zondag 25 januari 2009

De Waerelt volgens Bunter XVI


Ergens is er een Bartlehiem voor iedereen

Ik weet zeker dat vandaag al meer dan de helft van de goede voornemens gesneuveld is. Mensen weten niet goed hoe je goede voornemens moet maken. Altijd moet je je positieve doedingen voornemen: zeg nooit: ik stop met roken of met vlees eten of met alcohol drinken. In deze gevallen kun je je beter voornemen: ik ga meedoen met de Elfstedentocht in Friesland. Kijk, dan moet je beginnen met je aan te melden als lid van de Vereniging ‘De Friesche Elf steden’. Heb je dat gedaan, dan neem je elke week een koude douche en ’s ochtends en ’s avonds ga je even buiten staan, neem een flinke teug ijskoude lucht en pers op de longen, een seconde of tien. Verder kun je om de andere dag ’s avonds met je voeten in en teiltje met ijswater gaan zitten met de blokjes die over zijn van de cocktails van Oudjaar.




Onderbroek
Ook rondlopen in huis of op je werk met twee broeken over elkaar hoort erbij. Een lange onderbroek van bijvoorbeeld militaire snit is daar uitstekend geschikt voor. Zo merk je vrij snel waar het materiaal in het kruis gaat schuren. Dat schijnt de voornaamste uitvalfactor te zijn. En natuurlijk gaan slapen met een ijsmuts op. Zo ben je helemaal klaar voor als een of ander steil hoofd in Ljouwert roept: ‘It giet oan’ En je hebt totaal geen tijd gehad om een sigaretje op te steken.
Lauwe wind
Natuurlijk heeft intussen de lauwe wind uit het westen roet in het eten gegooid en werden onze Friezen dit seizoen op een wel heel ongebruikelijke temperatuurverdeling in Nederland vergast: krakende vorst tot min eenentwintig in Zuid-Limburg en omstreken en nauwelijks vijf graden onder nul rond Bartlehiem en Dokkum.

Natuurijs
Gelukkig hebben de Nederlanders begin 2009 hun schaatszucht volledig kunnen botvieren op steenhard en donkerbruin natuurijs. Er waren geen kruisjes te verdienen, maar wat hebben we met zijn allen genoten, zwierend van stempelpost naar stempelpost, slurpend aan snert en zwarte koffie en kauwend op roggenbrood. Er zijn, denk ik, meer schaatskilometers gemaakt in de eerste twee weken van januari 2009 dan in de hele historie van de Elfstedentocht vanaf 1909. Zo groot was de geestdrift, dat de onervarenheid, de stramheid en de koppigheid meer dan tienduizend gewonden veroorzaakten. Van schrammen tot vreselijke blessures!
Euforisch gevoel
Blijft de vraag waarom mensen zich bij strenge vorst en in het zicht van bevroren water zich zo roekeloos blootstellen aan de elementen in plaats van knus bij de open haard te blijven zitten met een goed glas wijn en een voortraffelijke sigaar, kaerel. Medische literatuur laat zien, dat doodvriezen een heerlijke dood is. Je wordt slaperig, krijgt een euforisch gevoel in je lijf en in het allerlaatste stadium zijn er zelfs mensen die het heerlijk warm krijgen en hun kleren uittrekken, zo hoorde ik van mijn buitengewoon invoelende huisarts aan het Fortunapark in Geleen. Daarom denk ik dat kou en schaatsdrang alles te maken heeft met de uitersten die elkaar raken. Mensen in dit land willen de kou trotseren en ondanks dat het krakend vriest toch op zoek gaan naar warmte, naar licht, naar lente in zichzelf. De bokkenspronglente, dat is wat je voelt in je lijf op gladde ijzers in de ijzige wind.
Centraal Plateau
Zelf heb ik een bescheiden versie van de Elfstedenendorpentocht ontwikkeld in mijn eigen omgeving. Mijn voornemen is bij weer en ontij minstens een keer per week vanuit Spaubeek het Centrale Plateau op te trekken en een ronde te maken van enkele uurtjes. Spaubeek is mijn Leeuwarden, Dorpsstraat heet mijn Bonkevaart en dan ga ik bij Op het Broek (Hindelopen?) door een prachtig beukenbos langzaam naar boven. Vanaf het plateau, het oorspronkelijke niveau van Zuid-Limburg, dat door een groep bewogen milieumensen op de kaart is gezet als natuurgebied voor rustige recreatie, kun je Schinnen zien en Puth en Nuth, Landgraaf, Hoensbroek en Heerlen en als je boven aan de Pastorieweg bent, kijk je uit over Geleen, Sittard, Beek, Stein en zelfs bij helder weer Maasmechelen (Dokkum?). Zo, dat zijn genoeg namen.




Toen ik vanmiddag aan het einde van mijn heerlijke zondagse sigaar uit Trinidad de Cuba en mijn rondgang weer thuis aankwam trof ik de lente in mijn eigen tuin. Aan een wirwar van insectenzijde hing aan de vensterbank langs mijn voortuin een forse cocon met een flink gat erin. Er is al één grote vlinder uitgevlogen dit jaar! En vlak in de buurt tussen dor gras en kruiden vond ik de allereerste felgele knopjes van mijn winterakonieten (Eranthis hiemalis, voor de liefhebber van botanisch Latijn en Grieks), bijna open.



Kruisje

Daarom: blijf niet binnen zitten, mensen, maar bied buiten de elementen het hoofd. Iedereen kan zijn eigen Elfstedentocht vinden te voet, per fiets of met loopstokken. Ergens is er een Bartlehiem voor iedereen. Zet hem op en blijf oefenen als boven. En dat kruisje dan? Wel, dat moet echt tussen je benen zitten, hooj. Ach here, dat heb je al lang van je vader en je moeder gekregen!

BUNTER

Veel beknopter is deze tekst verschenen als de column ‘Uitzicht op’ Voornemen in het Zondagsnieuws op zondag 4 januari 2009.


Proficiat!

zaterdag 24 januari 2009

Chinees dagboek, deel XIX


Chinees dagboek, deel XIX

(zhōng)(guó) ()()()(shí)(jiǔ)()(fen)



Met Bunter op weg naar Beijing! XIX


Het stinkt erg

naar ranzige boter

in het klooster

二〇〇六年五月五四日星期五

Vrijdag 5 mei 2006, Xiahe, Gansu, China, 21.45 uur, zelfde hotel

Onze eerste actieve dag in Xiahe op 3045 meter hoogte zit erop. De duizeligheid is weg, de kortademigheid goeddeels, maar we moeten blijven drinken om ons bloed dun te houden. Ons bloed, dat nu als een gek rode bloedlichaampjes aan het bijmaken is om het zuurstoftransport op peil te houden in deze ijlere lucht. Ine’s spijsvertering is nog steeds niet op orde of beter gezegd, opnieuw een beetje ontspoord na een copieus maal gisteravond in het piepkleine hotelrestaurantje met Ernst, Mariska,Inge, Ine en ik. Ik had teveel en Ine te vettig gegeten. Het eerste is niet zo erg als het tweede. Niettemin heerlijk geslapen in de dunne luchten om 9.40 uur naar het grote Labrangklooster vertrokken voor een rondleiding.



Onder de foto: Een stokoude monnik sjravelt langs de gebedsmolens in Labrang.



De eerste indruk is dezelfde als bij vele tempels: gouden beelden, veelkleurige doeken en flakkerende lichtjes. Onze gids is monnik ‘Gentle’, zo is de vertaling van zijn naam die in het Tibetaans Jim Pa luidt.Een vriendelijke man geheel in donkerrode lappen en kleren. In de eerste tempel van alweer een Boeddha vertelt hij ons eerst over de kleurcode van de monniksdracht. De dikke donklerrode lap is voor de winter, de roze is de zomerdracht, dunner. De gele kap wordt alleen opgezet bij bidden en zingen buiten. De orde van de Gele mutsen is de strengste B.-monniksorde: geen alcohol, geen slachten om het vlees, wel vlees eten buiten de deur, geen sex, niet trouwen enz. Het stinkt in elke ruimte waar we komen naar ranzige yakboter. Dat komt omdat yakboter de olie is waarop alle lampjes, godslichtjes en bougies branden.

De tweede tempel is die van de Wisdom B. We verstaan eerst allemaal de Western B., maar dat blijkt een vergissing. Er zijn ook monniken met rode, witte en zwarte kappen. De eersten mogen trouwen en leven met hun vrouwen in het klooster. Dan betreden we het ‘museum’ een vierkante donkere zaal met een soort voorwerpen die je bij ons in de schatkamer van een stokoude kerk zou verwachten. Alle teksten Tibetaans of Chinees.

Vervolgens de extra ranzig ruikende collectie van yakboterbeelden (vierkante taferelen), die prachtig geverfd zijn, toch deerlijk muften en om de paar jaar helmaal bederven. Elk jaar maken jonge monniken in competitie nieuwe boterbeelden. Bah. Voor het Nieuwjaarsfeest. Twee jonge Amerikaanse economen in opleiding uit Chicago en Minnesota, die al een half jaar cursussen volgen aan de Universiteit van Beijing, maar geen fok met hun ‘minor Chinese’ opschieten, omdat ze zich in hun eigen kwaaktaal proberen op te sluiten en colleges in het Engels volgen, lopen met onze toer mee en missen veel omdat ze Wybe niet verstaan die het koeterwaals van Jim Pa goed uitlegt. Zij geven me toverwoorden voor boekhandels in Beijing: xidan, xenhua, windaoko, schrijft de blonde op die kennelijk nog nooit een normale vulpen gezien heeft. In de buurt van de Uni van B. (NW van het centrum) , zegt hij, zijn goede boekhandels.



Onder de foto: Dit centrale heiligdom in Labrang heeft in de verte iets van een kerk, maar kijk ook eens naar het prachtige, achterliggende landschap.




In de matreya-tempel zitten monniken op de grond te zingen met de lunch voor hun neus: brood (wit) met slappe thee en yakkaas die eruitziet als kroepoek, bleek. In de hal van de Grote Gebedshal ( in ’85 helemaal afgefikt met alle inventaris)(dateerde van 1708, maar is weer helmaal herbouwd) zitten in een verboden ruimte zonder deur ±20 monniken te zingen op de grond met hun rug tegen de muur, twee van hen slaan met en kromme stok met een platte knop eraan op grote staande trommen, twee blazen op veehoorns en de rest zingt of slaat wat bekkens of cymbalen. We komen te laat in de Grote Hal want enkele honderden monniken komen net naar binnen en doen hun gele kammutsen af na een zangaubade buiten op de trappen. Als we daar zijn, is er niemand meer liggen er alleen alle zwarte hoge schachtschoenen van de monniken op de trappen. Niemand mag ergens foto’s maken of filmen. We doen het gewoon stiekem toch. Zonder het gezongen gebed gaan we met een brommertaxi voor 10 naar huis om te lunchen en een uurtje te slapen. ’s Middags bezoeken we en leraar/monnik in zijn huisje op het kloosterterrein aan de hand van de zoon van de hotelmanager. Wee zien de gebedskamer met boeddha’s in gouden kastjes, de binnenhof met schotelantenne, de badkamer, de primitieve banken en de zitkamer met enorme tv. Een grote ijskast heeft hij ook en een schoonmaakster. Er komen hel wat vragen over het kloosterleven van de 1800 monniken. Het B. richt zich op persoonlijke verlichting zonder via de kloosters zich als school of als ziekenhuis maatschappelijk nuttig te maken. Mijn pakkie an niet.


Onder de foto: Boeddhistische nonnen met hun korte kopjes: ze lachen altijd...



Onze dag eindigt boven de stad op een helling bij drie nonnen van 24, 34 en 30 jaar. Ze lachen veel, zijn niet verlegen, maar de impertinente vragen van Wybe schrikken hen af. Om 17.00 uur zijn we thuis voor P-nap.

Doeg, morgen naar de nomaden!!!

BUNTER


donderdag 15 januari 2009

De Waerelt volgens Bunter XV

Waarom zou God

de evolutie niet

geschapen hebben?



Op zondag 12 februari 1809 werd Charles Robert Darwin in de Engelse plaats Shrewsbury geboren als vijfde in de rij. Dit jaar vieren we de tweehonderdste verjaardag van deze zoeker en aartstwijfelaar, zoals we in 1982 herdachten dat hij toen honderd jaar geleden stierf.



Het barre weer van deze winter maakt weer eens duidelijk waar het Charles Darwin (Op de foto staat hij als twintiger vlak voor zijn wereldreis) om ging bij zijn denkwerk over wat er eigenlijk in de natuur om ons heen gebeurt. CD heeft met zijn studie over hoe alle vormen van leven zich aanpassen aan hun omgeving en aan elkaar laten zien hoe afhankelijk we van elkaar zijn en van wat we met onze omgeving doen. Hoe nietig ook zo’n levensvorm als de mens is: als er twintig centimeter sneeuw valt en blijft liggen, verandert ons hele leven in een regelchaos.


Genesis


Er bestaan veel misverstanden over wat Darwin als eerste moderne bioloog eigenlijk toevoegde aan de wetenschap. Er zijn bijvoorbeeld fijn voelende mensen die denken dat Darwin het hele scheppingsverhaal uit de Bijbel samen met de christelijke God op de mestvaalt heeft geworpen. Nu heeft de oude Charles zich nooit uitgelaten over hoe het leven eigenlijk is begonnen op onze aarde. Hij heeft de Bijbelse schepping nooit als zodanig afgewezen. Wel was een van zijn centrale stellingen, dat sinds het ontstaan van levensvormen op aarde, al dan niet door een goddelijke scheppingsdaad, deze door genetische veranderingen en aanpassingen aan de leefomgeving zich steeds ontwikkeld hebben en veranderd zijn. Het leven is niet star en onveranderlijk. En dat impliceert dat Darwin wel ernstig aanhikte tegen de schepping van de mens door God als beschreven in Genesis. Volgens zijn opvattingen


zou de mens van vandaag nooit dezelfde kunnen als de mens zoals hij onveranderlijk geschapen zou zijn in die eerste zes dagen. Vondsten over de hele wereld van fossiele mensvormen in Indonesië, Oost-Afrika, het Midden-Oosten, Europa, China en noem maar op hebben wat dat betreft Darwin sinds het begin van de twintigste eeuw allang gelijk gegeven. Persoonlijk denk ik, dat God best het systeem van de Darwiniaanse evolutie als zodanig best geschapen kan hebben. Dat hij miljarden jaren geleden best de kiemen van het aardse leven gelegd kan hebben. Dat zou voor mij een veel mooiere, intelligentere en mogelijk geniale schepping zijn dan de zes dagen van Genesis. (Deze foto was de laatste die van Charles Darwin gemaakt werd enige tijd voor zijn dood)

Trinil, 1891!

Eugène Dubois (1858-1940) uit Eijsden droeg als eerste concreet bij aan het denken over de mens als dier, over de mens als levensvorm, ontstaan uit primitievere voorgangers. Hij was erg onder de indruk gekomen van Darwins evolutiewerk en ging opzettelijk als militair arts (officier van gezondheid van de KNIL) naar toen nog Nederlandsch-Indië om daar in zijn vrije tijd te kunnen graven naar fossiele menselijke resten. Op zaterdag 29 oktober 1887 vertrekt hij met stoomschip Prinses Amalia naar de Oost met zijn vrouw Anna en hun eerste kind Eugénie van 7 maanden. Op zondag 11 december 1887 komen ze aan in Padang op Sumatra. Op dat eiland vindt Dubois geen menselijke resten.( De jonge(rechts) en de oude Dubois (links))

Wel op Java in oktober 1891: zijn werklui vinden op Midden-Java in de linkeroeverwand van de Solo-rivier bij het plaatsje Trinil een gefossiliseerd schedeldak van een oude mensachtige. In de buurt van die plek vond men ook nog een menselijk dijbeen en een verstandskies. Dubois noemde zijn vondst Pithecantropus erectus,







Het fameuze schedelkapje van Trinil





Rechtoplopende Aapmens, maar intussen heet zijn vondst officieel wetenschappelijk Homo erectus, Rechtoplopende Mens, ouderdom een miljoen jaar. Deze vondsten van Dubois nemen nu een ereplaats in in de collectie van het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden en zijn daar dageljks te bewonderen. Deze Zuid-Limburger was de allereerste die de meest vergaande consequentie van Darwins

evolutieleer -- ook de mens is door de miljoenen jaren heen, ontstaan, veranderd en meegegaan in de golf van leven – onderbouwde met concreet bewijsmateriaal. Deze materie is het belangrijkste en interessantste onderwerp van mijn journalistieke leven geweest. En nog.


Vetbollen


Goed, dit is dus Darwins centrale stelling: Alle leven op onze steenklomp hangt aan elkaar. Levende wezens kunnen elkaar geen seconde missen. Daarom is het ook zo goed dat daklozen die toch nog

buiten willen slapen met dit weer, zonder meer gearresteerd worden en in een heerlijk verwarmde cel met een echt bed worden gesmeten. En dat ambtenaren ijsvrij krijgen en gemeenten ijsbaantjes vrijmaken op bevroren publieke vijvers. Daarom kan ik ook zo genieten van pinda’s en vetbollen die mensen buiten hangen voor de vogels.

Help de vogels de winter door! Darwin deed het ook

Er zijn mensen die denken dat de overlevingsleer van Darwin inhoudt, dat je ander leven aan zijn lot moet overlaten omdat de sterkste toch overleeft en de toekomst er zo alleen maar vitaler uitziet. Deze wet van de jungle is door de zachtaardige Darwin nooit opgeschreven en enkel bedacht door egoïsten die het zelf maar al te goed hebben. Meeleven is net zo belangrijk als overleven. Sterker nog: door mee te leven kun je vaak zelf overleven. Je krijgt het er innerlijk heerlijk warm van.

BUNTER

Deze tekst is als de column Uitzicht op: Overleven in beknoptere vorm verschenen in het Zondagsnieuws van 11 januari 2009

dinsdag 13 januari 2009

Chinees dagboek deel XVIII

Chinees dagboek deel XVIII

(zhōng)(guó) ()()()(shí)()()(fen)

Met Bunter op weg naar Beijing! XVIII

De hoogte in naar Xiahe,

maar eerst vieze ratten!

Dekromme pijl wijst naar de geografische plek van Xiahe in China.

The Overseas Tibetan Hotel, Xiahe, 22.30 uur.

二零零六年五月四日星期四

Donderdag 4 mei 2006 in Xiahe (Siejagge), 260 kilometer ten ZW van Lanzhou.

Lanzhou ligt aan de beroemde Gele Rivier (Huang He) en dat is ook het enige wat we er eigenlijk van zien. Het is de hoofdstad van de provincie Gansu en dat is dat. We komen er na de laatste binnenlandse vlucht aan en checken gelijk in rond 16.00 uur. Met een achttal mensen gaan we met onze gids ‘Richard’ eten in een fraai restaurant aan de oever van deze Gele Rivier.

De Gele Rivier bij Lanzhou

Het eten is prima. Eerst krijgen we koud ‘soppevleis’ en dan verse en in het zuur ingelegde tenen knoflook. Omdat we onze disgenoten niet gekozen hebben, ontspint zich aan de grote ronde tafel het gebruikelijke gesprek over wie wat lekker vindt van de Chinese keuken en wie er nog aan de schijt is of misselijk etc.Vooral onze Christiane heeft daar een handje van. We hebben weer een probleem met koud/lauw bier dat snel vervangen wordt door ijskoud en Christiane wil rode wijn, maar dat kan alleen bij de fles. Mopper, mopper, verongelijkt, kanker, kanker. Het gevarieerde eten maakt gelukkig veel goed, hoewel mevrouw C.E. zo zit te stuntelen met haar stokjes en de soeplepel dat het personeel het niet kan aanzien en ons Westers bestek brengt. Ik weiger natuurlijk. We gaan terug naar het hotel per taxi; ik rook een sigaartje in de lobby en zie hoe drommen Chinezen met kinderen naar binnen vluchten en Wybe’s papier proberen te lezen zonder succes. Dan schrijven en slapen.

- Intermezzo

- Bert van Dijk wilde natuurlijk eentje weggeven na het matineuze hardsleeperfeestje met vuurwerk en taart. Dat wil hij eerst aan de bar in ons Leshan-hotel doen, (Het beste tot nu toe met een prachtige, ruime, zwartgemeubileerde kamer), maar daar schenken ze pertinent alleen thee en melk. Die gekke Chinezen: niks te drinken in een poepsjiek hotel. Daarom gaan we naar de overkant en dat is de meest merkwaardige Horeca-inrichting die ik ooit gezien heb. In grote delen van dit bedrijf branden de lampen alleen op kopspijker-sterkte. Het is er hartstikke donker, kennelijk een darkroom voor verliefde stelletjes en stellen. We krijgen een aparte kamer en daar draait Cees van Carla opnieuw de ruime verlichting terug tot spertijd-niveau. Studentikoos en leuk, maar het irriteert me mateloos en ik grijp in en zet alle schakelaars boos weer om. Nu kan een staf van 6 hele menen de bestelling opnemen en daar brengen ze niets van terecht. Lauw bier. Wybe moet alles gaan aanwijzen en als ook de wiskey van pijpe-Bert er is en de rode zeikwijn van madame C.E. dan is de rest allemaal verschaald en kunnen we eindelijk proosten. Zo’n borrel blijft altijd bijeen en wij maken ons gauw uit de voeten naar onze mooie kamer.

einde intermezzo

Vanochtend zijn we om 08.00 uur vertrokken naar Xiahe op de rand van het Tibetaanse plateau (3000 meter) Om half zes ’s middags aangekomen na 100 van de 260 km over heel, heel slechte weg omdat men nog snelwegen en tunnels die kant (op) aan het aanleggen is. \Het ontbijt in Lanzhou is chaotisch. We worden als door sprinkhanen overvallen door een dichte horde HanChinezen. Zij roven alle gekookte eitjes weg, soms met tienen tegelijk, maar gelukkig heeft Wybe voor bruinbrood, bananenbrood en witbrood en koffiepoedertjes gezorgd en een keukenhakbijl om te snijden, want broodmessen, die kennen die Chinezen ook niet.

Ze rochelen en spugen op straat, binnen is het afslikken. Ze hebben enorme pakken op hun kleine bakfietsjes en soms zelfs en groot bankstel, waarin 2 mannen zitten. De aan het stuur van de fiets gemonteerde paraplu/sol is ook erg handig.

We moeten 5 betalen voor deze armzaligheid en vertrekken na twee rattenverhalen. We sliepen in het Ying Bin-hotel (nota bene 3 sterren ! allemaal beganegronds en dat leidde ertoe dat de dames Janette en Jozefine een grote rat op hun kamer zagen klimmen over een stoel. Zij wisten de manager te waarschuwen en verhuisden om middernacht naar de 2e verdieping. Wybe die een Israëlisch meisje zonder slaapplek een van zijn 2 bedden had geboden, zag ook een dikke rat op zoek naar eten op zijn kamer. Hij sloeg geen alarm (vanwege dat meisje, natuurlijk) en voelde de rat over zijn hoofd lopen op bed. Geen oog dichtgedaan. Mislukte poging om rat te vangen met koekjes in prullebak en de servicegids als deksel. Wybe valt al snel in slaap als we op weg gaan naar hier Xiahe. Het is een lange rit over slechte weg vol kuilen en modder. Eerst weg uit het kale leemgebergte bij Lanzhou. Dan door een wat bevolktere streek, waar we eerst een lange markt bezoeken. Een markt van de Moslimminderheid der Hui. Mannen met ronde witte moslimpotjes op, meisjes met zwarte hoofddoeken en oudere vrouwen met witte, paarse of roze kapjes. Grote ronde zonne-uilebrillen zijn daar de dernier cri en ook vele kalveren, schapen en vers uitgebeend vlees. Om 10.30 uur zijn we daar in Sensanshé hoor ik iemand zeggen. We stoppen om 11.00 uur in Xi Chuan (Si Tsjwan, hoor je) West Chuan bij een drie verdiepingen tellende moskee met erbij een jongens- en meisjesinternaat voor straatarme kinderen. De moskee is bekend door de grote imam-leider Wen Quan en heet The fouty (sic) four Generations Leader of Ga di ren wen quan Religious Sect, found sixt dec twothousandthree. We worden rondgeleid langs de open gebedsruimtes van deze soennieten en langs een klas en een slaapzaaltje voor jongens die lachend bij hun slaapplateaus staan. Ik bekijk een Arabisch-Chinees woordenboek. Wat is dat raar! We nemen afscheid en lunchen op schema in Linxia met heerlijke, goed gevulde noedelsoep. Carla vist al haar vlees uit de soep, omdat er stukjes vet aanzitten. We krijgen ook zoete moslimthee van heel vreemde ingrediënten, zoals een gele droogbloem, een soort bruine mottebal, een gedroogde pruimen veel groene en oranje blaadjes. Onder onze tafels liggen heel wat afgekloven kippenbotten die worden opgeveegd. Heerlijke lunch, ik krijg er een snotneus van. Verder richting Tibet gaat het over al maar slechtere weg, langs de woest stromende rivier de Daxia. Na veel gerammel komen we aan om half zes volgens schema. Het is hier tussen de 15 en 20 graden kil met wind en regen. En beide voelen we ons enigszins kortademig en duizelig vanwege de hoogte van 3000 meter. We maken een kleine wandeling en treffen Ernst en Mariska, die meters goudbestikt rood en blauw stof inslaat. Ik koop een Tibetaans hoedje voor 30 元。 Voor 34 de man eten we met zijn 5-en (+Inge) heerlijk in dit hotel. Het is nu 10 voor 12. Bedtijd. Morgen naar twee kloosters.


BUNTER

Voorproefjes van het enorme Labrangklooster

woensdag 7 januari 2009

De Waerelt volgens Bunter XIV

Een en al sneeuw in Bunters natuurlijke omgeving


Eeuwen van

Chinese sneeuw

in herinnering

Nix is de Latijnse naam voor sneeuw. De woorden lijken een beetje op elkaar, zeker als je de tweede naamval van nix, dat is nivis (‘van de sneeuw’) , erbij betrekt. Dan komt al een beetje die ‘w’ van ons woord om de hoek kijken. De Chinezen zeggen tegen sneeuw. Het bovenste stukje van dit karakter is . Dat is het karakter voor regen. En het onderste stukje is een belangrijk onderdeel van het karakter voor ‘vegen’: Zo ziet ‘vegen’ eruit op ze Chinees: . De uitspraak is sǎo (je hoort sauhauw). Dus het stukje sǎo onder , dat op zijn beurt klinkt als yǔ (je hoort juuhuu), regen dus, is samen ‘sneeuw’. Nu zijn wij in het westen geneigd te zeggen: we lezen dus van boven naar beneden yuuhuusauhauw en dat is dus zoals sneeuw klinkt uit Chinese monden. Mis, hoor, want sneeuw is xuě, , in het Chinees. Je hoort suuwèhè en dat is dus het echte Mandarijn-Chinese woord voor sneeuw. Maar het karakter is wel duidelijk: het laat zien: regen (de vier druppeltjes tegen de ruiten), die geveegd moet worden. Help, de regen blijft liggen en het wordt glad; we moeten hem wegvegen, hoor je de oude Chinezen tegen elkaar roepen. Hoe komt het nu, dat het karakter het begrip best aardig uitbeeldt, maar dat de uitspraak dan weer zo fantastisch anders is? Dat komt, omdat het gesproken woord hoogstwaarschijnlijk vele eeuwen ouder is dan het geschreven karakter. Chinezen zeiden al heel lang xuě, suuwèhè, tegen sneeuw en toen pas gingen ze nadenken over hoe ze het gingen schrijven om het zich te kunnen herinneren, het vast te houden. En zeg nu zelf: ook de klank achter xuě komt toch behoorlijk in de buurt van ons sneeuw. Als je tenminste het mooie karakterbeeld ‘veegregen’ voor sneeuw loslaat.



Bunter peinst in de sneeuw...

Polaroid

Welnu, met dit alles in het achterhoofd kan ik me voorstellen, dat nu iemand denkt: geef mij het Latijn voor sneeuw maar: nix. Daar ben je zo mee klaar. Dat is gewoon niks. Daar hoef je niet van die razend interessante pictografische analyses op los te laten. Nix is niks.

Zo was het deze week ook voor mij. Sneeuw als niks, als witte niksigheid, die zich als een dikke schuimlaag over de hele natuurlijke omgeving had uitgesmeerd. Geen gras meer te zien, geen akkers, geen stoepen en wegen, geen water in vijvers en plassen. Alles simpel wit. Alles niksig wit, zoals het witte fotoblaadje dat vroeger uit een Polaroid Land Camera kwam, als je op de knop gehengst had. En als je dan langer keek, verscheen er vrij langzaam een afbeelding in het wit en werd het warempel een kiekje.

Landouwen

Dat overkwam mij ook, toen ik deze week eerst door mijn dikbesneeuwde geboortestad M. liep en een dag later door de roomwitte landouwen rond mijn woonplaatsje S. onder een hemels geel strijklicht, het jonge nieuwe licht van januari. Door al die lege witheid, die onbeschreven bladen om mij heen, werd ik met een smak teruggeflitst in de tijd en wel in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Ik zag mijn vader opdoemen op het fotopapier. Hoe hij met zijn drie zonen voor zich op een houten slee van een steile berghelling afzoefde aan de zuidelijke rand van M., waar het bergdorp St. P. begint. We gingen met een rotvaart over een mix van verse en tot ijs getrapte sneeuw naar beneden en eindigden in het stro, dat ter afremming over de weg was gelegd met vier of vijf pakketten. Zo snel kwamen we tot stilstand dat mijn vader, achter op de slee, met een grote boog over ons heenvloog en in een strobaal belandde.

Ik voel ook weer mijn tenen, ijskoud in mijn schoentjes die heel strak vastgeregen waren met leren riempjes en oranje stofveters op houten doorlopers, waarop ik uren schaatste op grote dichtgevroren waterplassen aan de noordrand van M. in de buurt van waar nu het voetbalstadion is. Hele zwermen kinderen uit onze buurt, vlakbij, schaatsten daar tot de vroege schemering. Eerst met ijskoude voeten en tenen en na een uurtje begonnen je voeten toch warm te worden en raakten ze weer van warm bloed doortrokken. Een van de eerste keren dat ik mocht gaan schaatsen, kwam ik huilend van ellende thuis, omdat mijn voeten niet warm hadden willen worden. Mijn moedertje hielp me met de ijskoude schoenen en kousen uit te trekken bij de zwartglimmende steenkolen-convector-haard en warmde met haar zachte handen wrijvend mijn voeten en stak ze in heerlijk warme sloffen, speciaal dichtbij het vuur gezet.

Buiskacheltje

Ik zie mijn vader en moeder op een vroege ochtend, waarop nog geen kachel fatsoenlijk brandde en zeker niet het buiskacheltje in de keuken, waarin we nog oudekrantenproppen en houtjes moesten doen en aansteken om daarna pas aan te vullen met eierkolen, mijn vader en moeder dus hoofdschuddend en mopperend bij de waterkraan in de keuken. Helemaal bevroren: er kwam geen druppel uit. Het redmiddel was dan een kaars, in de vlam waarvan de kraan werd opgewarmd en voorzichtig opengedraaid om te voorkomen dat de leiding ergens zou barsten. De warmte moest zich via de kraan door de leiding verplaatsen om de bevroren prop leidingwater te ontdooien en als dat gelukt was, werd de kraan elke avond in lappen ingepakt. Ik zie ook onze heetgestookte keuken verschijnen als achtergrond van mijn wekelijkse wasbeurt en die van mijn broertjes en zussen in barre winters. Ach ik was toen nog zo klein dat ik met opgetrokken knietjes in de gootsteen paste, waar moeder me lauw water over de rug goot en probeerde zo voorzichtig mogelijk mijn haren te wassen zonder dat er zeep in mij ogen kwam.

Schoudervulling

Ik zie mezelf ook als beginnende puber schaatsen met aan weerskanten een meisje, waarschijnlijk vriendinnen van mijn zussen. Waar het precies was? De Mokstraat in H. is goed mogelijk, maar ook de ijsbaan/annex wielrenbaan in G. Plotseling struikelt links van me een meisje en begint voorover te vallen. Ik probeer haar op te vangen en raak dan met mijn vlakke rechterhand ter ondersteuning een van haar jonge borsten aan door een niet al te dikke winterjas goed te voelen als een soort stevige schoudervulling. Het was echt stevig drukken om te voorkomen dat ze viel. Het maakte indruk op me, want als verlegen puber was ik nog nooit zo kort gekomen op die mooie jonge-vrouwen-anatomie. Het meisje bedankte me voor het opvangen, maar reageerde niet op de stevige aanraking. Het incident is me altijd bijgebleven, maar ik ben er beslist niet ‘wilder’ door geworden. Het is om zo te zeggen eerder een genante dan een echt erotische herinnering.

Herinneringen in ijskoud wit en strijklicht en dat overkomt me vaak bij sneeuw, die zo lang liggen blijft als dit jaar. Herinneringen die eigenlijk met niks beginnen en dan langzaam opdoemen. Herinneringen ook die mij weer warm maken en die heb ik als klassieke koukleum heel hard nodig.


BUNTER