zaterdag 14 februari 2009

Chinees Dagboek deel XXI

Chinees dagboek, deel XXI
中(zhōng)国(guó) 日(rì)记(jì),第(dì)二(èr)十(shí)一(yī)部(bù)分(fen)




Met Bunter op weg naar Beijing! XXI






"Doodgevallen in een
donker gat
in een grot"


二〇〇六年五月八日星期一,西安
Maandag 8 mei 2006, Xī’ān, 22.45 uur. Han Guang Men Hotel.
Ja, op onze zwerftocht door het onmetelijke China zijn we nu aangekomen in de stad van de Westelijke Vrede Xī’ ān. We vertrekken met een ruime bus (iedereen zit enkel en ik en Frans, de Amsterdammer, elk in een hoek hoog achterin op de achterbank) om 09.00m uur vanuit Xiahe, het kille, hoge oord met zijn ijle lucht en heldere zon.
Het eerste wat we van Wybe in de bus horen is dat één van de 2 Amerikaanse jongens die met ons de rondleiding door het klooster Labrang gemaakt hebben, gistermiddag laat in een zwart gat is gevallen in en grot in de bergen rond Xiahe en dood is gevallen. De blonde jongen van Beierse afkomst of de donkere, dat is niet duidelijk. Het was de brandweerwagen die we op de terugweg van de grasvlakte zagen, die op weg was om de jongen z’n lijk uit het gat te halen. Afschuwlijk hoe een vakantie of stage kan eindigen! We rijden in de voormiddag dezelfde weg terug naar hetzelfde lunchrestaurant van 4 dagen eerder. De ontzettend slechte kuilen- en hobbelweg van 70 kilometer langs het riviertje, de postkoetsweg. We maken en paar plaspauzes en beklimmen nog een keer de minaret van een Hui-moskee vlak voor de lunch. Om de tijd van de lange rit te doden zit ik achterin mijn hele opera- en operetterepertoire zachtjes te zingen. Niemand die het hoort door het gehotseknots en ik hoor ook het inmiddels tuberculeuze gehoest van C.E. niet. Het is wat haar betreft gewoon wachten op de eerste bloedspuwing en de diagnose longkanker. Na een blik in de reisgids begrijp ik nu ook waar gids Danny het gisteren over had bij de herbouw van het klooster in dat tichelstenen bergdorp: the debating place of the monchs: het is gebruikelijk in boeddhistische kloosters dat de monniken en de nonnen op een vierkante plek bij elkaar komen in de open lucht om elkaar vragen over de leer te stellen en elkaar zo te overhoren. Na de lunch, weer Nudelsuppe met kippenvlees en moslimthee met gedroogde vruchten die ik allemaal opeet. Het blijken gedroogde pruimen en perziken enz. We hebben een bekertje van dat spul als souvenir gekocht in Xiahe en Ine nog veel leuke zijden stofjes voor ons interieur.
Het tweede deel van de dag is ijzingwekkend: Om nog 30 kilometer hobbelen te vermijden kiest Wybe de bergweg. We rijden over een vrij goede weg omhoog de bergen in tot een kamweg met aan beide zijden een duizelingwekkende afgrond. Je ziet zo de helling en het dal in een enorme diepte aan alle twee de kanten voor je gapen. We rijden echt over de kam van een lange bergketen en meer dan eens heb ik het gevoel dat ik vanuit mijn open achterraam in een peilloze diepte naar benden kan kijken. Het duurt uren en uren, de ene gapende afgrond na de andere. (Op de keerzijde-pagina, links: We hebben gelukkig een zeer kalme en voorzichtige chauffeur.) Geen rijstterrassen of akkertjes. En allemaal kale of nauwelijks begroeide leem die in de zon ligt te bakken. Eindelijk gaan we omlaag na nog de nodige dorpen op de kam gepasseerd te zijn en belanden in Lanzhou, de plaats, waar ik de twee karakters ook van lezen kan, omdat de eerste dezelfde is als de lān 兰 van helān 荷兰, Nederland。



Foto: Aanschouw de treinluxe van een Chinese softsleeper...

Voor de trein (softsleeper, maar geen goede coupé-indeling) om 20.40 naar Xi’An vertrekt, eten we behoorlijk Chinees/Sichuan-scherp in een Tibetaans restaurant vlakbij de bus en het station. Ik gooi er tijdens het wachten mijn Cuba-baret op de schemerlampjes en vergeet hem dus prompt. Jammer dan. Ik ga niet bij W. zeuren. De treinrit is wat mij betreft comfortabel, maar we hebben in dezelfde coupé twee Chinezen. Wij willen beneden slapen en dat lukt. De tweede Chinees wil geen geld van ons, maar vertrekt toch morrend naar de wagonopzichtster voor een andere plek. Er komt een tweede Chinees die net als de andere alleen zijn schoenen uittrekt en al meteen na 22.00 uur, als moederoverste de lichten heeft uitgezet. Ik heb een vrij goede treinnacht, ook al vanwege de rust en de goede airco.


Foto: Maar je ontkomt toch niet aan de stalen tucht van dit soort treinpoepgaten. Nu is deze enorm goed geboend en schoongemaakt voor het plaatje. De stront en de stank moet je er zelf bijdenken en bijruiken.


We zijn om 05.30 op en maken ons klaar. Om 06.20 uur zijn we in Xī’ān, waar twee kofferkoeli’s ons de koffers overnemen om ze voor 90 元 naar buiten te brengen. Dat mag maar kost geld uit de pot. Wybe haalt het vanavond op. Morgen de terracotta-soldaten van Qin en de Táng-muziek. De dag van vandaag. En morgen ook naar de 2 towers en de boekhandel en de vliegers.

Foto: Dit is tenslotte een veel voorkomende versie van het Chinese openbare toilet. Ook hier is men voor de foto flink met de Harpix tekeer gegaan. De werkelijkheid is vaak bitter anders. En privacy is er sowieso niet.


BUNTER

zaterdag 7 februari 2009

De Waerelt volgens Bunter XV

Over de koffiemolen, Farah Dibah…

en nog veel meer

Ach die crisis, die crisis. Ik geniet er steeds meer van. Bij mij is er niets verdampt, nog geen tien eurocent. Ik heb sinds 5 juni 2008 een vaste pre-vut-uitkering, nadat ik al eerder een kwart van mijn redelijke riante salaris had ingeleverd om ongeveer twee jaar lang voor halve dagen te kunnen werken. Het is hier nu absoluut geen vetpot, maar we worden niet in ons vrije bestaan bedreigd, zoals mensen die nu hun baan totaal verliezen. Nu het in vele sectoren zo slecht gaat, valt op hoe weinig we eigenlijk nodig hebben van die maak-dingen. Niemand koopt meer een nieuwe auto, waardoor de files veel minder groeien en zelfs afnemen. In veel andere luxe-zaken zit ook de klad. Het is ernstig voor mensen die hun baan verliezen, maar zij moeten zich nu gaan afvragen, welke activiteiten dringend nodig zijn vandaag de dag. De zorg, de hulpverlening, de reparatie-sector, zoals bv de fietsenzaak, de autogarages om oudere vehikels aan de praat te houden. De schoenmakerij en ga zo maar door.





Achterlijke pads

Het komt er voor ons nu op aan, om nog intensiever na te gaan hoe we in de dagelijkse uitgaven nog minder kunnen uitgeven dan we al doen. En we gaan met rasse schreden vooruit. Zo heb ik onlangs een koffiemolen gekocht. Want we gaan weer zelf bonen malen in plaats van die achterlijke pads te kopen. Koffiebonen kopen en zelf malen is iets goedkoper dan padjes kopen en in een senseo doen, omdat die senseopadjes door al die bewerkingen zogenaamd toegevoegde waarde hebben en daarom hoger geprijsd zijn. Ik moet de prijsverschillen nog precies nagaan, maar ik voel het nu al aan mijn water. Bovendien berooft de pad je van een stukje ambachtelijkheid bij de bereiding van koffie en van een stukje keuze. Want wat is er tegen het zelf malen van bonen? En waarom moet je genoegen nemen met de koffie die de padboer tussen zijn papiertjes doet, terwijl je met bonen veel meer keuze hebt. Wij gaan daarom ook voor Arabica-koffie kiezen uit Midden-Amerika in plaats van de Robusta-koffie uit Afrika. Ik hoop u te laten weten binnenkort dat de Arabica veel lekkerder van smaak is en niet zo sterk.


Paradiso, met je palmenstrand

En zo stond ik dan begin deze week met een nieuwe koffiemolen in de hand in de woonkamer van mijn eigen stulp. Gek genoeg gingen mijn eerste gedachten naar mijn moeder zaliger die ook altijd zelf haar koffie elektrisch maalde met zo’n heerlijk ouderwets geval. Eigenlijk had ik het liefste een hand- of een wandkoffiemolen gehad, maar … je kunt de nostalgie ook overdrijven. En gek genoeg hoorde ik ook meteen een liedje uit de oudheid van mijn bestaan. Anneke Grönloh zong in mijn dikke kop: “Paradiso, met je palmenstrand. Ach die tijd vergeet ik niet.” En direct daarna kwam mijn moedertje heel sterk door - ja echt, hoor! - op dezelfde melodie met de tekst: Farah Dibah heet e kinneke, mèh dee sjah---t dee wèt vaan niks. Mèh de mollah’s, de mollah’s, de mollah’s. Pure majesteitsschennis richting de pauwentroon van Perzië, thans Iran. Al hoorde ik dat mijn moeder, al zingende, het schennismoment probeerde op te heffen door van sjah sjaht te maken met een lang uitgestelde t.

Mojl

Ik ben direct gaan zoeken in ons collectief Internet-geheugen. Anneke had met ‘Paradiso’ een hit vanaf oktober 1962 en Farah Dibah, kreeg als vrouw van de sjah op 12 maart 1963 haar tweede kindje, het prinsesje Farah Naz. Zo ver in de tijd, ik was toen - pak ’m beet - zelf 14 jaar, heeft me die koffiemolen teruggeworpen. Van die mollah’s- tekst ben ik niet zeker. Dit slot insinueert, dat de sjah zelf impotent zou zijn en een viriele geestelijke zou hebben ingehuurd om zich van nageslacht te verzekeren. Onwaarschijnlijk, zeker voor mijn moeder om zoiets te bedenken. Ik denk dat de Maastrichtse dooddoener voor dagelijks gebruik op straat en in kantoor ‘mèt dun mojl’ mij hier parten speelt. Deze kreet, die onuitspreekbaar is voor niet-zjenge en die zoveel betekent als ‘dat zeg je maar’ of ‘stomme opschepper’ of ‘maak maar eens waar wat je daar beweert’ heeft mij jarenlang op de werkvloer in de mond bestorven gelegen.




Dunlop


En dan is er mijn Dunlop-vouwfietsje die mijn goede, oudste zoon mij om niet beschikbaar stelde, nadat ik over de aanschaf van zo’n apparaat begon om mijn reiskosten te beperken. Zoonlief had al enige tijd een vouwfiets op zijn zolder staan en was er nog niet aan toe gekomen om hem in te zetten bij zijn woon-werkverkeer. Bingo. Met innige dankbaarheid laat ik mijn Dunloppie hier uitgevouwen en ingeklapt zien. Het meesleuren van een grote fiets kost nog altijd 6 euro per treindag, ook al hoef je maar open en neer van Lutterade naar Bun(de). En dit stalen veulen mag in dichtgeklapte toestand helemaal voor noppes mee van Tante Spoor. En het zorgt ook voor een soepele en snelle afwikkeling van de na-treintrajecten. Dankzij Dunloppie ben ik nu in staat om koorrepetities te volgen in hartje Hoensbroek, in de muziekschool, waar ik met ongeveer honderd andere zangers en zangeressen van de jubilerende Heerlense Oratorium Vereniging de Matthäus- Passion van J.S. Bach instudeer voor komende Palmzondag. Ik kan jullie verzekeren, dat het vinden van de muziekschool in Hoensbroek aan de

Foto: Dunloppie, het stalen veulen in en uit.. Aangenaam

Buttingstraat geen sinecure is, als je in die contreien niet geboren en getogen ben. Ik heb er dan ook een middag aan gespendeerd om de kortste route door de stenen jungle die de Mijnstreek-Oost nu eenmaal is, te vinden. Het begin er al mee, dat NS-station Hoensbroek helemaal niet in Hoensbroek ligt, maar helemaal aan de buitenrand bij (Nieuw-)Lotbroek, dichter bij de kern van Voerendaal, dan bij het centrum van Hoensbroek. Bijna 3 kilometer gaf mijn Google-maps-stratenroute aan en dat is voor mij ongeveer een uur stevig doorlopen.

Mijn stalen Dunlop-veulen klaarde het in ongeveer 20 minuten zonder dat ik ademloos hijgend aankwam. Je moet ook nog ruim twee uur pittig zingen op niveau, namelijk.

Met een gevoel of ik een rijtje dragers met dozen vol muziek op het hoofd en de voorste met een klewang vooruitgestuurd had, peddelde ik de Prins Clausstraat af langs twee indrukwekkende hardstenen olifanten





ter linkerzijde. Dat is al een markeerpunt. Vervolgens met een onduidelijk kronkeltje naar rechts en weer naar links belandde ik op de Koumenweg, die meer dan anderhalve kilometer richting Hoensbroek voert langs een industrieterrein en waarschijnlijk een voormalige mijnsteenberg, rechts. Links kijk je over het oude centrum van Hoensbroek uit met het indrukwekkende kasteel heel ver op de achtergrond. In de Professor Eykmanlaan begint dan weer de bewoonde wereld. Naar rechts volgt dan de Nobellaan, die overgaat in de Martin Luther Kinglaan.

Foto: De hardstenen olifanten links




De finish is supersteil bergop, links de Buttingberg op, maar gelukkig is er nog een kleine afdaling, voordat de muziekschool Heerlen (!) is bereikt. Ook in het donker van de winteravond is dit een goed te bevaren route en zelfs op het afgelegen bush-stationnetje ‘Hoensbroek’ is het om 23.00 uur niet echt unheimisch

totnutoe.

Zo ben ik dus gewoon een beetje gelukkig in deze voor vele anderen bange tijden. Ik laat me door geen enkele econoom, politicus, boekhouder, paus, president, premier of wie dan ook de put in praten. Foto: Aangekomen op bestemming



Goede morgen iedereen:

(zǎo)(shang)(hǎo)()(jiā)(dōu) !!

Elke dag is weer een hele nieuwe: maak er telkens weer iets moois van.

Foto: Hoensbroek is heel mooi! Kijk maar.

BUNTER

vrijdag 6 februari 2009

Chinees dagboek deel XX

Chinees dagboek, deel XX

(zhōng)(guó) ()()()(èr)(shí)()(fen)



Met Bunter op weg naar Beijing! XX

Bij de nomaden:

van yakshitvuur,

lekkere thee en

tsampa in de tent

二〇〇六年五月六日星期六

Xiahe, zaterdag 6 mei 2006, zelfde hotel, kamer 224, 22.00 uur

Alweer een prachtige dag op de rand van Tibet achter de rug. Ik ben erg moe, het is tien uur, maar toch wil ik onze belevenissen nog boekstaven. Met 4 taxibusjes vertrekken we om 9.00 muur naar de hoge graslanden rond Xiahe. We willen allemaal erg graag nomaden met yaks en schapen zien, maar moeten lang wachten. Niet op de yaks. Al na een half uur rijden, ontdekten we een kleine kudde enkele honderden meters uit een vreselijk verharde weg vol losse rotsblokken, diepe kuilen, sporen, plassenmodder en alles wat je maar aan ongeregeld tegen kunt komen op de weg. We hobbelen en schommelen, gaan scheef en weer recht als in een negentiende-eeuwse postkoets. Wij rijden ook veelal als laatste in de rij van vier en happen dus behoorlijk stof van onze voorgangers. Maar niet gezeurd; het is stralend zonnig weer en op weg naar de hoge weiden op 3500 – 4000 meter wordt het na de frisse bergochtend heel lekker warm.

Foto: De eerste yakkudde.

We stoppen dus bij de eerste yakkudde en de dappersten stortten (sic!) in de diepte via een steile grashelling naar beneden voor foto’s. Ine en ik sparen onze krachten en bekijken de harige, zwarte dieren met de verrekijker. Er zijn een paar ‘dzo’ bij, dat is Tibetaans voor een kruising yak-Engels Hertfordshire-rund. Op aanwijzen van Danny, onze goedlachse gids, vinden we honderden pas opgekomen zilvergrijze rozetjes van Edelweiss tussen de vele yak- en schapekeutels. Vervolgens stoppen we op een lager, heilig bergtopje, waar monniken en lama’s vaak komen bidden voor nomaden en dorpelingen. Het is daar een wirwar van kleurige linten, takken en geluksbriefjes. Onze Danny hangt er het onwaarschijnlijke verhaal op van de zomer- en winterverblijven van de nomaden, ’s Winters zouden ze hoog de bergen ingaan en ’s zomers de dalen ingaan. Onwaarschijnlijk! Hoe de dieren bewegen wordt niet duidelijk. Twijfel alom. De zomertenten zijn dunner en wit, de wintertenten zijn van bruine yakwol. De Tibetaanse tenten heten ‘jirth’ tegen Mongoolse jourth. Er is ook nog een vraag over de hondenkadavers, die we op weg naar X. onder enkele bruggen zagen hangen. De verklaring is weer meervoudig 1. een soort beschermingsmaatregel voor het dorpje achter de brug. 2 het wegspoelen van een dierziekte door het rivierwater en 3. het promoveren van de hond na zijn reïncarnatie tot mens. Onze Danny vertelde gisteren in het Labrangklooster na enig doorvragen dat de geelmetalen daken daar voor 20 tot 30 procent uit goud bestaan en voor de rest uit geelkoper. Ook Wybe acht dat onwaarschijnlijk en houdt het op messing. We passeren een paar dorpen van lemen hutten en arriveren in de stadspoort van het dorp met de acht hoeken. ()(jiǎo)(chéng)() Er staat een 3-4 meter hoge aarden wal rond dit historische dorp met een stadspoort erin uitgespaard. Het hele dorp en ook veel kinderen loopt uit om de 4 busjes met bleekscheten te zien. Ze zijn helemaal niet verlegen. Vlak buiten de poort komt bronwater uit een pijp, het water voor het hele dorp. Danny vertelt ons dat de ‘stadsmuur’ , heel dik ± 5 meter dik, 2000 jaar geleden werd opgetrokken om te dienen als waterkering. Dat is nu niet meer nodig. We beklimmen langs een angstig paadje de muur en hebben een prachtig uitzicht. Drie schooljongens en een meisje schrijven hun namen in karakters in mijn boekje. Hier komen ze:

桑吉 sanzi(meisje,alleen voornaam?)

道吉?? 杂让 daozhi za rang

Daozhi dawa道吉?? 达娃

Kou pou ??

Ik vraag waar ze wonen en ze wijzen. Een jongen met twee kleinere broers én een buurjongen en het meisje helpen me de enge muur afklimmen met 2 stokken. Ze brengen me naar hun huis en de binnenhof, waar ik hun ye ye, opa (vaders vader) ontmoet die geen woord Chinees spreekt. Zijn 4 kleinzonen tolken voor hem naar het Tibetaans. De boefjes geven ook en ander karakter voor fiets op: ‘ziche’ ze laten het middendeel ‘xing’ weg. Dan laat een nog kleiner bengel me zijn nog lege schoolschrift zien. Er staat op de gele kaft in het zwart Bi Ji Ben en de karakters erbij. We rijden er weg en lunchpakketten aan en riviertje. Er hangt een klein meisje rond dat speelt met een kleiomhulsel met klein balletjes erin (Louvre, begin van het schrift (). De volgende stop is voor mijn gevoel minder interessant. Bij het lemen dorp Tseney bezoeken we een pas herbouwd 12e-eeuws klooster. . Verwoest tijdens de Culturele Revolutie in ’65-’66 en in 1982 weer beginnend opgetrokken als satelliet van het grote Labrang. Dit klooster houdt de oorspronkelijke Bon-religie van Tibet en Achter-Indië in ere. Je mag er tegen de klok in de kora (pelgrimsweg rond klooster) lopen of procrastineren.

Foto: Dit is dus procrastineren, de vermoeiendste pelgrimeer-methode: plat op de grond gaan liggen, weer opstaan, een paar stappen doen en dan weer gaan liggen enz. enz.


En ook de gebedsmolens moeten andersom draaien. In een volgend dorp stoppen we om te splitsen en te plassen. Wybe wil met liefhebbers door naar een kratermeer nog 1,5 uur hobbelen verder. Gelukkig ontmoeten we twee backpackers te voet die op zoek zijn naar eten en er behoorlijk verhit uitzien. Een Amerikaan uit Californië en zijn Bulgaarse vriendin. Ze vertellen ons dat er op ± 6 kilometer dwars op onze weg nomadententen staan. Het kratermeer wordt weggestemd en we gaan dwars door de graslanden over een heel zacht pad en door een stroom op de bonnefooi op weg; en warempel daar is en kleine yourth, ofwel een yirth, bewoond door Renqin (19) en zijn vrouw (18) Durjizo van de familie Jishe (alles op zijn pinyins uitgesproken). Hun hond heet Jerik en ze hebben 182 schroefhoornschapen en 20 yaks nog in het winterkwartier bij de oude lui. (Allen analfabeet). We worden vergast op thee, gestookt op een klein potkacheltje vol droge yakshit,aangestoken met droge jeneverbestakken. We krijgen er tsampa bij, het basisvoedsel van de nomaden, een soort bruine pasta met zoute raspkaas van yakmelk. Gemaakt van water, gerstemeel, yakboter, kaaskorrels en het is lekker. Heel erg blij gaat de hele groep voor 120 p.p. op huis aan nu. Het busje voor ons krijgt een lekke band, in een kwartier gefikst en dan zijn we even over zessen voldaan thuis. Ine kan nog mooie stofjes kopen en ik en verpakkinkje moslimthee. 23.20 uur Schluss na een heerlijke goulash-avondsoep met wittebrood spaghetti en sla en een pizza in Tsewang’s café, samen met Ernst en Mariska. Morgen vanaf 9.00 uur terug naar Lanzhou en dan met de softsleeper naar Xi’an. Doey. Wan an. Na deze Eintrage ga ik alleen nog maar op de rechterbladzijde schrijven. Links is dan plaats voor kleine tekeningetjes en overwegingen, glossen, invallen etc.

BUNTER

Foto: Het onvergetelijk mooie landschap rond Xiahe.