vrijdag 19 augustus 2011

Bunter in de tropen XI

Een laatste blik op Selva Verde via een muurschildering in de grote lounge van een bijzonder hotel.   Foto BUNTER
Bananen, neushoornkevers,
Don Guillermo en
weer nieuwe orchideeën
 Vrijdag 14 november 2008, Tortuego, Samoa Lodge, 17.20 uur, de schemering valt snel.

We zijn vanochtend om 06.15 uur uit Selva Verde in Puerto Viejo de Sarapigui vertrokken. Bij de receptie buiten de poort ligt een platgereden koraalslang op het asfalt. De weg is heel druk met zware truckers met Maersk-containers; zij knetteren echt als ze in volle vaart remmen op de motor. Vreemd: regenwoud en knetterverkeer zo dicht bij elkaar.In de bus hoor ik van drie kanten griezelverhalen van mensen met reuzenkakkerlakken op de kamer. Bah! Wij niet gelukkig. We ontbijten rustig na een nuurtje op Roberto’s Rancho langs de weg. Good Food! Dan gaat het verder over een hobbelweg naar de bananenplantage van Del Monte, vlak achter die van Chiquita. Marcha wijst ons op de blauwe zakken, waarin de bananentrossen direct na pollinatie gehuld woerden. Tegen vraat van insecten en vogels. Er zijn ook twee vliegveldjes voor de gele sproeivliegtuigjes. De plantages strekken zich heel ver uit en af en toe loopt er een soort rail over de weg waarover de werkers wel 20-30 opgehangen bananentrossen in blauwe zakken naar een centraal punt trekken -- Oh, yes mister tallyman, tally mi banana, daylight comes and I want to go home…
O, yes mister tallyman, tally mi bananas...  Foto BUNTER 

Bij de fabrieken kijken we door gaas naar de ‘arrebeyers’: wassen, selecteren, op maat snijden en in grote dozen verpakken in plastic. De bananen zijn nog groen.

 Bij de inpak- en washal zitten oude mannetjes met
enorme neushoornkevers op een stukje suikerriet als attractie. Deze dieren zijn totaal ongevaarlijk en bewegen als een soort robot met hun enorme zwarte poten over mijn hand en over die van dappere dierenarts Solange. De mannetjes van het type Buena Vista Social Club Havana (Cuba) verkopen ‘pipa’, kokosmelk in jonge, kleine kokosnoten voor 1 dollar per stuk. Ik zing voor hen: “Coconutteseñor ies callien out, every day you can hear him shout …” naar het befaamde lied van Harry Bellafonte. Ik krijg een banaan en opnieuw reageer ik zingend met “si, no tenemos platanos” en ook dat vinden ze erg leuk. We  rijden nog 24 kilometer verder over de slechte weg naar de aanlegsteiger van de speedboot voor dertig personen naar Samoa Lodge. Voordat we daar om 10.25 uur zijn, ziet Ine nog een dood gordeldier (Armadillo spec. – grijzig) langs de weg liggen met enkele gieren erop en erbij.
Wij gaan om ongeveer half elf op weg naar deze lodge met een zeer lawaaierige soort speedboot. Met doofstomme Anselmo achter het stuur en een nieuwe Andrès als ‘gids’/ conducteur. Anselmo crosst er goed overheen, maar toch duurt het nog tot 12.15 uur eer we er zijn met veel motorlawaai en hinderlijke vaarwind.


De lawaaitaxi van Anselmo ligt voor ons klaar. FOTO BUNTER
Onderweg al meteen een forse krokodil van ruim drie meter, een kleine kaaiman ook, tegen de oever. Andrés is opgetogen, omdat hij op weg naar ons toe en echte jaguar het kanaal heeft zien overzwemmen. Op de oever liep het dier nog eens achterom en verdween toen in de jungle. Hij vertelt ook over de aardbeving van 1991 aan de Caribische kant van het land (oost). De lagune kwam omhoog en liep toen bijna leeg. Daarom staat het water hier laag en kunnen we niet zo snel varen, zegt hij. Nauwelijks zijn deze woorden verklonken of dove Anselmo – wat een Middeleeuwse kloosternaam – knettert er weer vandoor met dezelfde snelheid. Hij stopt alleen voor een schildpad op een boomstronk en op de jaguarplek om naar sporen te zoeken. En bij een afslag, waar in het schildpadseizoen de bezoekers van het reservaat op schildpadeieren gecontroleerd worden. Die eieren gaan door voor een fors afrodisiacum, maar dat is niet waar, natuurlijk.

Welkom op Samoa; zou die naam bewust verwijzen naar de eilanden in de Grote Oceaan? FOTO BUNTER
 Andrés helpt me met de paarsige orchidee, een in de grond groeiende soort die in veel voortuinen van huizen te vinden is. Hij gelooft dat het de nationale bloem van CR is, maar ik vind ze veel te paars. Bij de lunch brengt Andrés met het dikke bloemenboek van CR (38$ in de winkel en loodzwaar). Daarin vind ik onze orchidee, warvan Ine dacht dat het een heel andere soort was op grond van een FOUT bordje bij Arenal Springs. Het blijkt de bamboe-orchidee te zijn (Arundina graminifolia) een grasbladige orchidee, een Aziatische niet-inheemse soort, die hierheen gebracht is.

We geven na de lunch onze wensen voor de trips hier: schildpadden op het strand eierleggend, de boswandeling morgenmiddag en de kanalentocht om naar dieren te speuren om 06.00 uur. Prachtig. We gaan niet meer naar het dorp Tortuego om 15.00 uur. Een gewoon Caribisch dorp, horen we achteraf. Wij houden uitgebreid siësta en verkennen deze lodge-instelling. We lunchen in buffetvorm met een heerlijk stukje vlees en vis, aardappelpuree, groenten, kikkererwtenmaïs en bamboeschijfjes, heel zacht, zonder smaak met de aanblik van witte prei. We lopen na de powernap over het terrein ter verkenning.



De wevervogel-kolonie. FOTO BUNTER

 Een schitterende Habenaria.  foto BUNTER


 Bij het zwembad staat een enorme boom vol met wevervogelnesten. Een van de vogels scharrelt er rond en maakt typerende geluiden. Solange wordt een beetje dun ondergescheten en dan horen we een groep brulapen met veel lawaai. Ine gaat er achter aan, terwijl ik een prachtige Habenaria ontdek, laag op de stam van een dode boom.
Zowel de petalen, de binnenste kroonbladeren, drie stuks, waarvan een de lip is met felwitte lobben opzij, alsook de sepalen, de buitenste kelkbladeren (ook 3) zijn zeer smal en spits. Tenslotte vind ik ook de kleinste orchideetjes totnutoe op een oude afgebroken boom . Het blad is typisch dat van een epifytische orchidee. Uit het hart van het blad komt een stengel met zijtakjes die allemaal volzitten met groenachtig witte piep- en piepkleine orchideebloemetjes en onderaan de stengels de typisch onmiskenbare dito zaaddoosjes. Verwelkend kleuren de bloemetjes naar fletsoranje. Ik ben opgetogen. De habitus van de mini-orchidee lijkt op die van een ordinaire zuring. Van beide vondsten maakt Ine foto’s.

De zuring-orchidee met de piepkleine bloemetjes. foto BUNTER

In de marge:

De chef van Samoa Lodge is Guillermo. Bij het eerste contact spreek ik hem aan met ‘Don Guillermo’. Zo hoog mogelijk inzetten, dacht ik. Hij reageert met señor omdat hij geen namen kent. Ine beknort me om deze move. ‘Don’ zeg je alleen tegen belangrijke oudere mensen. Zeg je het tegen iemand anders dan kan dat spottend overkomen.

Ik confronteer Don Guillermo met deze opmerking, maar hij zegt: “’Don’ is de mooiste manier om iemand aan te spreken en ik was zeer vereerd dat U me ‘don’ noemde.” Hij legt daarbij zijn twee handen op zijn hart met zijn breedste glimlach en gaat verder: “Ik moet u ook ‘don’ noemen (vragende blik) “ en dan zeg ik “Don Lorenzo, por favor?” Hij informeert naar Ine en dat wordt dus: Doña Iñez. En als Ine op de laatste dag de rekening van 217 $$ in colones gaat betalen is het Doña Iñez niet van de lucht, ha, ha!

BUNTER


Een tropische sprinkhaan. Foto BUNTER




maandag 6 juni 2011

De Waerelt volgens Bunter XXIX



In de jasmijn op de top van zijn bloei  foto BUNTER



De zbieb,
de kóutòu
en de dolfijn
 Ach, geloof me nou toch. Ik ben geen roker en ik ben ook geen boer. Uiteindelijk ben ik een molenaarszoon, eigenlijk zo weggelopen uit een sprookje. En daarom zit ik nu in mijn achtertuin te genieten van een uitzonderlijk voorjaar. Terwijl mijn Jasmijn het optimum – de mooiste fase – van zijn bloei beleeft en de Chinese hemelboom zijn eerste bloeiaren uit zijn takken naar buiten wringt als het ware, zit ik hier in de vallende schemering te peinzen, strak starend langs Karmozijnbessen af. Heerlijke sigarenwalm omgeeft me, nu ik mijn tweede Cubaan smoor.
Heus, geloof me, ik ben geen roker. Wat zijn vier of vijf echte Cubanen, heel, heel langzaam genoten in mijn tuin, op een heel jaar? In de week voor of na Kerstmis gaat de laatste in een askegel op en dan is het alweer 2012 – Deo volente , esGodbleef.
Welnu, dit is de setting voor mijn betoog. Betoog? Betoog? Een veel te woest woord voor mijn overpeinzingen. Ik heb het niet meer nodig wie dan ook te overtuigen. Daarom betoog ik niet meer, maar overpeins. Te beginnen bij rozijnen. Arabische rozijnen wel te verstaan. Ik kwam het Arabische woord voor rozijn – zbieb – tegen op bladzijde 138, tiende regel van boven, in het boek ‘Ramadan, sultan van alle maanden’ van de hand van dr. Marjo Buitelaar, verschenen in 2002, dus het is nog maar de vraag of mevrouw Buitelaar nog steeds hoofddocent godsdienstwetenschappen aan de Rijksuniversiteit van Groningen is. Ik las dit boek enkele weken voor Pasen, midden in mijn eigen RK veertigdagentijd, om te achterhalen wat het begrip ‘vasten’ voor andere culturen dan de mijne betekent. Het is duidelijk een boek van voor de tijd, dat het stoer werd om op mensen met een islamitische achtergrond uit angst te schelden.
Welnu: zbieb is rozijn en dat woord wordt ook gebruikt voor het donkere eeltplekje op het voorhoofd van vele islamitische mannen. Dat komt daar omdat, zoals bekend, vrome mannen uit de islam bij het bidden heel veel diepe buigingen maken en met hun voorhoofd telkens de grond raken, alles vanuit een geknielde zit. Er zijn nauwelijks beelden van biddende muzelmannen van voor genomen. Altijd zie je lange rijen bidders in hun moskee van achter en de diepe buiging ziet er dan voor de toeschouwer uit alsof iedereen bijna tegelijkertijd zijn billen omhoogsteekt.
Je ziet dus nooit al die hoofden de grond raken, maar de rozijnen op het voorhoofd zijn er wel en volgens mevrouw Buitelaar zijn de vrome mannen er niet weinig trots op.


Een Chinese keizer in vol ornaat in de achttiende eeuw: koowtowen verplicht.

Deze bidgymnastiek is qua beweging dezelfde als de befaamde groet die de Chinese keizer vòòr 1911 – het jaar van de val van het Chinese keizerrijk en het aantreden als president van Sun Yat Sen – van al zijn hovelingen  en bezoekers eiste bij een persoonlijke ontmoeting. Op de knieën, drie keer diep buigen in die houding en met het voorhoofd de grond raken, dan opstaan, weer op de knieën, weer drie diepe buigingen en dan nog een laatste derde keer. Een onderwerpingsgroet wordt dit ritueel ook wel genoemd en ook na het verdwijnen van de keizerlijke monarchie uit China was de kowtow (officieel pinyin: kòutóu`, spreek uit koowtoow; in karakters:  叩头nog lang gebruikelijk bij traditioneel Chinese bruiloften. Bruid en bruidegom plachten voor hun beider ouders als teken van respect te koowtowen, maar negen keer? In Chengdu of daar in de buurt kwamen wij met onze reisgroep (zie het lange reisverslag op deze blog) in een Chinese bruiloft terecht in ons hotel. Bruid en bruidegom en hun hele families kwamen door een haag van vuurwerk in auto’s aan. Als toevallige gasten bood de bruidegom ons elk drie sigaretten aan die wij met veel buigende 谢谢’s in ontvangst namen, maar voor de kowtow van het jonge stel waren we te laat. Het feest ging al beginnen! Ooit was de kowtow in China de gebruikelijke begroeting van hooggeplaatsten, zoals rechters en bestuurders, maar drie keer drie maal stofhappen: alleen voor de keizer en misschien de ouders/voorouders. Deze diepe buigingen, waarvoor in andere Oosterse talen, die het Chinese taalgebied omringen, eigen termen bestaan, hebben we onlangs op de televisie kunnen zien in de scène, waarin de nagenoeg volledige directie van de Tepco, energiemaatschappij uit Tokio en exploitant van de door aardbeving en tsunami zwaar getroffen Fukushima-kerncentrale een kowtow maakte voor de tv-camera’s van de hele wereld om hun excuses aan te bieden voor het aangerichte leed en uit respect voor de veiligheidsmensen van Tepco, die tot op de dag van vandaag hun leven riskeren om de levensgevaarlijke rotzooi op te ruimen.

Even terug naar het grote voertuig, de taal, de . Ik heb de twee karakters nu gescheiden door een spatie. De rechterzijde van het eerste karakter was ooit een karakter in zichzelf, een zogeheten basiskarakter met een hoge leeftijd en een pictografische achtergrond. Dit karakter, dat de uitspraak jié (dzjie-éé) had, komt nu alleen nog voor als onderdeel van karakters en geeft dan zijn oude uitspraak ook aan de nieuwe combinaties. Maar niet in het woord 叩头 kòutóu. De oude Chinezen zagen er een offici”ele stempel of zegel in, maar ook een knielende man en dat waren dan ook de twee oude betekenissen van wat ik met mijn westerse ogen vooral zie als een gebruikte handdoek op een rekje. Erg oneerbiedig, welzeker, maar hier toch met alle respect ingetimmerd. Ik wil enkel laten zien, dat als je karakters maar ver genoeg analyseert, je uiteindelijk wel bij een clou komt: een aanwijzing voor de betekenis. Maar de uitspraak? Die moet je je eigen maken door veel op te zoeken en nog meer te lezen. Ook als het Mandarijn je moedertaal is!
Intussen werd de kowtow gevreesd door diplomaten en handelaars, die in China invloed, afzet en handel probeerden te verwerven. Vooral Britse hoge ambtenaren en ambassadeurs hadden grote problemen. David Porter, hoofddocent Engels en vergelijkende taalwetenschap aan de Universiteit van Michigan  (2001) wijdt in zijn boek Ideographia, the Chinese cipher in early, modern Europe zijn vierde en laatste hoofdstuk bijna geheel aan de pogingen van de Britten om onder deze dagelijkse kowtow bij audiënties aan het hof uit te komen. De Britten wilden wel buigen en het hoofd tegen de grond slaan, maar dan moesten de hoge Chinese ambtenaren ook kowtowen voor een speciaal meegetorst portret van de Britse koning. Of ze wilde wel één knie buigen voor de keizer, maar daar moest het dan ook bij blijven. Chinezen en Britten zijn nooit tot een vergelijk gekomen op dit punt.

Procespartijen betuigen hun diep respect voor rechters met een koow-toow.

En de Hollanders dachten slimmer te zijn. In 1794 en 1795 kowtowden zij telkens naar hartenlust onder leiding van ambassadeur Isaac Titsingh, maar het leverde hen naar eigen zeggen helemaal niets op. Achteraf klaagden ze bij hun Britse collega’s, dat ze ondanks hun vleierige houding gewoon net zo genegeerd werden aan het hof als de Britten.


De Dolfijnhouding en de afsluitende diepe kniel uit de eerste yoga-les van Déchanet uit 1965. (tekeningen aan boek ontleend.)
 

Buigen voor de keizer voor mogelijke handelswinst? Buigen voor Allah tot je een rozijntje op je kop hebt? Ik heb nog in een derde grote wereldcultuur naar buigingen gezocht, die in de buurt van de kowtow komen. De Indiase hindoecultuur heeft de hatha-yoga voortgebracht als meditatie- en ontspanningstechniek. Mijn eerste kennismaking met deze technieken was het lezen van ‘Yoga in 10 lessen’ door J.-M. Déchanet, verschenen in 1965 (Camera-serie van Desclée De Brouwer, Brugge – Utrecht) en dus alleen nog op rommelmarkten of in antiquariaten te vinden. Déchanet, een kloosterling, die yoga een christelijk jasje wil aantrekken, presenteert op blz 19, oefening 4, de dolfijnhouding, die sprekend op de kowtow lijkt, maar dan met gestrekte benen en die overgaat in een diepe, knielende houding, die de perfecte kowtow moet zijn. Heel ontspannend, goed voor de buikademhaling en nog veel meer, schrijft Déchanet. Zou er dan toch nog voordeel in nederigheid door houding te vinden zijn? Ik heb deze oefeningen in mijn jonge jaren lang volgehouden, hoor. Ik weet het zeker!!
BUNTER


maandag 25 april 2011

Bunter in de tropen X

De zonovergoten cacao-boomgaard van de bribri-Indianen, midden in het woud. Foto BUNTER


Van gepeperde Goden- drank
 tot Hollandse chocoladereep




Vandaag, donderdag 13 november, hadden we een geweldig leerzame dag met gids Wendy, die 10 x zo goed was als Melchi, veel beter Engels/Amerikaans sprak en ons inleidde in de traditionele cacaobereiding en -planterij van de Bribri-indianen die we nog gaan bezoeken, hoera!
 
Onze gids Wendy, dus. Foto Bunter
Die Wendy, wat een schatje;
ze wijdde ons helemaal in in de cacaoteelt en –bereiding, ontdekt op onbekende manier door de Olmeken (ik denk per toeval (serendipiteit net als broodbakken, thee fermenteren, bierbrouwen en tabaksblad fermenteren), doorgegeven aan de Azteken en aan de Maya’s, waarbij de A. afhankelijk waren van de M. omdat de cacaoboom niet in de bergen groeit, maar als schaduwminnaar wel in de laaglanden. Daarom, om hun Godenspijs (theobroma) veilig te stellen voerden de A. fel oorlog om gebied met de M. Meer dan 2000 jaar oud is de cacaobereiding.


Assistent Roldolfo. Foto BUNTER 
  Ine heeft twee affiches gefotografeerd, waarop alle details staan van twee weken fermenteren, inwerken van zetmeelomzettende bacteriën, drogen 2-3 weken, roosteren op 100 graden Celsius en dan verpulveren en tot poeder ‘crushen’ in een stenen, rechthoekige vijzel.

 Assistent Rodolfo gebruikt zoiets als de oude gehaktmolen van mijn vader om de gepelde bonen tot fijn poeder te malen. We gingen door het woud en over dezelfde brug van Tirimbina naar de cacaoplantage midden in het bos, waar onder de schaduw van de hoge balsabomen de cacaobomen stonden.


In de marge: Ik mag ook de cacaobonen malen met een dikke steen op een soort vijzel en intussen presenteert Wendy me de zaden van een plant met donkerrode, pluizige vruchtdozen.
Bunter in actie in de cacao-keuken. Foto Ine 

 Ik steek de zaden in mijn mond, maar ze leveren een felrode kleurstof ritueel in gebruik om bij het cacaodrinken op je gezicht te smeren. De plant heet in het Indiaans Achote en in het Latijn Anato anata.[Annato annata]



Achote-zaaddozen
Ze wees ons op de wenteltrapverdeling van bladeren aan de stengel van een wilde gember .


De wilde gember met de wenteltrapbladverdeling. Foto Bunter
 Ze wees ons een Morpho-vlinder en twee fukkende duizendpoten, die enkel 100 pootjes hebben, terwijl de centipede (de honderdpoot itt de millipede, duizendpoot), maar 50 pootjes heeft. En ze vertelde ons ook over de rode kikker met de blauwe pootjes, die in bromelia’s leeft. Mam legt haar eitjes in de humuslaag op de bodem . Als de larfjes uitkomen worden ze op de rug van pa of ma naar boven in de boom gebracht en in het water van een bromeliarozet losgelaten om zich daar tot kikkervisjes en kikkertjes te ontwikkelen. De theobroma is een stambloeier op oud hout met hele [kleine, witte]  piepbloemetjes. Hele kleine vliegjes uit het dode rottende blad op de grond rond de cacaobomen bestuiven die bloemetjes. Na twee dagen niet bestoven? Jammer dan, bloemetje verwelkt, valt af. Wel bestoven en dat is maar 3 procent van de 3000 bloemetjes per jaar op de stam van één boom, ontwikkelt zich de vrucht in 6 maanden.

Piepkleine bloemetjes op de stam van de cacaoboom. foto Bunter

De cacao-peul: deze is nog niet rijp. Foto Bunter. 

 Een zeer dikwandige gele peul, pod op z’n Engels, met zaden in een witte, vettige zooi. Een boom levert 40-50 pods per jaar en dat is genoeg voor twee kilo pure cacaopoeder. Theobroma bloeit het hele jaar door en de piek valt met iets meer vruchten tussen juni en december. Vochtige grond, schaduw en temperaturen tussen 25 en 30 graden constant. De zaden waren het eerste geld van de Indianen, 3 zaden voor een kip enz. Ze noemt een hele prijslijst. En dan komt het procedé waarvan Ine de plaat heeft gefotografeerd. Daar kan ik kort over zijn, net als over de historie en verspreiding van de cacaoteelt en chocoladeconsumptie. Eerst drie weken fermenteren, dan plusminus 2 weken goed drogen in de zin; dan roosteren van de zaden en de schillen van het zaad afhalen en vervolgens malen of in een vijzel heel fijn wrijven. Heet water erover van grote hoogte, vanaf het hoofd van vrouwen tot op de grond om zoveel mogelijk schuim te krijgen.


 Toevoegingen zijn: peper cayenne beetje, kaneel, suiker, kruidnagel en vanille-essence. Kruidnagel en kaneel zaten niet in het originele recept, maar zijn later toegevoegd. De Spanjaarden vonden het niet lekker, te bitter, maar Herman Cortez nam de cacaozaden wel terug naar Spanje mee om bomen vol geldzaden te verbouwen – de geldwolf – en dat mislukte.


Het recept van een Godendrank uit het oerwoud. Foto Ine

Zonder toevoegingen is het drankje het lekkerste. De Indianen kenden geen chocoladerepen. Die werden in Engeland en Nederland ontwikkeld ( Van Houten +- 1840) door toevoeging van lecitinevet uit soja en suiker. De oorspronkelijke naam van de godendrank der Indianen voor strijders, priesters en royalty was ‘cacawa’, wat ‘bitter water’ betekent. De Spanjaarden verstonden ‘poepwater’ door dat ‘caca’ natuurlijk. Een mooie uitleg: in cacaodrank zitten zeer veel gezonde dingen, ondermeer theobromine, dat de serotonineproductie in de hersens stimuleert, vitamines, mineralen, you name it.
Een mooie toekan in de boom. foto BUNTER
Een van de vele Costaricaanse gifkikkertjes. Foto BUNTER
Een groene leguaan als een draak in het woud. Foto BUNTER


We gaan terug met Wendy en zien bij het verlaten van Tirimbina 1 grote tweetenige luiaard hoog in een boom bewegend, 1 mooie toekan, vol in beeld in mijn kijkertje, een dikke leguaan, heel lange staart, wevervogels, Jezus (Christ)-lizzards op en onder een hek van gaas. Kortom, Wendy, die haar masters dit jaar doet in eco-toerisme, is een kei. Ik hoor van Sandra nog een mooie Spaanse woordspeling: Arroz con pollo versus Arroz con polla, wat ‘penis’ betekent. (die is voor mijn  Eduardo, ha ha) En ook valt me de naam in van de Indonesische stinkvrucht uit de tropen, onbekend in de America’s: doerian.
De woeste raftrivier: de dapperen net gemist. foto BUNTER

Een prachtige witte orchidee met omhoogwijzende lip, versierd met subtiele streepjes, op een afgevallen boomtak. foto BUNTER

We brengen de rafters weg om ongeveer half twee en gaan bij terugkomst de do-it-yourself-trail lopen rond dit fantastische hotel. Gezien: witte orchidee met streepjes op de omgekeerde naar boven wijzende lip. 4-5 groenzwarte kikkertjes, heel duidelijk in het woud en voor de rest was de trail een zooitje ongeregeld. We zien onze rafters over de rivier voorbijkomen.

Vanavond eten we (Arroz con vegetales; soppa con mariscos (zeevruchten) bij een goed restaurant met het woord ‘lindo’ in de naam. Het is er erg lawaaierig met vlagen door voorbijkomende knettermotoren en soundchecks voor een popfestijn op een aangrenzend plein. 23.16 uur Amen.
BUNTER

Tot slot: nog een vlammend rode bloem uit het woud. Foto BUNTER 



woensdag 30 maart 2011

De Waerelt volgens Bunter XXVIII

Boem Boem haha 2
en de LENTE

Een bos paarse crocussen in een boerenwei: als dat geen lente is... foto Bunter

Zo stond ik onder in die kelder of in de wapenzaal boven vlak voor een antieke ladekast met van boven tot onder kleine schuifjes aan blinkende koperen knopjes uit te trekken. Er was geen twijfel mogelijk: dit houten opbergbouwwerk was de bron van het geluid dat ik al de heel avond achtervolgde. BOEM BOEM HAA HAA!! Er valt een knopje uit een van de laatjes, vlak voor mijn neus. Daar moet ik zijn, denk ik en weet het laatje uit zijn houten frame te werken en kijk erin. BOEM BOEM HAA HAA. Het geluid is nu zo sterk, dat ik van schrik het laatje laat vallen. Ik buk me onmiddellijk en zie dat er een onooglijk lucifersdoosje uit het laatje is geschoven. Ik raap het doosje op, leg het op mijn vlakke hand en jawel hoor: BOEM BOEM HAA HAA. In een reflex klemmen mijn vingers zich om de tondelhoutverpakking. Nu wacht ik niet langer: ik schuif het luciferdoosje voorzichtig open en dan wordt me alles duidelijk: wat een tafereel. Ik zie twee vlooien wippen op een lucifer, dwars over een tweede houtje gelegd. Als de ene vlo met een klap landt op de bodem, dat lacht de tweede aan de hoge kant van de wip zich te pletter.

Dit is de clou, de oplossing van het kampvuur-verhaal BOEM BOEM HAA HAA. Niemand heeft op mijn verzoek gereageerd om het verhaal af te maken. Dus heb ik het nu zelf gedaan. Ik kan er twee dingen van denken: niemand leest mijn blog of: men leest het wel, maar het boeit totaal niemand. Ik maak nog geen keuze, maar ga gewoon door in mijn Waerelt.

En daarin gebeurt het nodige, te beginnen met die vreselijke aardbeving in Noord-Japan op de ochtend van vrijdag 11 maart om 14 minuten voor zeven. Wel vier minuten lang golfde de aarde op verwoestende wijze en een half uur daarna al bereikte een vloedgolf van meer dan tien meter hoogte de Noord-Japanse kusten, waar kustdorp na kuststad totaal werd weggevaagd. Duizenden totaal verraste mensen spoelden in zee en verdronken jammerlijk. En dat allemaal precies op onze 39ste trouwdag, maar dat is een onbelangrijk detail en een pure toevalligheid. Wat ik veel erger vind is dat op het moment van het bekend worden van zo’n vreselijke ramp overal ter wereld de aandelenbeurzen kelderen. Honderdduizenden mensen, overlevenden, gewonden, thuislozen in opvangcentra, bejaarde zwervers in de kou zitten in zak en as, in vreselijke ellende en wat vinden de verzamelde rijken op de wereld over de kapitalen, die ze te veel verdienen, die ze niet nodig hebben en die ze daarom maar omgezet hebben in waardepapieren in de hoop nog veel rijker te worden?

“O, jee, jongens. Dat gaat daar een hoop geld kosten in Japan, al die verwoestingen en al die mensen die nu niet kunnen komen werken om auto’s of computers of laptops of I-pods te produceren. Ik ga mijn aandeeltjes zo snel mogelijk verkopen en de bankbriefjes weer een tijdje in mijn ouwe stinksokken onder het bed stoppen, want ik wil part noch deel hebben in andermans ellende en er vooral niet armer door worden.”

Ik kan daar zo stomend woedend van worden. Van deze blinde en domme hebzucht van zovele rijken op de wereld. Ik denk dat de beurzen de handel in aandelen bij zo’n enorme ramp gewoon lange tijd stil moet leggen totdat het herstel na zo’n toestand opgang komt.

Wat mij betreft hoeft er ook niet elke dag gehandeld te worden, hoewel het natuurlijk toch van belang is om het geld dat over is onder de mensen, aan te trekken om er vooral zinnige dingen mee te doen: zonnepanelen ontwikkelen, alternatieven voor olie en de wereldwijde houtkap uitvinden, het duurzaam maken van de landbouw en van al die andere bedrijvensectoren, waarin nu nog steeds maar wat wordt aangeklooid ten detrimente van onze planeet, de enige die we hebben.

En net toen ik op het punt stond op deze manier in het beruchte Weltschmerzmoeras weg te zinken, zei een Nederlandse tv-weerman droog voor zijn neus weg: de zon staat nu, maandag 21 maart, precies boven de evenaar en gaat zich vanaf vandaag in noordelijke richting bewegen tot aan de kreeftskeerkring, terwijl de lengte van de dagen nu precies gelijk is aan de nachten. Echt een formeel astronomische manier om te zeggen dat het lente is.

Ik zou een hoge sprong of huppel gemaakt hebben en keihard recht in de camera geschreeuwd hebben: HOERA, HET IS LENTE, MENSEN. WEES BLIJ. Het lentegevoel van 2011 zal ons door de Japanse ellende en de bloedbaden rond het ineenstorten van de Islamitische dictaturen en valse theocratieën in het Midden-Oosten heen moeten helpen. Wat Japan betreft heb ik enige dagen met de gedachte rondgelopen, dat Japan als een soort bergachtige landkorst boven de zee uitsteekt als gevolg van het feit, dat op die plek de Stille Zuidzee-plaat onder de Philippijnenplaat duikt, waarbij de rand van die laatste plaat omhoog krult en Japan vormt. Daarbij komt dat door dat duikwerk een zeer diepe zeetrog van bijna elf kilometer diepte zich voor de kusten van Japan bevindt, de op twee na diepste zeediepte ter wereld, de Japantrog. En ik dacht, stel dat de volgende aardbeving nog heviger is, dat zou heel Japan als aardscholrand zomaar kunnen afbreken en kunnen afschuiven in de diepzee, althans voor een deel. Stel je voor! Een blik in de atlas stelde me gelukkig gerust. De Japantrog ligt niet onmiddellijk voor de kust van het land en een diepte van bijna elf kilometer is afgemeten aan de omvang van de Japanse landmassa, natuurlijk en gelukkig maar een schijntje.
Over de bewegingen in het Midden-Oosten zwijg ik zoveel mogelijk en houd alleen mijn hart vast. Er ligt daar een enorme koloniale erfenis van met name Groot-Brittannië en Frankrijk uit de negentiende en begin twintigste eeuw. Ik ben geneigd om te zeggen: laat ze het daar vooral zelf uitvechten, maar dan: hoeveel onschuldige levens zal dat dan gaan kosten? En zijn onze westerse democratische idealen en structuren wel geschikt voor totaal andere culturen?

Ik heb besloten daarom in mijn eigen lentegevoel te duiken en zal dat proberen over te brengen met aan het slot een verrassende wending, een verrassing.

Omdat het raam van onze slaapkamer bijna altijd (behalve bij strenge vorst) op een forse kiepstand staat, had ik het natuurlijk allang gehoord. Vooral bij het krieken van totaal onbewolkte uchtenden, zoals we die de laatste weken geregeld mochten beleven, beginnen veel vogels zich te roeren. Eerst verschijnen er twee of meer eksters in onze achtertuin, waarop het slaapkamerraam uitziet, en gaan daar een uiterst luidruchtige discussie aan vol snerpende en sissende geluiden. Ze maken ruzie over de vele dode takjes van het juiste formaat, waarmee ze aan nestbouw doen, zo heb ik intussen gezien. Dan doen krassende kraaien hun duit in het ochtendzakje en om het gevleugelde burenlawijt enigszins te laten bezinken beginnen talloze houtduiven en tortels dromerig verliefd naar elkaar te roepen en te koeren. Als we zover zijn, dan melden zich de kleinere zangvogels: de kool- en pimpelmezen met hun bibberige melodietjes, de vinken met hun triomfantelijke slagen en als het net niet meer geheel donker is, hoor je ook vaker die ene vragende, want oplopende fluittoon van de fitis, waarmee hij voorzichtig informeert of iemand thuis is. De merels en andere lijsterachtigen zijn voor mij de beste componisten. Met hun volle, goed gesteunde, krachtige tonen, rijgen zij de ene melodische frase na de andere aan elkaar en gaan daar vaak mee door tot ’s avonds de schemer al een eind op streek is.
 Zoveel vogelvreugd is me vlak voor de lente-equinox* teveel geworden. Ik ben afgelopen St. Joep- weekend direct na het wegsmelten van de nachtvorst met mijn aangepaste Noordse skistokken tegen een dalhelling van de Geleen bij Limburgs enige bergdorp S. opgerend en heb me langzaam aan de westkant van de helling weer naar beneden laten zakken over heen en weer lopende paden tussen gerestaureerde hoogstamboomgaarden vol heel jonge pruimenbomen. Wat mij het eerste trof op mijn lentewandeling was het voorzichtige geelgroen van enorme wilgen hier en daar, pas uitgelopen blaadjes langs afhangende treurtakken. Nergens voor nodig, boom, dat is de lente!!



Een platgereden pad op het asfalt: ook dat is lente foto Bunter

Enkel in het voojaar is de Maretak of Vogellijm zo goed zichtbaar foto Bunter  
Er is er maar een, die in de lente treurt met ontluikend blad foto Bunter
Nog meer Maretak foto Bunter

Eenzelfde kleur hadden ook de grote bollen maretak, nu op zijn mooist en frist te zien op de nog kale takken van hun gastheren. Ik keek ook scherp uit naar Viola odorata, het maartse viooltje en verdraaid, het deed zijn naam eer aan in een heerlijk rommelige berm langs mijn pad.

Het geurige viooltje! foto Bunter


En kijk, een zaailing, zomaar in een diepe kerf in de boombast, geworteld in een beetje compost van dood blad.

Het nieuwe leven is sterk en vindingrijk foto Bunter

Sinds peilloze eeuwen, ik denk wel sinds de eerste ijsstijden als Cro Magnon-mensen en misschien zelfs Neanderthalers in het voorjaar uit hun Zuid-Franse en Spaanse grotten kruipen, zijn vogels en bloeiende planten en bomen al onze voorjaarsboden. Zij geven aan met bloei en zang, wanneer het nieuwe feest van het leven weer begint. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor West-Europa en omstreken, maar ook voor alle andere wereldstreken die seizoenen en hun overgang kennen. Hoe mensen in de Nieuwe Steentijd of in de metaaltijden gedacht en gesproken hebben is volslagen onbekend. Zo konden prachtig schilderen en tekenen, zoals in Lascaux, Altamira en de Grotte Chauvet is gebleken, maar hun taal, waarin ze hun ervaringen eventueel met behulp van een schrift vastlegden? Geen enkel idee, nul komma nul. Nu zijn er geschreven talen als het spijkerschrift uit het dal van de Eufraat en de Tigris, het huidige Irak. Spijkerschrift werd met een driehoekige stiftpunt in natte klei gedrukt, waarna het tablet voor verzending te drogen werd gelegd in de zon. Door brand in grote paleizen in het Tweestromenland zijn veel van deze kleitafeltjes door de hitte gebakken en zo vuurvast bewaard gebleven tot nu toe. Omdat in onze tijd het schrift heel vaak op papier staat, wordt het bij brand helemaal vernietigd. De hiëroglyfen uit het Egyptische Middenrijk, nog overal in steen gehouwen te vinden rond piramides en oude tempels, komen nog heel wat eeuwen door. Drie tot vierduizend jaar oud gemiddeld, maar, hoewel deze schriften met veel moeite zijn ontcijferd, weet niemand hoe ze geklonken hebben en de exacte betekenis van de woorden, daarnaar is het ook vaak gissen vanuit de context.

Er is totnutoe maar één taal- en schriftsysteem op de wereld dat een ongebroken traditie kent van zevenduizend jaar: de Chinese taal. Zevenduizend keer is het telkens opnieuw lente geworden en ongetwijfeld zullen even vaak Chinese dichters hun opluchting en vreugde hebben neergepenseeld op hun bamboelatjes, hun papierstroken en hun potten en pannen van allerlei materiaal. Wij kennen vaak de naam van de dichter, een korte biografie, en weten ook precies hoe hun poëtische lenteverzuchtingen geklonken hebben.
Een pen-portret van de oude Meng.

孟浩然 (689-740)


春晓


春眠不觉晓


处处闻啼鸟


夜来风雨声


花落知多少



Kijk, daar staan dan eerst twee karakters met de naam van het gedicht, daaronder drie karakters voor de naam van de dichter en tenslotte de eeuwenoude tekst, zoals valt af te leiden uit de bij de dichter horende jaartallen A.D. Een blokje van vier bij vier karakters, mooi overzichtelijk en goed leesbaar, maar voor een westerling, die zich nooit verdiept heeft in het Chinese schrift lijkt het meer op een blok beton, een onneembaar klein fort van kriebels.

Ik zal toch – zonder al te frikkerig of als een dorre schoolmeester over te komen – proberen hier enig licht te brengen op basis van de bijna zes jaar dat ik me nu in de Chinese taal verdiep via een langzame maar gedegen cursus aan Volksuniversiteiten in Zuid-Limburg en sinds dit jaar als leerling-gast in de roemruchte Chinese school van de Algemene Chinese Vereniging (Limburg) in Maastricht.

Mènghàorán is de dichter uit eind zevende begin achtste eeuw van onze jaartelling. Mèng wilde keizerlijk ambtenaar worden, maar wist pas het beruchte keizerlijke examen, het jinshi (dzjienshuh) daarvoor te halen toen hij al 39 was. Per jaar wisten van de talloze kandidaten maar hooguit 5 procent voldoende punten te halen om te mogen solliciteren naar een baantje in de keizerlijke bureaucratie. Mèng kreeg een eervol baantje een paar jaar na zijn examen maar nam al na een jaar ontslag om terug te gaan naar zijn geliefde geboortedorp Xianyang (Siejènjang) in de centraal gelegen provincie Hubei (Hoepeej). Hij leefde daarna nog maar een paar jaar. Van deze zogezegd mislukte Mandarijn zijn veel gedichten bewaard gebleven, die vooral over zijn geboortestreek en de natuur gaan. Ik denk dat de arme Mèng vooral leed aan vreselijke heimwee en knagende romantische gevoelens.

Zijn gedicht heet 春晓。 Die twee karakters staan voor ‘ chun1 xiao3

En dat klinkt weer als Tsjwun (geen oe, maar de ‘u’ van puh) siejaohao en dan bedoelt de Chinese dichter: Lente Dageraad.

Daar gaat het dus over: want gebeurt er als in de lente de zon opkomt? Ik geef de tonen van de lettergrepen weer in cijfers. Dat tikt wat makkelijker. De eerste toon is hoog en vlak, de tweede is stijgend, de derde eerst dalend en dan stijgend, soms alleen dalend bij snelle spreektaal en de vierde is de blaftoon: heel snel en afgemeten met de kort, dalend profiel.

Her eerste regeltje van 5 karakters:

春眠不觉晓:chun1mian2bu4jue2xiao3 (je hoort: Tsjwun miejèn poe dzjwè siejaohoa). Letterlijk: lente, slapen, niet, - voelen, wakker zijn, bij bewustzijn, - dageraad. De meer betekenissen van 觉staan tussen streepjes. In het Nederlands overgebracht wordt dat zoiets als:

Ik sliep in de lente en merkte niet dat de dageraad al kwam.


Dan schrijft Meng4: 处处闻啼鸟 chu4chu4 wen4 ti niao3, ook wel: tsjoe tsjoe wen4 ti niaohao. Het chu-karakter staat voor plaats of plek en een verdubbeling daarvan wordt in het Mandarijn gebruikt om ‘overal’ te zeggen. Het derde karakter heet wen4 en duidt het werkwoord ‘horen’ aan. Dan komt het karakter voor het werkwoord ti2. Eigenlijk te kort voor z’n betekenis: schreeuwen, hard huilen, kraaien, fluiten. En tenslotte niao3, het bekende woord en karakter voor vogel. De dichter Meng4 zet hier dus een plaatsbepaling, twee werkwoorden en een zelfstandig naamwoord dat een dier aanduidt. Het oude, poëtische Mandarijn verwacht dan van de lezer dat deze niet meer aanduidingen nodig heeft om de boodschap te begrijpen:

Dat zou een zin kunnen zijn als: daar hoor ik plots overal vogels fluiten. M.a.w. de dichter wordt door het vogelconcert in de vroege ochtend gewekt. En er is nog meer lawaai buiten geweest volgens de derde regel van het gedicht; lees maar:

夜来风雨声 ofwel omgezet in Romeins schrift: ye4 lai2 feng1 yu3 sheng1. (je hoort: jè laaj fung juuu sjeng). 夜 staat voor nacht, 来 is het werkwoord komen en 风 is het woord voor storm, 雨 voor regen en 声 voor geluid. Letterlijk staat er: nacht komen storm regen geluid/lawaai. ’s Nachts kwam het geraas van een regenstorm voorbij is de lopende vorm van de tekst in onze taal. En dan de laatste regel. Dat is vaak een romantische, dramatische, blije of verdrietige verzuchting van de dichter die daarmee het hele dichtwerkje nog een extra kleur geeft, een extra context. Komtie:

花落 知多少. Zo klinkt-ie: hua1luo4zhi1duo1shao3, duidelijker fonetisch: chwa lwoh tsjuh dwoh sjauw. De laatste regel klinkt als een diepwanhopige vraag. Luister maar. Eerst letterlijk: Bloem(en), vallen, knakken, neerslaan. 知 zhi1 staat voor het werkwoord weten. Veel-weinig, 多少 : is de combinatie voor het vraagwoord hoeveel? Deze elementen bij elkaar leiden tot: Weet/Denk je eens in: hoeveel bloemen zouden er vannacht geknakt, neergeslagen zijn? De lezer mag gissen wat hier bedoeld is: het beeld van geknakte bloemen staat wellicht voor het ombrengen van jonge mensen het bruusk beëindigen van jonge levens, het incasseren van teleurstellingen, het oplopen van trauma’s en frustraties. Denk maar eens aan de beroemde beginregel van het sonnet van Willem Kloos, de tachtiger: ‘Ik ween om bloemen in den knop gebroken…’ En als we denken aan de taal van onze moderne Nederlandse dichters, die afzien van punten en komma’s en andere interpunctie. Die het rijm eraan geven en vooral veel vrij associëren, dan zijn veel oude Chinese poëten eigenlijk hypermodern.

Zo regen de oude Chinese dichters eigenlijk een kralensnoer vol associaties aan elkaar in hun teksten en mogen alle lezers hen proberen te volgen met het opvullen van de ruimtes in hun tekst. En zo worden de eeuwen en de millennia vloeiend overbrugd in de taal.

Omdat ook het moderne Mandarijn strikt genomen geen meervoud kent en ook geen werkwoorden verbuigt, net als toen, honderden en duizenden jaren geleden, is er nog veel van die oude schoonheid in het huidige Mandarijn-Chinees met supersnelle wendingen en verrassende beelden overgebleven.

BUNTER

* Letterlijk uit het potjeslatijn overgezet betekent equinox de 'gelijknacht'. Daarmee wordt bedoeld de nacht die precies even lang is als de dag als begin punt van de lente, omdat de zon dan precies bovn de evenaar staat. Dit jaar was dat de nacht van 20 op 21 maart. Rond 21 september hebben we de herfstequinox bij het begin van de herfst met hetzelfde verhaal. Alleen is de zon dan op weg naar de zuidelijke keerkring en wordt het op onze noorderbreedte alleen maar kouder.

maandag 7 maart 2011

Bunter in de tropen IX


In het pikkedonker
door het regenwoud
met Melchisedech

Woensdag 12 november 2008, Puerto viejo de Sarapigui, Lodge Hotel Selva Verde.

Waar we nu weer terecht zijn gekomen. In een echt, doordacht junglehotel. Deze mensen hebben de nodige hectares laagland-regenwoud; bouwden aan de rand dit hotel van 60 superruime kamers langs riviertjes, op palen langs een ouderwetse galerij, in het woud, alles dichtgemaakt met horgaas en juh! De plafonds van de kamers af(gehaald) en (het open gat afgedekt met) voorzien van klamboegaas, zodat je het gevoel hebt midden in het woud te slapen zonder bang te hoeven zijn voor kikkers, dikke spinnen, nachtvlinders, trekmieren, muskieten etc.

Vanochtend effe helemaal niks, behalve voor en man of zes die naar een 70 meter hoge waterval per taxi gingen en zagen dat ze toch wel lager was. We hebben op ons gemak ontbeten na gewekt te zijn door een vogel tegen ons bovenraam. We hebben de botanische tuin gezien met Calathea lutea – het grote banaanachtige blad op dunne steel dat je overal ziet. Manihot esculenta of yucca of cassave of maniokwortel, een lid van de Wolfsmelkachtige (Euphorbiaceae) en dus giftig, maar na bewerking toch tropisch volksvoedsel nummer een.

* Maniok-wortel: voor enorme delen van de wereldbevolking zoiets als onze pieper.

* De avocado ligt wel bij ons in de super, maar is thuis in de tropen.
  En Avocado of Persea Americana en in het Spaans Aguacate. Toen zijn we in ongeveer twee uur vanaf 12.00 uur naar P. viejo de Sarapigui gereden en hebben met Burrito kip en een Quesadilla, een milkshake en een biertje gelunched in en plaatselijk tentje, luisterend naar de naam rana roja; de rode kikker en die zaten dus in de achtertuin op een veldje met bromelia’s en dood hout. Hele kleine rode kikkertjes met blauwe pootjes. Ze waren heel moeilijk te vinden. Ik ving er precies één in mijn kijkertje en kan hem lang zien voor hij wegsprong.

In de marge: Vlak voor ons vertrek viel in heel Selva Verde de stroom uit en dus ook het licht. Een echte blackout, maar we zagen verderop in het dorp langs de weg alweer elektrisch licht.

De mensen daar, de mevrouw was ooit als eerste vrouw en heel bekende voetbalscheids, hadden bananentrossen in de tuin te rotten gelegd en daar kwamen veel vogels op af, waaronder de Geelborst. Een gele vogel met alleen een andersgekleurde kop.
* Geelborsten zijn dol op bananen. Of hun borstveertjes daardoor ook geel worden?  Foto Bunter.

In de kantlijn: We zagen ook en zwarte vogel met vuurrode rug even buiten de poort van het hotel, Dat was een Tanager. Ik zag ook weer de meer van manshoge purperrode orchidee en plukte een zaaddoos af. Een in de grond groeiende orchidee en dat is zeer uitzonderlijk hier.


Verder gereden naar het hotel met een stop in het dorp P. v.d. Sarap. Om te pinnen en naar de super. Boy (Fortis Bank) was de enige die niet kon pinnen en nog iemand. Om kwart voor zes begon de uitgestelde Night Walk door 192 ha jungle. We zagen geen grote zoogdieren, noch nachtvogels. Alleen klein spul als insecten, spinnen en een salamander (wit). De night walk ging door een aanpalend gebied naast Selva Verde, het 133 ha grote Tirimbina Biological Reserve. De meeste indruk maakten nog de mannenmuskiet (in blauwige opsmuk)en de bullet-mier, een echte knoeper met een pijnlijke beet. Ze worden ook wel de vierentwintigsuurmier genoemd, omdat hun beten zolang veel pijn doen. Morgen verder over Melchisedech, onze gids.
* Hier is hij dan: de gevreesde kogelmier. foto  Dappere Bunter.

In de marge:Onze nightwalk ging over de Rio Sarapiqi via een hele lange hangbrug, heel wiebelig. Daarop kreeg die arme Nadine uit Weesp last van hoogtevrees en wel op een fobische manier. Heen liep ze een soort polonaise achter Sandra, ook toergids bij Oad, maar terug mocht ze helemaal voorop en rende als een stoomtreintje met Sandra in paniek de brug over. Arm kind!


Ach die arme Melki, voluit Melchisedech, van Tirimbini. Al bij het begin van onze nightwalk zei hij: “We zullen geen zoogdieren zien, want de maan is uit. Er is te veel licht in het woud en dan verstoppen ze zich. En daar gingen we over het door vele toeristen platgetreden pad. We zagen enkel spinnen in hun web, een paar grote sprinkhanen,

* Een sprinkhaan op een blaadje   foto Bunter.
* Aan mooie spinnen geen gebrek in het woud  foto's Bunter.
* Hoe onbekender, hoe griezeliger in het donker  Foto Bunter.
we hoorden het geluid van vleermuizen, de specialiteit van onze vriend. We zagen ook een reusachtige plant van de Bonenfamilie (Fabaceae, correct, thank you, sir, zei M. toen ik die naam mompelde), die ’s nachts zijn samengesteld blad inklapte om insectenvraat te verminderen. We zagen ook de 24-uur-mier, hier de bullet-ant genoemd, een groot ± 4 centimeter lang monster op alle takken en bladeren present met zijn gevreesde pijnlijke steek, een hol van een Armadillo of gordeldier, waarvan Melki zei, dat het wijfje altijd een eeneiïge vierling krijgt om babypredatie voor te zijn. En nog een witte hagedis of salamander en een klein bruin kikkertje en dat was het.
* Wandelende tak op Melki's hand   Foto Bunter
* Een eenzaam bruin kikkertje in het regenwoud  Foto Bunter

In de marge: Melki liet op mijn verzoek ook een bromelia-bloem-aar zien met witte wasachtig dikke klokbloemen, waarvan er elke nacht één opengaat en meteen door een vleermuis bestoven wordt. Er zat op de plek van de helemaal uitgewoonde bloem een groot gat in de aar en er hing een klodder slijm aan.


M. vertelde ook: slecht twee of drie bloedzuigers in het laagland-regenwoud, alleen kleine paddestoelen.

Ik ben op het laatst een beetje met Melki gaan keuvelen vooraan en hoorde dat hij in ‘bats’ zat die hij vledermuis kon noemen dankzij Astrid uit Deventer, zijn vriendin, die een week naar Costa Rica kwam en een heel jaar bleef. Hij ging niet naar Holland als bioloog zei hij en dat wist Astrid!
* Gids Melchisedech laat zijn vledermuisje zien  Foto Bunter

Op het eind van de toer haalde Melki nog 3 vleermuizen uit groene zakken, pas gevangen door een collega met mistnetten in het woud en in al hun vormen door M. geshowed. 2 ♀♀ en 1 ♂ met een echt pikje op de goede plek. Hij vertelde verder over de homologie van de vleugel met de hand van zoogdieren en over de relatieve grootte van de kloten van tropische vleermuizen. Hadden wij hun omvang van testikels dan zouden wij ballonnen in onze broek hebben, aldus Melchi. Wij hebben gegeten bij Tirimbini en daar vond ik niks aan: platte tomaatspaghetti met fruit, coleslaw en gemengde groenten. Niets om naar huis te schrijven. Alleen de icethee was lekker! Wel heerlijk geslapen in onze koloniale wood-lodge in het gezoem en gesjirp van alle insecten en onder de hemelse koelte van onze fans.
BUNTER