zaterdag 28 maart 2009

De Waerelt volgens Bunter XVIII

Er is weer leven na de winter


Alruin in bloei: dodelijke lentebloesem: LEES HAASTIG VERDER!!

Laat hier nou niemand denken: wat een open deur zo’n kopregel over leven na de winter. Natuuurlijk is het een open deur. Het is de open deur naar weer een nieuw warm jaar van mijn leven. EsGodbleef zing ik in dat nieuwe jaar als koortenor voor de allereerste keer de Matthäuspassion van J.S. Bach mee bij de Heerlense Oratorium Vereniging op Palmzondag. Ik ga mijn eerste jaar in de Ruhestand rond maken op vrijdag 5 juni ondanks alle politiek gezever over verhoging van de AOW-leeftijd met twee jaar meer loonslavernij, enkel voor de centen die graaierige en hebzuchtige bankiers hebben verkwanseld. Laat ze die mensen maar tot hun honderdste laten doorzwoegen ter compensatie!
En het mooiste is dat mijn twee kleindochterschatjes Stella en Sofia, Sofia en Stella dus, de komende maanden hun eerste stapjes gaan zetten en esgodbleef hun eerste verjaardag gaan vieren. Hoera!
Al dat moois wordt natuurlijk botanisch aangekondigd. De natuur ontwaakt naar meer licht en meer warmte en meer groen en meer kleur en meer leven.
We zijn een week geleden al op de zuidelijkste grens van Nederland en België ter hoogte van Schlennig – dat is Slenaken – gaan kijken hoever het al was buiten. Hoewel het prachtig, zonnig weer was, stond er met name bovenop de richel tussen Schlennig en Teuven een lelijke koudgerande wind van voor. Echt groen vond ik de natuur buiten nog niet, al straalden de Maretakken in een oude wilg, populier of eik langs de Gulp, net ten westen van Schl. In prachtig groengeel op de kale takken. Je kunt zien, dat het een lange, koude winter is geweest, want vergeleken met eerdere jaren lopen we toch zeker twee weken achter. Ik moet nog zien of met Koninginnedag alles helemaal in het jonge blad zit, buiten. Vanuit ons zolderraam op het noorden en ook vanuit de slaapkamer kun je het langzame proces van vergroening van de bossen op de hellingen langs de opnieuw helderblinkende Geleen elk jaar prachtig volgen.
Met een dagkaart van 4 euro twintig en de 55 naar Valkenburg. De bus was zeker tien minuten te laat, maar toen we de Veolia-chauffeur onze reisplannen hadden uitgelegd, gaf hij flink gas, waarschuwde via zijn tokkie de chauffeur van de aansluitende bus en zo konden we op het stationsplein van Valkenberg fluitend overstappen in de bus naar Gulpen. Daar hetzelfde gemakkelijke overstapje in de bus naar Maastricht over Epen en Slenaken. En zo zaten we al snel aan de koffie en vlaai (appel-citroen) met gratis wandelkaart van een bekend vallei-hotel in S. En heerlijk in het zonnetje en nog uit de wind. De wandeling begon met Zuid-Afrikaanse humor getuige dit bordje. Ja, ook de horeca in Nederlands fraaiste landschap met yellowstone(mergel!)status is wakker geworden.





We liepen Schlennig uit richting Noorbeek, maar sloegen na de laatste boerderij linksaf de heuvelrug op en boven weer naar links om via enkele gehuchten bij grenspaal nummer 18 uit te komen. Omdat bij Moelingen in de buurt van Eijsden nummer 45 staat, naam ik aan dat nummer 1 op het Drielandenpunt bij Vaals staat.






Terug in S. na nauwelijks 10 kilometer in de lente volgt een kleine teleurstelling. Nog een dik uur en dan is onze bus weer aan de halte, vlak voor het terras van hetzelfde hotel, waar we onder warmtelampen neerzijgen voor de erwtensoep van de chef met krantenbonkorting. Die soep hebben we nooit mogen proeven, want onze ober kreeg het niet spits om binnen een vol uur ons de soep voor te zetten. In de veertigdagentijd vind ik dat niet echt erg, maar wel ergerlijk was de garagist van de overkant van de straat. Hij was dat hele volle uur lang bezig om met een hogedrukspuit met schoon drinkwater de oprit naar zijn garage schoon te spuiten. Met zo’n geel Kärchermonster, dat een hoop kabaal maakt. Hij bleef maar aan de gang en de straat werd overstroomd, terwijl de geparkeerde auto’s onder de vuile spatten kwamen te zitten. Graag was ik met twee klassieke bezems de straat overgestoken. Een om op zijn rug te breken om hem te doen stoppen en een voor hem om op een minder hinderlijke manier aan de schoonmaak te gaan. Maar ja, wat wil je? Auto’s en garages en opritten kun je poetsen dat je een ons weegt: het blijven uiterst smerige dingen voor ons milieu, al glimmen ze nog zo mooi. Na een vol uur knarsende ergernis zijn we in de bus gesprongen na de mededeling aan de ober: sorry, mijnheer, wij hebben toch echt lang genoeg gewacht!
Ter compensatie van deze Ausflug ben ik mijn eigen tuin ingedoken met de neus op de grond. Ik moet melden dat mijn groepen echte Sleutelbloemen, jazeker, de Primula veris, nog in de knop staan, maar wel massaal her en der. Zo vlug ze goudgeel hun geslachtsdelen laten zien, want wat zijn bloemen anders?, zal ik hun fraaie gele kleur hier tonen. Ook, dat mijn Maartse viooltjes, beter bekend in de literatuur als Viola odorata ( Welriekend viooltje), vertrokken zijn uit mijn onmiddellijke botanische omgeving, voortuin, zijtuin achtertuin. Waarschijnlijk verdrongen door de woekerende falanxen van Gele Dovenetel, Speenkruid en muskuskruid, die nu als Mongoolse horden grote delen van mijn tuinen onder de voet lopen.


De Holworteltjes in het zonnetje.




Maar zie en juich: de Holworteltjes (Corydalis cava) van een onbeschrijflijk soort paars hebben zich verder uitgezaaid in de taaie leem/löss. De hemelsblauwe sneeuwroemen, hebben, waarschijnlijk geholpen door muizen en mieren vanuit de voortuin nu ook met tientallen jonge, bloeiende exemplaren in onbeschrijflijke frisse blauwtinten de achtertuin bereikt. Binnenkort worden ze opgevolgd door de wat blekere Bluebells, de wilde Britse hyacinten, zoals ze ook massaal in het New Forest aan de Engelse Zuidkust voorkomen. Ik kijk er naar uit.



De sneeuw is weg, maar Chionodoxa blijft hem roemen.



Mandragora of Alruin: een dodelijk mysterie.

De Alruinen (Mandragora officinarum) zijn geen zoekplaatje meer. Het vuilwit van hun wortelbloesem tussen het jonge giftige blad is nu goed te ontdekken, maar gelukkig kennen weinig mensen deze klassieke toverplant, die eeuwenlang doorging voor een sterk afrodisiacum, een liefdesstimulator in uiterst fysiek opzicht, een panacee of geneesmiddel voor alle kwalen en een belangrijk onderdeel van bedwelmende of juist opwekkende toverdrankjes. En dat alles op grond van de zogeheten signatuurleer, die zegt, dat de vorm van een plant, bv de tekening op haar blad of de vorm van de wortel haar toepassing en nut aangeeft. De bleke wortel van de Alruin kent een penvorm met vaak twee hoge zijtakjes, die ja als armpjes kunt beschouwen, een tweesprong halverwege, die voor beentjes kunnen worden aangezien en een rond knopje, vlak onder het bladrozet, als en soort koppetje. Kortom de wortel lijkt op een compleet mensenlijfje, waardoor de plant als geneesmiddel voor alle kwalen werd beschouwd.
Oorspronkelijk groeide Alruin op droge stenige hoogtes, waar men in vroegere barbaarse tijden galgen plantte om ter dood veroordeelden op te knopen. Nu is uit de executiegeneeskunde bekend, dat opgehangen mannen, die langzaam door verstikking sterven in de strop door een soort wurgseks een erectie en ook een ejaculatie, sorry, zaadlozing krijgen, voordat ze definitief zonder zuurstof op tilt gaan. Ook al vanwege de wortelvorm van deze absoluut gevaarlijke nachtschadeachtige dacht men dat de Alruin ontsproot uit het zaad der gehangenen. Nu dat is opnieuw een voorbeeld van fysieke mannelijke arrogantie en overmoed, want wie het ejaculaat van een mensenman botanisch zou moeten duiden kan toch echt niet verder komen dan stuifmeel. Pas als in de moederschoot sperma en eicel verenigd zijn en er een embryo ontstaan is, dan kan men pas van zaad spreken.
Goed; zo sterk was de reputatie van de Alruin, dat de winning, het oogsten van de wortel een uiterst hachelijke en gevaarlijke zaak was. Lang niet iedereen kon aan zo’n wortel komen, al is bekend dat het keizerlijke huis van Oostenrijk Alruinwortels in glazen flessen op sterk water bewaarde, waarbij de wortels als kostbare popjes met fraaie jurkjes en gewaden waren uitgedost. Hoe moet dat dan? Hoe krijg je een Alruinwortel uit de grond? Ga niet zelf aan het bladrozet trekken, want stel al dat de wortel uit de stenige bodem zo loskomt, dan zul je een vreselijke schreeuw horen en ter plekke zul je van angst sterven, zo staat er in oude boeken te lezen. Laat daarom eerst een dikke, zwarte kip los in de buurt van de plant. Daar gaat de duivel achteraan, dan ben je die vast al kwijt. Neem nu een sterk, dun touw en bind dat stevig om de wortelhals, vlak onder het bladrozet. Neem dan een stevige, grote hond en maak het touw goed vast aan zijn staart. Stop je oren goed dicht en laat nu de hond op en of andere manier met behulp van dat touw de wortel uit de grond werken. Het dier zal verloren gaan, want het sterft ook van afgrijzen en schrik, wanneer het de schreeuw van de wortel hoort. Daarna is het gevaar geweken volgens de ouden, maar volgens de modernen niet. Alle delen van de Alruin, nota bene recht familie van de tomaat en de aardappel, zijn uiterst giftig op dezelfde manier als de Wolfskers. Inname van zelfs weinig materiaal leidt tot eerste een ziekelijke opwindingstoestand bij de mens en koorts en hallucinaties, terwijl het eind komt met verlamming, ook van de ademhaling en totale apathie. Medische hulp is dringend noodzakelijk!!







BUNTER

Chinees Dagboek, deel XXIII

Chinees Dagboek, deel XXIII

(zhōng)(guó) ()()()(èr)(shí)(san1)()()(fen)


Met Bunter naar Beijing XXIII



















Het ergste Chinese woord,

in de opera, de verboden stad en op

de C H A N G CHENG




二〇〇六 (het nian2-karakter vergeten in het manuscript!)五月十一日星期四


Donderdag 11 mei 2006 Beijing, Sanyuan Jinan Hotel 21.55 uur

Ooststraat no 6, bij Beijing Railway Station, Dongcheng-district.

We zijn net terug van de fameuze jingyu: de Beijingju (gecorrigeerd: ‘yu’ is fout) oftewel de Peking Opera. Samen met Ernst en Mariska heen geweest om half acht begonnen in het oude theatertje Hu Guang Guild Hall op een half uurtje taxiën van ons hotel. De Beijingju (corr.) is een bijzondere ervaring. De context van de ‘opera’ is een theehuis. We zitten precies midden voor aan het beste tafeltje samen met twee andere Chinese mensen. Er staat een theepot met lichte thee op tafel, mango-koekjes, verpakt, geconfijte dadels, verse halve aardbeien met prikkers erbij en harde gesuikerde pinda’s


Foto: decor en sfeer van de jingju

We gaan in de lichte regen met gids Frank op pad. Hij zit bij ons in de wagen en prompt rijdt dan ook de taxi van M. en E. een forse blok te ver. Gelukkig heeft Wybe ons de plek en het theater gewezen, toen we Beijing zo moeilijk binnenkwamen. M + E lopen terug en zijn maar 10 seconden te laat. Het spektakel is net begonnen. Wij stoppen wel op de goede plek, maar vlak voordat we uitstappen hangt er in het donker een bakfiets tegen de achterbumper van de auto. Niks aan de hand, geen deukje te zien. Wel effe schrik in de wagen. De Hu Guang is een authentiek oud theatertje, waar misschien 500 mensen in kunnen , als je de twee balkons meerekent. Op weg naar de Opera check ik nog even Bakker Leegstra’s Chinese scheldwoord af bij Frank: jibèh (dzjiepèh); Frank slaat van schrik zijn hand voor zijn mond en begint vervolgens onbedaarlijk te lachen, voor in de taxi. Het is het ergste woord, dat je tegen iemand kunt zeggen, zegt hij lachend. Albert Bakker Leegstra vertaalde het met ‘klootzak’.

Het Hu Guang is niet groot, maar wel fraai in blauw, groen en goud beschilderd rondom. We zitten helmaal vooraan en kunnen de boventiteling in gebrekkig Engels niet goed zien. Men presenteert ons in de persoon van (beter: bij monde van) een lang, slank in rood gekleed meisje twee stukjes die elk een half uurtje duren. Het eerste is: “de koning neemt afscheid van zijn favoriete concubine Yuji (Juudzjie)” en het tweede heet: “De Apenkoning Sun Kong leent een palmwaaier.”


Foto: De concubine van de keizer


Er zit nauwelijks verhaal en nauwelijks dramatische ontwikkeling in de stukjes . De bühne, omgeven door een 50 cm hoog, roodgeschilderd hekje, is volgehangen met grote kleurige lappen (geel met draken en bloemen) met links en rechts een soort doorgang in de achterwand, waardoor de figuren op- en afgaan. Met opvallende, maar nog onbekende karakters (goud op een zwart bord) ( onleesbaar) aangegeven waarom het gaat. Ik kan ze niet helemaal thuis brengen, maar zouden ze zoiets triviaals als in- en uitgang kunnen betekenen? Nu is dat 出口 en 入口, (uit- en ingang), maar hier zie ik dus staan:




In het eerste stuk zien we de concubine Yuji die door de koning (zwart-wit geschilderd met lange zwarte baard) weggestuurd wordt omdat een grote horde Han - soldaten voor de deur staat. De vrouw smeekt de koning te mogen blijven – ik hoor steeds ‘taaj wang, qing’ zingen en zeggen door haar en dat is: ‘grote koning, asjeblieft enz.’ Ze doen veel met hun ogen en met hun handen met vingeroefeningen. De koning houdt voet bij stuk en de vrouw pleegt zelfmoord. De koning is ten einde raad en de concubine ook, maar het kom zeer gestileerd en stijf


Zo heb ik de beide karakters van het decor van de jingju in mijn dagboek gecopieerd.


over. Het tweede stuk is Koning Aap Sun Kong wil een palmbladwaaier lenen. Daarin wordt minder gezongen, maar wel; een mooie zwaarddans gedaan tussen prinses en de ‘aap’. De prinses die haar waaier mist, stelt pogingen in het werk om de aapachtige , mooi rood en wit geschilderd, te straffen. Eerst de kop of de hand eraf door de dienstmeid. En dan gaat madam zelf met 2 houten zwaarden aan de slag en wint niet. De ‘aap’ is veel te gewiekst. Als de Chinese trompet inzet, wordt er meestal gezongen en verschijnen de boventitels: “I are dancing” , “.To my sings” enz. De voorstellingen zijn authentiek, maar komen qua handeling en tekst primitief op mij over.


Foto: het plein bij de poort van de Hemelse Vrede: enorm.


Ik moet hier nu nog onze aankomst in B. verhalen, het bezoek aan de tempel van de hemel en de Verboden Stad. Welnu: (pauze 22.30 tot 23.10). We komen in B. aan op perron 1 bij uitgang 2 en de gids staat er niet. Hij staat buiten bij de uitgang en we moeten het hele station nog doorcrossen om hem te vinden na enig heen en weer getelefoneer.* Frank, zo is zijn niet-Chinese naam, heeft ook geen bus gereed. Duurt nog 20 minuten, zegt hij. Precies 36 minuten hebebn we staan te schilderen met onze koffers in een stofstormpje bij de uitgang. Het verkeer is ook zo druk, zegt hij eerst. Als Wybe een paar keer ‘this is very bad’ heeft gezegd en Frank erg benepen kijkt, komt het verhaal, dfat de oorspronkelijke bus een aanrijding heeft gehad en er een reserve-bus moest worden ingezet. Dat blijkt als het vehikel eindelijk komt: GEEN BAGAGERUIMTE. Alle koffers, rugzakken en andere bagage moeten tussen de banken worden geperst en achterin achter de achterbank. Toch wel gemopper, waar Carla en kees het venijnigst in zijn. Bovendien zijn we aangekomen in Beijing-xī. Dat is west en ons hotel ligt vlakbij station-oost (Beijing-dòng). In en uur tijd crossen we in ons kutbusje dwars door de stad. Teleurstelling 3: het ontbijt is al bijna opgeruimd, zeker de paar Westerse dingen als BROOD. Sommigen zien het personeel resten van rijst in de grote presentatieschalen terugschuiven. Bah. We vinden onze riante kamers (allen weer zo’n klein bad en weer een hard bed) en zwermen dan uit. Alleen Christiane vindt de Starbucks, omdat Wybe niet nauwkeurig genoeg was. Wij komen in de lokale suikerbakkerlunchroom terecht. Ine heeft zo weinig geslapen en toch gaat het om 11.00 uur (in hotel om 08.00 uur) door naar de tempel van de hemel uit de vroege Ming-tijd. (1420 e.v.), waar 24 keizers tot Pu Yi toe elk jaar 2x kwamen.

Foto: De tempel van de hemel.

Om te offeren van het land en om te bidden voor een goede oogst. Het voornaamste gebouw is een grote blauwgroen geverfde 3-dakige tempel. INDEZIJLIJN: \\De Temple of Heaven is pas gerenoveerd zegt F. en pas weer opengesteld. Rond dit monument ruikt het naar verse verf en lak. Eg grappig! We komen ergens een ± 500 jaar oude Juniperus chinensis tegen: de 9-drakenboom.\\

De rituelen hier met vasten en offeren zijn reelijk ingewikkeld, maar wel wordt duidelijk, fdat een grote, ronde, platte steen de eigenlijke plek van bidden is. Direct contact met de hemel. Het hele ritueel wordt uitgelegd in een zaal in een annex gebouw. Op overdekte gaanderijen tussen de voornaamste gebouwen wordt gezongen door een verklede nep-keizer in vol ornaat (Sancta Lucia). Ik zie het Wáng-karakter voor keizer zelden in onderschriften en vraag er Frank naar. Hij zegt: wang is niet de enige aanduiding voor keizer. Mooier is (huáng)(), gele keizer. Dat zijn ze. Langzaam geeft China al zijn geheimen prijs. De Verboden Stad valt tegen, behalve de wc. We worden door Frank achter de Noordpoort gedropt aan de achterkant van het grote complex en gaan dus in de verkeerde volgorde. We dwalen eerst langs het testhuis van de concubines, een vuurstenen rots, verscheidene paviljoentjes en oeroude cypressen en z.g. filosofenbomen of scholartrees. Vanaf het palkeis van de keizerin met hemelbedden en andere soesa, besluiten we de centrale as te nemen en zo naar voren te lopen. De paleizen zijn allemaal niet open. Wel de poorten, maar de paleizen niet. We kunnen overal naar binnen gapen: veelal is er een troon te zien met vaak hetzelfde meubilair. De allergrootste paleisruimte staat van kop tot teen in de steigers, samen met omringende dingen. En zo vallen de 5 bruggen ook tegen.Mao hangt nog steeds op de muur van de Zuidpoort.

foto: De Zuidpoort met nog steeds het portret van Mao. Dit is de echte tian (hemelse) an (vrede) men (poort), waarna het hele plein genoemd is. Het is dus niet het plein van de hemelse vrede, maar het plein bij de poort van de hemelse vrede. Ik lees links van Mao op de gevel: zhong1hua2ren2min2jing3he2guo2wan4sui4, hetgeen zoveel wil zeggen als: bron van het Chinese volk en lang leven van het land. Ik hoop oprecht dat daar niet Mao mee bedoeld is, maar ik ben bang van wel.

Het tiānānmenplein is groot en lang. Het wordt ontsierd, vind ik, door Mao’s rottend lijk in een mausoleum. De lunch tussen Hemeltempel en Forbidden City zit erbij in en daarna merk ik voor het allereerst onraad in de darmen. Ik ben redelijk op tijd bij de cesuo in de ZW-hoek en krijg een zit-toilet aangewezen door een toiletbediende. Hij rukt om 5 uur mijn wc-deur open om te kunnen sluiten. Kuai, kuai, kuai, zegt hij; ik antwoord met man, man, man (langzaam). Christiane is te laat. De FC neemt om 16.00 uur geen bezoekers meer op en gaat om 17.00 uur dicht. Voor die tijd gaat alles met hekken opzij dicht. C. laat zich achterin opsluiten, neemt een taxietje bij de N-poort en komt niet op tijd. Toch vindt ze ons nog. Frank had gezegd ½6, had 5 uur moeten zijn. foto: Dit is de chang cheng, juist: de grote muur.

Vandaag het bezoek aan de Grote Muur. Het is een groot succes. Prachtig zonnig en toch koel weer. Omhoog met de kabelbaan, maar eerst ± 200 meter spitsroeden lopen tussen rommelkramen door. De muur bij Mutianyu is prachtig, slingert zich over de heuvel/berg-toppen en je moet per kabelbaan (725 meter steil omhoog in een oranje gondel voor 4-en (2 man is zat) 650 meter. Het is absoluut niet druk. De muur is niet zo hoog en vooral niet zo breed als ik gedacht had: ruim 3 meter. Hij gaat steil de heuvelkammen en bergkammen na met om de ± 100 meter een wachttoren, veel trappen en steile stukken. Op ons stuk gaat een trap van ± 450 treden steil tegen de berg op. We komen net niet tot onderaan de trap. Ik koop voor 50 een T-shirt (I climbed the Great Wall: ()(dēng)(le)(cháng)(chéng) tot woede van I. die gek wordt van het hello-geroep van de Chinese prullaria-verkopers en verkoopsters. Voor de eerste, de allereerste keer in China () hebben we een forse schermutseling (), maar mag het ook eens aan het eind van een vermoeiende dag en reis? Het was drie uur aanrijden in de bus door een vreselijke autodrukte de stad uit. Terug is korter na een fijne lunch en we zijn op tijd voor de Jingju, de Pekingopera. Morgen het Zomerpaleis en de Hutongs van B. 00.10 uur Einde, Vrijdag 12 mei.

* Het is gebruikelijk in China, dat als iemand van de trein wordt gehaald, dat dan de afhalers niet al op het perron staan te juichen, te dringen en te zwaaien, maar aan de uitgang van het stationsgebouw. Daar worden de gasten opgevangen. Een duidelijke scene van deze voor ons westerlingen zo afwijkende procedure wordt beschreven in les 24 van TEXTBOOK II van mijn Chinese cursus die NPCR (New Practical Chinese Reader) heet (zie ook Internet). Je wacht met afhalen tot treinreizigers helmaal buiten op de stoep staan.

Foto: De Chang Cheng: onvoorstelbaar

BUNTER

zondag 22 maart 2009

De waerelt volgens Bunter XVII

Geen spoor

van vleugels

Zo kwam ik over het El CommandanteTheo Boerboomgetske afgelopen zondagmorgen om 20 voor elf op de Bongerd te S. op weg voor kerkgang in mijn naamkerk. Mijn zondagse meditatie had nauwelijks ingezet, toen alle gedachtenflarden verwoeien door een actueel beeld: het bushokje van Veolia (lijn 55, richting Valkenburg) aan de Bongerd zag er zeer gehavend uit. Een van de glasplaten,waaruit het nuttige bouwseltje was opgetrokken lag in duizenden kleine brokjes veiligheidsglas op het asfalt van het plein. Geheel versplinterd securitglas.





Op slag maakte zich een forse dot doem van mij meester. Mijn eerste gedachten verder op weg naar de kerkdeur voor de halfvastenviering, gingen over dronken opgeschoten jongelui, die hun baldadigheid hadden botgevierd op dit stukje sociaal straatmeubilair in een vlaag van pure vernielzucht. Ik nam me voor het te melden aan de politie en Veolia. Bij het eerste adres zou ik om meer toezicht vragen en op het tweede adres voor een snelle reparatie, zodat niet meer baldadige jongeren een voorbeeld zouden nemen aan deze vernieling.

Na de hoogmis snelde ik naar huis voor de digitale camera om de causa irae meae vast te leggen. Dat heb ik nu altijd: maak ik me boos, dan verspringt de naald in mijn hoofd acuut naar een andere taalplaat en schrijf ik drie woorden die net zo goed door vijf Nederlandse woorden vervangen kunnen worden: causa irae meae: de oorzaak van mijn woede. Hoe dan ook, op weg voor de foto’s vond ik eerst nog een brok verbrokkeld veiligheidsglas in het gemeenteplantsoen naast genoemd getske. Aha, een aanwijzing voor de richting, waarin de dader(s) verdwenen zijn! Miss Marple hoorde ik kakelend lachen op de achtergrond.








Foto: Sporen in het plantsoen




Knip, van de ene kant, knip van de andere. “Zie je wel”, zei een jonge moeder tegen haar zoontje aan de overkant op de stoep, “die mijnheer maakt er al foto’s van.” Alsof ik zou kunnen bijdragen door mijn actie aan het vatten van de dader(s) en het in rekening brengen van de schade bij hen.

In mijn onnozelheid en met vermijding van de bromsnor-intonatie vroeg ik haar langs mijn neus: “U hebt natuurlijk ook niet gezien wie dat gedaan heeft; het zal wel weer iets zijn van nachtelijke, dronken vandalen, hoewel het aantal zuipkroegen in mijn dorp de afgelopen tien jaar met vele tientallen procenten is gedaald.

Tot mijn verbazing knikte ze met een glimlach en blote tanden. “Nou” zei ze,”gistermiddag zat ik hier in mijn auto op de Bongerd en toen waren en twee jongetjes op het plein aan het spelen, eentje reed op een fietsje en de andere voetbalde met een steen, ongeveer zo groot.” Ze maakte met duim en wijsvinger een rondje ter grootte van een klein kippenei. Ik houd van verhalen die met een brede inleiding beginnen. Die eerst bijzaken schilderen om de toon te zetten en vervolgens langzaam en nadrukkelijk naar het antwoord toewerken. Deze jonge moeder riep niet: “Jaseker, meheer, gisteren achternamiddag zag ik hier twee van die rotjochies op het plein rondscharrelen. Hebben die gastjes op zaterdag niks beter te doen? Huiswerk maken of zo! En een van die ettertjes…”

Net toen ik dacht: nou komt het, ging ze verder: Ik kwam uit mijn wagen en liep nog even de winkel in voor een paar boodschappen. Het zal tussen twee en drie zijn geweest (heerlijk, dat uitstellen, toch) en toen ik net weer buiten kwam, was er een harde klap. Ik keek in de richting van het geluid en zag al het glas rond het bushokje liggen. Ik neem aan dat het met de steen voetballende jongetje zijn stenen bal tegen het glas geschopt heeft, misschien per ongeluk, misschien met opzet om uit te proberen wat er zou gebeuren. Er kwam nog een man uit zijn huis aan de overkant van de straat, die een van die twee jongetjes bestraffend toesprak. Die steen moet hier ergens nog liggen, hoor.”

Deze jonge mevrouw maakte me dus in enkele momenten duidelijk dat voor mijn doemdenken en aanvankelijke woede absoluut geen aanleiding was. Het verwoeste bushokje dat er verschrikkelijk uitziet, is het resultaat van voorshands onschuldig kinderspel. Echt opgelucht ben ik naar huis gelopen met geen gram lood meer in mijn schoenen en blijheid in mijn hoofd waar eerst woede kolkte. Het bushokje is verruïneerd, okee, maar kunnen ze straatmeubilair niet beter van iets anders dan securitglas maken?







Ik kende deze mevrouw helemaal niet. Soms denk ik dat ik gematerialiseerde engelen uit den hoge tegenkom of heb ik zelf wel eens de neiging om tegen mensen die ik mag helpen met spontane informatie of fysieke ondersteuning, te zeggen: “Ik ben uw bewaarengel van dienst, hoor!”

Ik heb me bij het commandantengetske nog even omgedraaid en zag moeder met zoon wegwandelen aan de overkant van het plein: geen spoor van vleugels op haar rug, hoor, Nog geen veertje!!

Zo kwamen mijn vrouw en ik woensdag na de Engelenzondag van het securitglas op straat weer aan het bushokje en constateerden dat het hangende glas uit de sponning was verwijderd en de boel echt bij elkaar geveegd en opgeruimd. een goed teken, zeiden we tegen elkaar en warempel: de volgende dag, donderdag was het glas al keurig vervangen toen wij met de 55 opnieuw naar Sittard op en neer ging. Veel complimenten, Veolia!

BUNTER

Bunter in ut laand vaan Sjarel de Veerde II

Bunter, hielemaol gaans veerdig veur de bös


In de Praagwake tien oor





Sjarel de veerde oonder de snie: ouch Heer wach op miech, hè, jong?



Donderdig, 19 fibberwari 2009,

Vemiddeg ging iech even veur Ine mèt un envelop nao de brevebös opte Dörrepsstraot in dit look. Tien minute op en tien minute trök. Iech höb de gaanse weeg gemarsjeerd wie unne piejot (steek diene vinger in dien vot, steek häöm neet te wiet aanders kumpste aon de sjiet!) mèt unne nordic walking stèk es e geweer op mien rechtersjouwer en vaanalles gezoonge: ‘Noem Mona Lisa m-m-mooi, le cocq est mort, le cocq est mort; der Hahn ist tot, der Hahn ist tot’.

Mörrege moote veer, iech en die vaan miech, um 7.11 oor, dus zeve oor èllef, de boemel nao Heerle; dee is um 7.26 in Heerle, boe aon d’n achterkant vaan de staasie de bös vaan van der Biesen um 7.45 oor nao Praag vertrèk. Iech dink veural aon ‘Winterreise’ vaan Schubert en spits miech zier. Heerle- Aoke-Kölle-Frankfurt-Neurenberg-Plzen-Praag, un reis vaan unne vollen daag.Sjiek, hè?


Foto:Wie dee Tsjechische piot (steek enz.) in Praag beij de burreg op wach steit, zoe moos iech nao de Praagwake nog un gaanse nach wachte veur tot veer in de bös mochte.

vrijdag 13 maart 2009

Chinees dagboek, deel XXII


Chinees dagboek, deel XXII

(zhōng)(guó) ()()()(èr)(shí)(èr)()()(fen)

Met Bunter op weg naar Beijing! XXII


De keramieken

krijgers in 西安

van keizer Qin






(西安)

二〇〇六年五月十日星期三21.07 uur

北京。

(Xi-an) Beijing, woensdag 10 mei 2006.


Gisteren is onze jongste zoon Pepijn in Enschede 26 jaar oud geworden. We hebben hem dinsdagmorgen g-sms-t met felicitaties, maar nog niets teruggehoord. En nu zitten we alweer een hele dag in 北京 bij te komen van onze eerste excursie naar de Hemelse Tempel en de Verboden Stad.

Maar eerst nog terug naar de tweede dag in 西安, waar we buitengewoon succesvol waren met mijn inkopen.

In de foreign language bookhandel (sic) aan de Ooststraat in Xī ān, waar we met een karaktervolle notitie van gids Carol heengingen met taxi vond ik: een heel dik woordenboek voor 72 元,twee dozen met interactieve CD-roms voor niveau 1 en 2 en een boekje, waarin bijna 200 moeilijke karakters werden uitgelegd en geanalyseerd. Alles bij elkaar voor nog geen 400 , dat is dan 40 euro. Ine vond nog een vegetarisch Chinees kookboek. We lopen heel blij om de Bell en Drumtower te vinden, maar een 'domme' Chinese stuurt ons precies de verkeerde kant op. Na drie blokken hebben we het Chinese toverwoord gevonden: zhōnglóu en de karakters en de antwoorden kwamen ook meteen. We hadden het zo gevonden en het was allemaal precies zoals ze zei!



We zijn eromheen gelopen, niet omhoog en verder een kriebelig Moslimwijkje (foto) in vol merkwaardige eettentjes, slagertjes en andere sprookjesfiguren. Ine koopr er een felrode, 100% zijden nachtpon en nog en sjaal voor 50 元。Ik bijna een Mao-zakhorloge: ik doe het niet omdat M. een boef was. Een hele grote. 30 miljoen Chinezen stierven als ratten vanwege de Grote Sprong Voorwaarts. We \in heel weinig kopdoekjes en ronde dopjes in deze wijk. Terug om ½6 in het hotel, niks gegeten, maar we moeten om 20.40 de nachttrein naar Beijing halen met zijn allen en de koffers. Dat lukt na het roken van een tuitknakje samen met pijpenBert Cohen. We hebben in de softsleeper eindelijk aan elkaar sluitende slaapplaatsen gekregen en wij slapen in een 4-sleeper met Ernst en Mariska. Om 6.35 uur ’s ochtends komen we aan in Beijing, precies op tijd nen dat over een afstand van 1200 kilometer. Dat doet de NS de Chinezen zeker niet na!




Maar, ach, ik heb het terracottaleger vergeten in Xi-an. Daar gaan we de eerste dag in Xi’an meteen naar toe. Om eerlijk te zijn: het is daar allemaal prachtig aangelegd en overbouwd rond de grafpyramide van de eerste keizer Qin, die China verenigde in ± 200 v. chr. en die China ook zijn naam gaf Qin-a. Twee dingen leer ik er, afgezien van de omvang van de eerste en derde hal. (fotootje)


a) De terracottasoldaten zijn allemaal kapotgeslagen geweest door woeste rebellen die de keizer verjaagden*.

b) De grote lemen dijken tussen de uitgegraven sleuven zijn bedoeld om steunbalken te dragen om de sleuven ondergronds af te dekken met grove matten. In put 3 is dat goed te zien. En verder zijn er rond de allang bekende Qin-piramide als mausoleum van de eerste woeste keizer nog 600 bijgraven gevonden van hovelingen enz.



De film vooraf aan het museum maakt de historie heel duidelijk; het is een sta-film in de rondte van 15 tot 20 minuten. Chinezen en ook presidenten van over de hele wereld laten zich als leemgebakken generaals of soldaten namaken. Het diner met dansshow uit de Tángdynastie 6-800, China’s grootste bloeitijd, ’s avonds is erg leuk. Veel Chinese muziek is op natuurgeluiden gebaseerd: het fluiten van vogels, het gesnater van eenden en zo is het ook met de dansen. Vooral de eerste dansnummers met prachtige decors konden mij zeer bekoren. Vlak voor de show worden wij werkelijk volgepropt met dumplings, gestoomde deegballetjes met hartige inhoud en soep. Heerlijk, heerlijk!



Ine slaapt maar twee uur in de softsleeper naar Beijing. Ik schrijf Jung Changs nieuwe boek op: “Mao, het onbekende verhaal.”

En de aankomst in B. is klote met een rietje. De bus staat er niet en onze lokale gids Frank stuntelt. Nog 20 minuten wachten zegt de gids.




De stadsmuur van Xi'An


BUNTER

donderdag 5 maart 2009

Bunter in ut land vaan Sjarel de Veerde





Rechts, dat is Bunter mèt zien Praagse möts, en heij oonder, dat is Sjarel de Veerde, keuning en keizer in Praahaag.








Preambuul




Zoe good geprepareerd opte Vastelaovend....


Wie ut zoe kaom tot iech veur dun allerierste kier in zèstig jaor neet in de stad waor met die fantastische däög in fibberwaar 2009.



Zoe good geprepareerd, mèh ut gong neet door....


Hè, dat is toch eve wene: un gaanse aander taol, mèh wel echte, zeute spraok: Mestreechs. Leve lezer en lezerse, geer nump miech neet koelik tot iech op mien moojerstaol gesjuif bin. Ut huurt ech beij ut oonderwerrep: wie veult ut um met de Vastelaovend gaaroets neet in mie Mestreech te zien, mèh achhoonderd kilometer nao d’n Oos, in Tsjechië, ut laand vaan de groete vors en keizer Sjarel de Veerde ( Praahaag, Zoondig, veertien Meij daartienhoonderdzèstien tot Goonsdig, negentwintig November daartienhoonderdachenseventig). Wèèl, um in ut in ei woord te zègke: VREEMP, hiel èrreg VREEMP. Excuus, dat zien alweer veer wäörd. Zjus zoe vreemp wie dat gek woord bove dit stökske: preambuul. Noe zal minnigein ziech initieel sjeif stare optie leste sillaab vaan dat woord. Buul. Kiek, dat verstoon ze wel, die batteräöfkes: dat is balzak opze Holles of goodgevöld scrotum in ut Latiehien, weil ut in aander Limburgse taolvariasies ouch wel un gèt breijer beteikenis heet: tuut boe-in me get deit um te drage en dao kint me ouch ut diminuïtief: buulke, wie veer zègke: tuutsje. Mèh in preambuul ligk de snaoj of sezuur in ut woord ieder: tösse ‘pre’ en ‘am’. Ut is dus eigelik: pre-ambuul en ‘ambuul’ kump weer oet ut Latiehien vaan ambulare (klink es: amboelare). Dus dao geit dee gekke buul de Maos aof. Letterlik umgezat steit dao dus veur-wandeling, zegk mèr u verbaal oetstepke veurtot ut echte verhaol aonvink, un introduksie um de lezers en lezerse e bitsje lekker te make. Mèh, taan moot iech wel gaw oetsjeije met die theorie.


Proeliare* (dat hèt: KOM, AON DE GENG, lekker joonk), Iech en die vaan miech, veer waore koum trök oet Costa Rica in November, toen ze obbins met de gezèt in häör hennekes zeet: ‘Zullen we met de Carnaval eens naar Praag gaan? Dat is een hele mooie stad!’.

Mun ierste, gaans intern gedachte: “Aon mien koohoont, iech wel opte Vriethof zien es ut Mooswief stindegs middernach weer nao oonder kump. Iech wel die groete oonderbrook weer op miech aof zien koume en wee degenige de dao koed vaan dink! Dao höb iech oongeveer de afgeloupe veertig jaor ouch gestande in mie aongetuddeld pekske met vochtige ouge en un towgesjroufde stroot en zoe meuj wie ein maoj. Mèh wie dee frang waor doorgerold, kaom dit bove: “Veurwat neet? Ins in de leve mooste dat toch höbbe ervare: neet thoes met die däög! Tis toch gein wintersport mèt de kakkers! En Praahaag is u stedewoonder.”

Noe daon iech beijnao altiet wat miech es twiede invèlt. Iech reageer gemeinlik secondair. En umtot toch op ut goojekööpke gòng mèt Vaan der Bieze oet Kirchsjrao, zien veer us metein goon melde!

Koumende däög kint geer dus allemaol in un zeute taol mien avonture in Praag leze. Iech gaof miech zellef d’n opdrach nao te goon of de Vastelaovend ouch mesjiens in Praahaag gevierd weurt. Dao huurt geer ouch vaan. En tenslotte had ik miech zellef wèlle umduipe in Jaromir nao de cyclus vaan de poweet ACW (Anthony, Christiaan, Winand) Staring ( Gendringen, zaoterdig, 24 jannewari 1767 – Vorden, dìnsdig 18 augustus 1840), dee begint met ut reimend verhaol vaan ‘Jaromir te Praag’, mèh dat gong gaaroet neet euver Praag en waor allein mèr u oetgesjreve möpke op reim. Dus ut beleif gewoen: Bunter in ut laand vaan Sjarel de Veerde. En dat is geine carnavalsprins, mèh unnen echte keuning en Duitse keizer. Väöl plezeer en ammezeert uuch mèt leze!

*Proeliare (euvergeleverden oetspraok: preuliejare) is d’n oetroop vaan ut joonk meitske Byrrena, dat häören amahant Lucius welt aonmoedige in bèd, wie vertèld weurt door d’n awwe Romeinse sjriever Apuleius roond hoondervieftig nao Zjezeke in ein vaan de ierste echte romans oet de geschiedenis: De Metamorphosen. In 1998 is ut twiede deil vaan dee köstelikke roman vertaold in ut Frans en vaan oetgebreid commentaar veurzeen in un dissertatie aon de Rieksuniversiteit vaan Groninge: ´Apulée, Les Métamorphoses, Livre II, 1-20, Introduction, texte,traduction et commentaire’ door de Zwiterse mevrow dr. Daniëlle Karin van Mal-Maeder (Lausanne, 1963), blz 56, beijnao oonderaon). Zie vertaolt ‘proeliare’ mèt: ‘au combat’. Dus taan wèt geer mie es genòg! Iech dach zellef: ‘Kom, aon de geng, lekker joonk’.

BUNTER

dinsdag 3 maart 2009

De Waerelt volgens Bunter XVI


Wakker worden

in maart




Tjielp. Tsjilp. Tsiellup. Piep. Piep. Pieperdepiep. Tsssjrrrrrr.

Bom. Bom. Bom.Bom. Bom. Bom. Bom. Uurbericht van de pastoor zijn toren.

Maandagmorgen en nieuwe geluiden wringen zich door de uiterst smalle klapstand van ons slaapkamerraam.

Gekukel ver weg en heel dichtbij ochtendwater dat zich bij mijn frontale kringspier meldt.

Langzaam wordt het slaapkamergordijn lichtgroen in plaats van bruinachtig donkergroen.

Dan een helgele streep op het behang.

Ik sta op in drie aktes.

In de eerste speelt mijn rechterarm de hoofdrol.

Hij werpt het dekbed van mijn dampende tors en leden.

Ik ril.

In de tweede acte neemt mijn linkerarm het over.

Hij drukt het middenstuk van mijn bestaan omhoog tot zitstand,

waarbij mijn onderstel uit bed valt in een haakse hoek met de matras.

Ik damp nog na.

De derde acte waarin een glansrol voor mijn onderstutten, die zich dramatisch strekken.

Ik kom geheel tot stand met mijn kuiten tegen het koude bedraam.

De eerste stap al snel gevolgd door meer richting badkamer en toilet.

Daar loop ik even leeg.

Pas dan kan ik doorschakelen naar vol vermogen en gaat mijn hoofd meedoen.

Ik ga niet terug in bed.

Iets zeg me dat dat zonde zou zijn.

De tweede kamer van ons huis aan de zuidkant kost mij nog slechts enkele stappen meer.

De gordijnen zijn daar altijd helemaal open en nu straalt het glas van de ruiten.

Ik kijk en dan gebeurt het!



Goudgeel is mijn voortuin in een frisgroen buxuskader.

Honderden gele akonieten tonen hun vette stampers en stuifmeelvolle draden aan moeder zon, nog in lage stand.

Zij strijkt het licht met natte kwast overal neer voor mijn verbaasde ogen.

Wekenlang waren het kleine felgele zwavelknopjes, rillend van de kou ineengekrompen.

En kijk ze nu: helemaal open als in een grote botanische lokgroep.

Bestuif ons, asjeblieft, bestuif ons ,roepen de natte stampertjes.

Waar zijn dan die verrekte bijen, die moddervette moederhommels,

de zweefvliegen, vooruit de vliegen dan, die we moeten bepoederen?

Brommen de melige draden.






Lichtpaarse krokussen in toefjes bijeen

maken mijn maartse van Gogh compleet

samen met nog langer hangende mannenkatjes van de kronkelhazelaar.

Katjes en krokussen zwijgen.

Dat zijn niet van die marktwijven als de botergele akonieten.

Ik weet niet

Ik weet niet

Ik weet niet

Hoe snel hoe snel hoe snel

Iktandepoetsen,koponderdepomp,harenkammen, deodoranten, kleren,klerenkleren,

sokkenschoenenveters.

Boterhammenbotersmeren pienakaas,chocoprut,theetjebeetje,slurpslurpslurpkauwkauwkauwkauw,VESTJE-AAHAAN.

En naar buiten met het cameraatje.

Ik zeg Goedemorgen, maandag twee maart,

je brengt ons zon en tien graden van Celsius.

Zo vroeg al

Bedankt, hartstikke.

En dat vele licht.

Je hebt me zo ontzettend blij gemaakt.

Vanaf nu zou ik in korte broek, bermuda willen lopen

met mooie lange kousen eronder en stevige stappers

om altijd weer buiten te zijn.

Ik juich nog onbegrepen stilletjes in mezelf.

Kan het niet uitleggen :

mijn zestigste lente is gekomen

mijn zestigste lente is er

mijn zestigste lente is daar

daar is mijn zestigste lente

zie mijn zestigste lente komt

kijk mijn zestigste lente

Dit moet de dag zijn

Kan niet anders

Zo blij, dat ik Chinees ga denken:

Twoh kauwsieng ah. Zo blij!

Ik zoek verder.











Kijk eens naar mijn boompioen. Dikke vette donkerrode knoppen in beweging.

Overal zaailingen Buddleya




Eerste longkruidbloemen



Ha Ha, zoekplaatje van twee alruin-erupties: voor de fijnproever!


Daar is ook Mandragora met twee erupties. Goedemorgen, Alwijze, almachtige ALRUIN,




En helemaal achterin een groenbonte verzameling oerbloemen van het SUperStinkend


Nieskruid. Verse bladpunten van de sleutelbloemenprimula’s.

Alles staat klaar. Nu de Maartse viooltjes nog.

Ze zijn er niet, maar ze komen overal. Hoera!!



Bunter