lintvormige corsage. We zingen hen voorzichtig de eerste tonen van Wagners bruiloftsmars toe. De familie gaat in vol ornaat onderaan de trap voor een grote roze tulen boog op de foto. En dan worden de laowai ontdekt. Er ontstaat een heuse, korte receptie. We krijgen allemaal twee sigaretten van de bruidegom met twee snoepjes. Ik wens hen shun feng da ji (goede wind en veel geluk) en dan gaat onze hele reisgroep van 14 nog met bruidegom en bruid op de foto. Ik geef de groom mijn kaartje, wǒde míngpiàn, zodat de man enig idee heeft wie hij daar trof.

In ongeveer twee uur in een ruime, koele bus rijden we vanaf 10.15 uur naar een zeer heet (32 ° C) Chengdu.


Een stad van zes miljoen vol enorme verkeersbanen en

Foto: Chengdu by day


grote flats en ‘wolkenkrabbers’ en lichtreclames. Onze kamer in het


And by night!

Tai () ji Business Hotel valt tegen: krap en klein, maar schoon en godzijdank met airco! Ernst, Mariska, Ine en ik besluiten de middag samen op pad te gaan en Christiane Erens, die haar naam steeds verbetert tot Christian, de mannelijke vorm omdat ze ‘ane’ te Duits vindt, vraagt of ze mee mag. Mariska zegt uit de goedheid van haar hart ‘ja’, maar dat zal ze na vandaag zeker niet meer doen. We moeten met twee taxi’s gaan door die lelijke zeurpiet (zo blijkt achteraf. Voor 13 rijden we in ongeveer 20 minuten per taxi naar de hele andere kant van deze miljoenenstad en bezoeken het yongling (永陵) Museum, waar zich de echte tombe bevindt van de allerlaatste Chinese Tang-keizer Wang Jian (èn) (地宫) (±900 na Christus).



We zien een echte tombe-weg met


Foto: Welkom in mijn keizerlijke tombe.

dieren en wachters. We zien de 24 musicerende vrouwen op het tombe-platform, we zien de krijgers die het platform dragen.


Foto: Een van de musicerende vrouwen van Wang Jian



We worden door een lief gidsmeisje de


Foto: Onder deze steenhoop ligt Tang-keizer Wang Jian.

Museumwinkel in gedreven met zachte hand: bomvol jaden draken en peperduur – 8000 en hoger. Zo eindigde dus de grootste bloeiperiode van het klassieke, gouden China. Wij eindigen in een versloft theehuis in de verdroogde theetuin van het museum.


Foto: Gezellig druk, toch, in het theehuis van Chengdu!

Chengdu is bekend om zijn theehuizen met allemaal dezelfde bamboestoeltjes. Heerlijk bijgekomen nemen we een taxi of 2 naar het renmin (Zjenmin-Volkspark, waar Ine eindelijk iemand ziet vliegeren en we ‘iets’ uit de hotpot bestellen: stukjes vlees, piepertjes en tofu en hond of kat. Nog ‘na te dusten’ met vuurrode peperpoeder. We nemen allemaal wat. Mevr. C. niet en ook nog een ijsje. We wandelen door het parktheehuis, waar het gezellig bomvol is en dan heeft C. het al een tijdje op haar heupen: ze wil dollars tegen yuan wisselen bij de Bank of China, maar die is niet in de buurt. Het lukt haar – horen we achteraf – niet en haar opgekropte boosheid viert ze bot op die arme Mariska die de les gelezen krijgt bij terugkomst in het hotel. Wij nemen weer voor het enorme bedrag van 15 yuan een taxi terug naar het hotel, souperen bij KFC op ze Chinees/Amerikaans met een enorme emmer Kèlè tegen de dorst en slapen nog 30 minuten voor we naar de avondvoorstelling gaan.


Foto: Alvast een voorproefje van de spetterende Tang-show

Die heel leuk is – later daarover.

Bunter

Toelichting:

Ik ben er nu nog niet in geslaagd de 8 karakters van de visboer van Leshan te ontcijferen. Het is heel moeilijk lopend Chinees schrift te lezen, omdat de pen niet van het papier genomen wordt en alle strepen zo met haaltjes aan elkaar vast komen te zitten. Tot mijn onuitsprekelijke vreugde staat er een anakoloute zin in dit stukje dagboek: een zin, die niet af is en die niet loopt. Zo door mij neergeschreven, net als indertijd in ongeveer de vijfde eeuw voor Christus de grote Griekse reiziger en historicus Herodotus vele malen deed in zijn tekst. Ik ben nu even echt trots op mezelf.

De twee karakters die ik achter de naam van de Tang-keizer tussen haakjes noteerde slaan niet op de naam van die keizer, maar worden uitgesproken als dìgōng. Die laatste lettergreep betekent keizerlijk paleis, maar de eerste is de algemene aanduiding voor aarde, bodem, veld,. Terrein. Het is ook het voorvoegsel voor ondergrondse werken als metro en zo. In ieder geval is het geen vaste combinatie. Voorlopig houd ik het op ‘ondergronds paleis’. Tenslotte: de theehuizen in Chengdu zijn een absolute aanrader.

En nog iets: het Chinese yu-woord voor vis kent een tweede, stijgende toon, want de derde toon is voor het yu-woord (spreek uit met een lange 'uu' en niet met een 'oe' is voor het woord 'regen'.

B.


.