dinsdag 18 januari 2011

De Waerelt volgens Bunter XXVII

Boem-boem; haa-haa



Dit is de titel een verhaal, waarmee ik als oudere puber, jaren geleden dus, enige indruk maakte op mijn vriendjes en vriendinnen of op buurtkinderen, toevallig aanwezig op wat wij toen een fuifje noemden. Dergelijke feestjes in de jaren zestig werden nog niet gedomineerd door bonkende boxen en jankend, sterk versterkt gitaargeluid, in snel ritme afgewisseld met getrommel en geroffel en af en toe metaal-op-metaal geratel. Er was wel een pick-upje, ergens in een hoekje van de niet al te schel verlichte ruimte, waarop singeltjes gedraaid werden die qua ritme uiteenvielen in wals, quickfox en foxtrot. En sommige dappere meisjes uit de buurt stapten op je af en zeiden dan met een waterig glimlachje en een giecheltje: “Dat lier iech diech wel, jong.” En voor je het wist had je de stappendriehoek van de foxtrot onder de knie, maakte je soepel de draaibeweging mee en begon je zelfs naar de tekst van het liedje te luisteren om het mee te kunnen zingen. Terwijl het meisje vooral bezig was soms lachend, soms ernstig naar je gezicht te kijken en jij je best deed uit verlegenheid die blik te ontwijken.
Sommige meisjes roken daarbij best aangenaam, niet naar parfum, maar naar een lekkere zeep of naar shampoo, of gewoon naar zichzelf en ik kan me herinneren dat de herinnering aan die luchtjes bepaalde of het een leuk feestje was of niet. Of het meisje leuk was of niet, die vraag kwam nog niet op.

Welnu, in die gekke, onzekere en verlegen tijd voelde ik toch aandrang om iets geks te doen voor iedereen, zodat er om mij gelachen werd. Van gelach ontspande ik altijd erg en kreeg ik ook meer zelfvertrouwen. Dus dan informeerde ik hier en daar in het gezelschap bij oudere jongens en meisjes of ze het misschien leuk vonden om het verhaal van ‘Boem-boem, haa-haa!’ te horen. Ik vroeg het aan zovelen, dat tenslotte bijna iedereen nieuwsgierig werd, zich naar mij toedraaide en ‘komt er nou nog iets van?’ gebaarde of uitstraalde. Dan kwam er een klein deel van de ruimte vrij als vertelplek, waar iedereen mij goed kon zien, terwijl het jonge publiek bij elkaar ging staat in kromme rijtjes om te luisteren. Het was natuurlijk geen moeite om dat naaldje van dat plaatje op dat pick-upje af te tillen, zodat het helemaal stil werd en ook de gesprekjes onderling een klein beetje uitdoofden.

En puber als ik was, met een beetje buikkramp en stijve armen en benen, ik stak van wal. Het verhaal kon zich in elk jaargetijde en in elk landschap afspelen. Het geraamte van de vertelling was de schildering in woorden van een eenzame wandeling door de verteller in de ik-modus. Een wandeling die om een of andere reden (brief naar de post; iemand gaan uitnodigen voor een feestje; een telefoontje met een verzoek om te komen enz.) in de schemering vlak voor het avondeten begon. In de straten van je buurt, waar in die tijd nauwelijks verkeer was, hoorde je het al meteen maar wel heel zachtjes: boem-boem; haa-haa. Een dubbel boem-geluidje, meteen gevolgd door een lach. De eerste keer deed ik dat heel zacht. Maar naarmate de wandeling vorderde veranderde ook het doel van de omzwerving. Het ging er niet mee om die brief te posten of dat bezoekje af te leggen, maar om te achterhalen, wat dat voor een gek geluid was.
En dus ging de dolende ik-figuur steeds de kant op, waarvan hij dacht dat daar het geluid steeds sterker werd. Intussen liet ik het ook steeds donkerder worden om me heen en een spookachtige maan opkomen en ik beschreef meestal mijn oudste speelterrein: de bietenvelden, de braakliggende velden vol bijvoet, kamille, melde en distels en de vochtige draslanden rond Kasteel De Geusselt. Waar nu de A2-autoweg de oostkant van Maastricht schampt, dwars tussen Wijck en Scharn/Heer door en waar een peperdure auto-tunnel moet komen, omdat al die stoplichten belachelijk zijn en een flessenhals in het Europoese wegennet vormen.

Het Kasteeltje de Geusselt bij Maastricht, waar ik boem-boem; haa-haa hoorde. Bron: Wikipedia.
En bij elke verandering van pad of coulisse, werd ook het geluid steeds harder: Boem-Boem , Haa- Haa. Tot ik oog in oog stond met het kasteeltje aan de noordrand van Maastricht, waar Wijckerveld en het Wittevrouwenveld tegen elkaar aan schuren en Amby en Rothem opdoemen. Vlakbij het kasteeltje was het geluid natuurlijk oorverdovend al BOEM-BOEM; HAA-HAA. Dit was de eerste keer, dat ik het Leitmotiv van het spannende verhaal keihard schreeuwde en heel erg onverwachts, midden in een vrij rustige, beschrijvende zin. Ik zag dan dat er een schok door de groep ging en daar kreeg ik een kick van. Enfin de trap op, het kasteel in, natuurlijk met beschrijving van allerhande details: harnassen, krakende trappen, fladderende gordijnen, flakkerende kaarsen. Tot in een diepe kelder, of in een wapenzaal ik een oude ladekast vond, die bij het volgende knallende geluid hevig schudde. Het geheim van het geluid moest in die kast zijn en dat bleek ook meteen. En dan volgde de clou, die ik hier nog niet ga vertellen, natuurlijk.
Zo waren er in die heerlijke, nog onbedorven tijd met weinig drukte, files, verkeerschaos , popgeweld, massale concerten enz. enz. nog meer verhalen in omloop. Bijvoorbeeld het verhaal van een tijger, die een reiziger in de Indiase jungle tegenkwam en die hij op en ingenieuze manier probeerde te ontwijken, met stap-combinaties, loopjes en andere gekke bewegingen. Deze twee verhalen waren naar mijn beste weten afkomstig uit de kring van de scouting en wel om precies te zijn uit de H. Familie-groep van het Wijckerveld, toen aangevoerd door hopman Jacobs, buiten het spel een eerzame huisschilder. Het waren kampvuurverhalen. Veel later hoorde ik van een goede college een soortgelijk verhaal, niet voor een puber-bakvis-fuifje of bij het kampvuur, maar meer voor twee of drie vrienden aan de bar in een kroeg-zonder-‘muziek’. Een verhaal dat verteld wordt als een waar gebeurde anecdote. Van iets dat je recent hebt meegemaakt en dat je vertelt alsof het waar gebeurd is. Het gaat om een vuurrode koffer, die na aankomst op Schiphol, of na een treinreis door het land toevallig vergeten wordt door iemand en die bij jou terecht komt. Het verhaal moet zo verteld worden (hoe zwaar is dat koffer? Gaat het open? Instanties aflopen, informatie opvragen enz.) , dat iedereen wil weten, wat er dan in die koffer zit en dan volgt de clou, natuurlijk. En ook die houd ik voor me, natuurlijk

Nu zou ik wel eens willen weten of er mensen zijn die lang geleden deze verhalen gehoord hebben en wat in hun herinnering dan de clou, de oplossing van het verhaal was. En of ze zich soortgelijke verhalen, maar dan anders, kunnen herinneren. Ik zou het erg leuk vinden om deze mondelinge verhalen in mijn blog te codificeren, dat wil zeggen in schrift vastleggen. Laat eens wat horen, die dit toevallig leest!

BUNTER

donderdag 6 januari 2011

Bunter in de tropen VIII






Leguanen, brulapen
en kanonskogels
in een boom

Dinsdag 11 november 2008,Costa Rica, Hotel Arenal Springs, huis 310, 20.00 uur,
Gelijk door met dag 5 van deze prachtige natuurvakantie. Vandaag rijden we om 6.00 uur weg. We hebben goed geslapen en zijn op tijd. We ontbijten niet in het hotel, maar in het tentje (Patatas, petatas? Volgens Ine) van Leo in het dorp Las Chiles, vlakbij natuurpark Caño Negro, waar we van ½ 9 tot ± 12.00 uur met een mooie boot over de Rio Frio gaan varen met een vogel- en dierspotter.

*Zo begint de Koude Rivier of de Rio Frio in het natuurgebied Caño Negro.
 Señor Andrés is zijn naam en al vijftien jaar doet hij dit, eerst als bestuurder. Het is warm op de rivier, maar we hebben een dak boven ons hoofd in de vrij platte, open toeristenboot. Hier komt een lijst met wat we allemaal zagen met een korte toelichting.

De lijst van gespotte dieren in Caño Negro begint met:

* Aalscholver.

* Jacana centro-americano: jonkie en vader op nest met drie eitjes op een propje waterplanten. Wijfje legt eieren voor zes mannetjes en de heren doen het broedwerk en de moederzorg. We komen heel close op het nestje en ik zie de eitjes heel groot door het fantastische kijkertje.

* Het schamele nest van de jacana-man
*Hier is hij dan, de broedzorgende Jacana-man. Natuurlijk maakt hij zich uit de voeten, dansend over waterplanten.

* Ceibaboom of Kapokboom, enorme boom, heilige boom van de Maya’s, die de zielen van aan zijn voet begraven mensen naar de hemel moet begeleiden.

* Guarumo of cecrops obtusifolia (inmiddels opgezocht via Google en Wikipedia). Andrés vertelt dat de inheemsen van zijn bladeren sigaren rolden in de vorm van een joint: je wordt er lekker suf van.

* Slangenhalsvogels, allemaal wijfjes met blauwe oogjes en dezelfde kleur rond de ogen. Teken dat ze ‘in mating’ zijn. De meesten laten hun vleugels drogen in de zon met de armen wijd.

*Zonnende slangenhalsdames, met en zonder blauwe oogjes.


* Blonde brulaap, wijfje, hoog in de boom met een troep. Vacht is roodachtig wit of heel licht roodbruin. Is geen albino maar de kleur is wel een uitdrukking van een recessief gen. Duidelijk in de kijker. Dier is sociaal niet geaccepteerd in de groep.

Señor Andrés’ citaten en bijzonderheden:

1. De Luiaard komt één keer in de paar dagen van bovenuit zijn boom naar de oerwoudbodem om te poepen. Hij begraaft zijn keutels net als een kat om zijn predatoren te misleiden.

2 . Als een jonkie van een luiaard of een brulaap valt, gaan de volwassen dieren het niet ophalen. Ze laten het diertje liggen. Het zal ook wel dood vallen, maar volgens Andrés denken de dieren, dat als een jonkie zich niet goed kan vasthouden, hij/zij ook niet sterk genoeg is om te overleven.

3. Maakte een grapje over en zwarte stok in het water: het is een prehistorische vis; sorry, is een stok. Ik kan ook fouten maken. Deze vis bestaat wel; een afgietsel ervan staat op de ijskast bij lunchLeo in Los Chiles. Het betreft een longvis.

4. De thermaalbaden gisteravond zijn velen in de groep goed bevallen Wij zijn niet gegaan. Als ik het goed begrepen heb, was het een soort Kneippkuur met naast het hete bad telkens een koel bad. Tintelingen. Niets voor mij! Baldi thermaalbad: terminaal bad. Het was de grap in de groep.

5. Vannacht of gisteravond laat zagen we de vulkaantop onbewolkt .

5a Een boom vol kwetterende maar onzichtbare parkieten.

6. We hadden om 06.00 uur een wekvogeltje, dat tegen het glas in de punt van ons dak vloog; een keer of vijf, zes Met het grote licht aan verdween het beestje weer.

* Luiaard, hoog in een boom, nagenoeg helemaal opgaand in zijn omgeving (mimicry), maar hij hangt aan zijn achterpoten en krabt zich duchtig in zijn vacht met de enorme nagels aan zijn voorpoten. Hij heeft veel soorten jeukbeestjes in zijn vacht. Andrés kent bijna alle Nederlandse namen van ‘zijn’ soorten, soms ook in Duits, altijd Engels en hij heeft goede, kleine gidsjes van de natuur.

* Cannon ball tree – kanonskogelboom. Een zeer merkwaardige boom, waarin veel bruine ballen, de vruchten, aan een korte draad hangen. Zeer vreemd.

 *De kanonskogelboom

*Veertien langneusjes onder elkaar. 
* Langneusvleermuis. Zij zitten op een rijtje tegen de bast van een boom, geklemd als doorgelopen X-jes. Zoogdieren!!

* Witgrijze reiger met felgele poten. Is geen zilverreiger. Hij vist met zijn poten door ze als wormen/tenen te bewegen in het water en vis aan te trekken.

*De met felgele poten vissende reiger

* Brulaap met felwit scrotum voor zijn ballen. Reflecteert zonlicht en houdt sperma koel. Hij ligt bovenop een gebogen palmbladnerf en maakt veel kabaal.

*Felwit licht de opvallende balzak van Man Brulaap op.

* Rose Lepelaar, achter in een weiland bij een sloot met koereigers. Felrode vleugelvlekken. Ze moeten veel shrimps eten om rose te worden. Ik maak het camaricones-grapje tegen Andrés en hij begrijpt het.

* Koereigertjes, amazone-ijsvogel, groene ijsvogel kleinste.

* Gewone Potoo. Rare vogel die opgaat als een dikke dorre tak in het bladerdak, als een mimicrystomp. Nyctibius is zijn Latijnse soortnaam. Soort uil may be Australische nachtvogel. Zie ook nog even de Grote Potoo. Hoera, heet pajaro brucha – heksvogel – in het Spaans vanwege nachtelijk, akelig geschreeuw.

* Trogon, klein neefje van de Quetzal, vogel niet groot met witte streep op ze staart.

* Spinaapjes, veel te vlug tussen het gebladerte.

* Grote blauwe Morpho-vlinder, dwars over water.

* Grote leguaan op omgevallen boomwortel.

*11.08 Kaaiman aan de oever. We naderen hem zeer na en hij taait af. Niet zo groot.

* Grove bill Ony (onleesbaar?), soort koekoek, is ook nestparasiet. (broedparasiet?)

* Sigaarbloem, helaas verwelkt tot bruin.

* Schildpadje, niet gezien.

* Ook nog de Jezus Christ-lizzard, groen met blauwe puntjes over de rug. Eerst twee vrouwtjes van wie er een inderdaad op de vlucht voor de boot over het water rent. Andrés: dat kunnen ze 20 meter volhouden, dan worden ze Peter-lizzard, gaan zinken en zwemmen.



*De Jesus Christ Lizzard.

Op de terugweg geeft Marcha ons veel info over de landbouw in deze regio (*Ananas, Yucca/Cassave, Papaya, mislukte teak-plantages enz.). Maar eerst de lunch in Las Chiles opnieuw bij Don Leo, maar wel inbegrepen bij de 45 $ p.p. die deze excursie kostte. Kip met rijst, soort nasi goreng, sla, groenten en gefrituurde yuccawortel of cassave. Erg lekker, soort gebakken aardappel, maar dan anders. Het ontbijt kostte 6 $ p.p. Het is zonnig en heet, bijna de hele dag tot plusminus 16.00 uur motregen en om ongeveer 18.00 uur een tropische wolkbreuk als we in het restaurant van Arenal Springs zitten.

*De monsterachtige leguanen in Muelle.

Op de terugweg, dus, van onze riviertocht, waarop ik me soms een missionaris op de oerwoudrivier voelde in afwachting van de complete bevolking van een Indiaans dorp op de oever en met bouwplannen voor een kerkje onder de arm, komen we in een dorpje met de naam Muelle bij tot nu toe een van de merkwaardigste merkwaardigheden van deze reis. Restaurante Los Iguanas. Om 14.20 uur zien we vanaf een brug een boom langs een stroom met in de takken veel leguanen, lui, zonnend of kruipend. Donkerbruin, oranje, groen, lichtgroen en blauw op het schedeldak. Dat zijn de kleuren. De mannen ook uitgedost met grote keelflappen. Ze komen hier omdat ze met papayafruit gevoerd worden, elke dag. De heren gaan ook vechten met elkaar. Zijwaarts het hoofd slaand met de forse wangpantsers en een soort elleboogje duwen daarna. Ik heb deze enorme beesten tot twee meter lengte nog nooit zo actief gezien. Ze kruipen op je af, rennen weg voor een hondje, kruipen recht omhoog tegen de stam van een boom, klauteren over hoge betonnen muurtjes en eten ook de rode vruchten van de Palma real.

* Een enorme leguaan in een boom langs de weg bij Muelle. 

Max heeft een elektrisch probleempje met de starter van zijn bus. Het lost zich gelukkig vanzelf op. Hij tankt 150 liter Diesel. Veel te laat zijn we terug in het hotel (16.00 uur). We rusten effe, checken zwembad en bloemen en planten uit, ontdekken een botanische tuin met veel namen, en ook twee ‘klomporchideetjes’ van een vorm die ik nog nooit gezien heb: een bolronde, gele omhoog wijzende lip. Het moet echt zijn, want ik zie pseudobulben en wat blad. We eten in het hotel-restaurant: Arroz met zeevruchten para mi en Arroz du chef voor Ine, een glas rode wijn, een rum samen voor 20.000 colon: 27 euro.

BUNTER