zaterdag 3 november 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXIV



Légipont d'Hobbelrade nog in zijn volle glorie in april 2009 . Foto BUNTER

Hobbelrades mooiste

 Légipont is opgerot


Dag Merveille de Charneux

En nog een keer van dichterbij: ik kom niet uitgekeken.   foto BUNTER

In mijn ogen de mooiste bloesemboom van heel Hobbelrade en verre omstreken. Naar mensenheugenis meer dan tachtig jaar stond hij fier in de noordwesthoek van een uiterst vreemd kruispunt in het dorp S. waar een geasfalteerde, steile holle weg overgaat in een lange dorpsstraat, oost-west gekruist door een geasfalteerd weidepad, aangeknoopt aan een deftige straat met aan weerskanten bungalows en andere vrijstaande hutten van diverse architectuur. De mooiste, de rijkstbloeiende, de witste en de hoogste hoogstamfruitboom. Zo zag ik hem op een van mijn uurszwerftochten door het dorp op donderdag 16 april in het jaar Onze Heren 2009.

  Ik zet dit hier wat plechtstatig aan, omdat deze prachtige perelaar niet meer is. Naakt, kletsnat, met rotte wortels en zijn ranke stam nog ongebroken, maar wel geheel ontdaan van zijn heerlijke bloesemtakjes, ligt hij in het koude gras van zijn fruitwei gekwakt.

Links de hoop rotte bloesemtakjes; op de achtergrond de bedreigde panden. Foto BUNTER



Hij ligt daar stil en bruin en zwart te wachten totdat iemand hem kortzaagt, onder een droog afdak sleept, zodat hij voor de winter van 2013/2014 zo knokedroog is, dat hij gezellig knapperend in een mooie open haard gecremeerd kan worden en voor gezellige warmte kan zorgen, terwijl kinderen schuchter Sinterklaas- en Kerstliederen zingen.
Daar ligt hij dan achter de prikkeldraad, de stakker.  Foto BUNTER
Geen twijfel mogelijk: wortelrot.  Foto BUNTER


Het ging me echt aan het hart te zien hoe deze heerlijk bloeiende fruitreus aan zijn einde was gekomen. Ik zag hem onverhoeds liggen op donderdag in de week van de 24ste september j.l., toen de eerste zware storm van het nog jonge najaar over ons heen was geraasd. Met rotte wortels omgewaaid, helaas, door de natuur geveld, het is niet anders, dacht ik toen nog, verdrietig, want met al die prachtige bloesem in mijn achterhoofd. Maar wel ongeveer tegen de heersende ZW-windrichting in gevallen en precies languit in de wei.
Ik ben gaan vragen in de buurt en dit is hoe de mooiste perelaar van Hobbelrade en verre omstreken aan zijn einde kwam.
Het was veel naburen al opgevallen, dat de hoge boom, die in augustus nog een à twee kistjes Légipont-peren had opgebracht, niet meer zo stevig stond en dat het maar de vraag zou zijn hoeveel schade hij zou aanrichten aan panden en auto’s als hij met de aangekondigde storm in het vizier door een ZW-windvlaag over de smalle weg heen zou vallen. Daarom kroop een van de buurtbewoners op zijn trekker, legde een ketting om de oude stam en gaf met zijn machine een klein rukje. En dat was al genoeg om de oude reus van zijn rotte wortels te krijgen. En in de week voor de storm, zodat niemand enig risico liep en er niets beschadigd werd. Zo kwam een einde aan misschien wel honderd jaar bloesem en heerlijke Légipont-peren. Triest, maar onvermijdelijk.
Vaarwel, Leopold, Leopoldspeer,  Fondante de Charneux, Waterloo, Miel de Waterloo, Duc de Brabant, Beurré des Charneuses, Merveille de Charneux, Délices des Charneuses, Bürgermeisterbirne om maar eens enkele van de fraaie namen van deze perensoort te noemen.
De naam Légipont heeft deze perenboom gekregen van Martin Joseph Légipont uit het gehucht Larbuisson bij Charneux, die een zaailing van deze boom in een heg vond bij datzelfde Charneux in het Land van Herve rond het jaar 1800. In het heuvelige heggenlandschap net ten zuiden van Zuid-Limburg in Belgë.
De omgeving van Charneux, de geboortestreek van Légipont. 


 Hij noemde zichzelf ‘fermier-horticulteur’, boer en kweker dus. Hij moet zijn vondst verder hebben opgekweekt en wellicht door uitzaaiing vermeerderd. Een uiterst toevallige en merkwaardige oorsprong, waarover verder niets bekend is.. Zou hier de natuur zelf als soortvormer opgetreden zijn met voorbijgaan van het werk van fruitkruisers, -veredelaars en enters?
In datzelfde weiland is in maart van dit jaar nog een Légipont omgegaan, nu met de motorzaag, vanwege wortelrot en wankel ter preventie van schade, want deze tweede perelaar stond in de huisweide nog dichter bij de bebouwing. Voor wie ter plekke wil gaan: er staat nog een derde en laatste Légipont-perelaar, helemaal aan de andere kant van de wei en vanuit de verte herkenbaar door zijn heel hoge en smalle kroon.
Ik vind maar zo: als dergelijke prachtige bomen na zoveel jaar aan hun einde komen, dan moeten mr. Bram M., Josje onderkoning van R., VVDcoryfee Franco O., mevrouw Sap uit Venlo. Noord-Hollandse gedeputeerde H., ‘super’-boss en wielrenner Lance A. en misschien nog veel meer rotte peren, hier en daar, niet teveel zeuren en zielig doen, maar doodgewoon OPROTTEN!!
BUNTER 
Een laatste blik op Merveille d'Hobbelrade: ciao bello!  Helemaal op de rechterrand van deze foto is de helft van de allerlaatste Légipont te zien.  Foto BUNTER



Bunter in de tropen XV


Smullen met BUNTER op Bocas del Toro, Panama. Foto BUNTER


Soep met een

halve kreeft erin


Dinsdag 18 november 2008, Bocas del Toro, Caraïbisch eilandje voor de Panamese kust, 18.15 uur, ging niet door; thans 21.30 uur, in crapaud op de zolder van Hotel Don Chicho aan de hoofdstraat van Bocas del Toro. 

We komen net terug van Hotel Limbo, beter El Limbo on the Sea op een steenworp van onze krappe zolder. Een echt hotel, sorry Marcha, met een fantastisch restaurant. Ik heb niet veel honger en ga voor de ‘Soppa de frutas del mar’ en Ine heeft een vleesdag met een varkensvleesgerecht met paddenstoelen. Ik tref een halve kreeft in mijn soep aan, echt een halve kreeft die ik als in Silent Witness te lijf ga. Heerlijk en toch nog kreeft voor 10 dollar. Vooraf nam ik een tequila met zout en limoen. Klassiek Mexicaans. Ine rode wijn de la casa. Voor het eerst tijdens deze vakantie krijgt mijn Defesche-neus een druiper en dat is mijn hoogste fysieke compliment. Als toetje heb ik ijs en Ine appelgebak uit de magnetron. Is niet goed warm en dat is ook het enige minpuntje in dit absolute culinaire hoogtepunt. Een verademing na de hotelperikelen en de slappe flutkoffie van de Ammieslunch bij Golden Grill met twee flutbocadillos. Maar we balanzen.
  Het was een hele toer om hier te komen, een echt avontuur. We vertrokken om ½ 8, een kwartier te laat in de planning, omdat het ontbijtpersoneel pas na ons arriveerde, per auto gebracht, dat wel. Gelukkig hadden we gisteravond al onze ontbijtwensen doorgegeven en alles afgerekend in Atlantida Lodge. De slechte verlichting van deze donkere lodges en het ruimtegebrek is een aandachtspunt, net als de extreme gehorigheid. Het regent bij vertrek, maar zo erg als in Samoa Lodge was het niet; bovendien is het nu traditie bij ons vertrek geworden. Om 8.30 uur begint het op te vallen. Een keer of 4, 5 moet Max inhouden en slalommen om kuilen en modder, omdat er gewoon 50 tot 100 meter asfalt op de weg ontbreken. Heel vreemd. We zijn om 8.40 uur bij de grens met Panama en de toestand die we daar aantreffen grenst aan het onbeschrijflijke. Eerst uitchecken uit Costa Rica met een pampiertje en allemaal een stempel in de pas. Geen probleem. Ik heb Indiaanse chocolade bij me en een vrucht van de nootmuskaat, compleet met omhulsel en foelie. Marcha zegt: krijg je problemen mee. Maar het zit niet in de handbagage, maar diep in het koffer.


Deze prachtige tropische vegetatie laten we achter in Costa Rica.  foto  BUNTER 

  Van Costa Rica naar Panama is van de tropen in de rotzooi komen. Overal  ligt afval. We lopen over een oude spoorbrug met bielzen en rails compleet en met dikke planken voor eenrichtingsverkeer geschikt gemaakt.




De Baileybrug richting Panama  Foto Bunter


Eerste indrukken

 van Panama



Alweer een naam in ons paspoort.     foto BUNTER



Het zou ook zo in de States kunnen zijn...   Foto BUNTER



Een soort Bailey-brug met een hoog opgaand stalen staketsel. We lopen over totaal verroeste staalplaten, die gelukkig goed vastliggen, maar wel kieren. Zo’n 200 meter zeker. Dan komen we in een rijtje semikrotjes links langs een loket, waar een gemelijke zwarte dame in uniform onze passen bekijkt en bestempelt. We moeten douanepapiertje doen die Marcha inneemt. Ik smokkel mijn sigaren en titbits zonder probleem. We gaan nu rechts in een steile trap af in dit rommelland en ontmoeten Jaime en Huberto, een schoenpoetsertje van 6 (!) en zijn jongere maatje die om colones bedelen. Max geeft met gulle hand. Ik noteer zijn echte naam uit zijn paspoort, dat ik even inkijk, omdat hij het aan de meisjes Nadine en Olga uit de engelenbak  laat zien. Jose Angel Fernandeze Alvarez  is zijn mooie Spaanse naam. We verzetten onze horloges. Het is één uur later in Panama en dus terug naar zomertijd en om 11.10 uur is iedereen over. Grensovergang met 25 mensen: anderhalf uur van 8.40 tot 10.10 uur. We gaan koekjes kopen in  de lokale supermarkt en daar stinkt het zo naar halfbedorven vlees, dat Chinezen er nog iets van kunnen leren. Het vlees ligt in een waarschijnlijk niet functionerende koeling meteen links bij de ingang, gewoon een opening in een lage loods, te meuren en te bloeden. Alleen aan het begin van de ± 10 meter lange “koel”-counter liggen diepgevroren dunne “chuletas’ – koteletten, die er goed uitzien. De hele winkel stinkt intens naar deze walgelijke uitstalling.
Wij zijn over de brug gekomen. Pfff   Foto BUNTER
  We zijn al weer snel aan onze eerste stop in Changuinola, Panama.. We  gaan plassen bij een bakkertje in een vies, onverlicht, niet af te sluiten pishuisje zonder doorspoeling. Het bakkertje heeft wel prachtige houten gebakschuifjes met klapje. Zo uit 1920-1930-1940. We pinnen als eerste 400 $$ en bij de rest lukt het ook prima. Jackpot!, zegt Marcha. Om ½ 1 zijn we aan de bootsteiger bij de rivier in Almirante.

Intermezzo:

* Waarom lopen zoveel rivieren aan de Caraïbische kant eerst vrij lang parallel aan de kust als het ware achter een imaginaire duinenrij zonder duinen, alvorens naar rechts of links haaks af te slaan , als door een opening in een wal? Vanwege de ontwikkeling van taaie en harde koraalriffen in tropische zeeën parallel aan de kustlijn. Als die riffen verzanden of verstenen vormen ze een stugge barrière voor alles wat uit het binnenland vloeit. Is deze stelling waar?
* Straatscène uit Changuinola op de stoep bij het bakkertje. Een breed lachende man van rond de 40, een echte vader, komt bij het bakkertje naar buiten met een prachtige verjaardagstaart vol gekleurd schuim op zijn vlakke hand als een ober en aan zijn andere hand twee zakjes met waar. Hij fluit scherp tussen zijn tanden. Er stopt binnen seconden een gele taxi. De man wenkt met zijn hoofd om een open deur en de deur naast de chauffeur gaat open. Hij stapt in, bukt met zijn neus tot vlak boven het kleurige schuim, legt de zakjes aan zijn voeten en weg zijn ze.

=======

Onze gele boot, een grote speedboot, pas een week oud - de Shana 1 – vertrekt om 13.10 uur. (Woensdag 19 november 2008, 15.40 uur, Don Chicho, terug van toertje door het dorp) En daar vertrekken we vanaf Almirante volgestouwd in een speedboot voor 28 mensen. No Way! Eerst moesten er nog wat mensen voorin gepropt, omdat het achter te zwaar was en daar spoten we weg met onze voorsteven hoog uit het water.
Wachten op de speedboot op de steiger.   Foto  BUNTER  



En dan het water op: hier is het nog glad, mar dat verandrt snel...  foto BUNTER   

 Via de rivier de monding in en dan door de branding. Dat hobbelde al behoorlijk, maar op zee hadden we echte schuimkoppen en golven en omdat de schipper echt veel vaart maakte, kregen we smak op smak omdat hij als het ware van golftop naar  golftop croste  Ik zat op het tweede rijtje  vooraan, helemaal aan de rand met open venster. NIET leuk, erger, want echter dan in de Efteling. De golfdalen waren behoorlijk diep en er was niet alleen veel beweging over de breedte-as, maar ook over de lengte-as, want het bootje hing door naar links. De overtocht duurde een half uur en dat was me eigenlijk al te lang, veel te lang. Angstige ogenblikken en de schipper excuseerde zich ook met een ‘muy mala’ bij onze Marcha en schold stevig op zijn steigerhulpjes die niet meteen opdraafden. Ik verstond ‘maricon’ zelfs heel duidelijk.
  De eerste indruk van Don Chicho : driewerf k..! Er is zelfs sprake van een klantenvergadering  om een nieuw hotel te vragen, maar de onrust ebt snel weg op die verrekte kleine zolderkamertjes als Rinus en Annemiek een etage lager een normalere kamer krijgen in plaats van hun ‘hok’. En als wij met Marcha wisselen 40 om 45 , zodat we van de straatherrie verlost zijn. Ook Irene en Boy komen de tweede dag van hun schuine zoldering af met hun lengte van bijna twee meter. Mij maakte het niet zoveel uit, maar Ine blijft toch knoteren. Mijn dag is knotsgoed als ik zie dat het merk toiletpapier hier ‘Regio’ heet. Om je te bescheuren. Je kunt hier je kont afvegen aan de regio. Geweldig!! Net met de vut na zoveel jaar dat verrekte en vervloekte regiogeneuzel, vooral uit Midden- en Noord-Limburg en dan zoiets. TERRIFICO!!
’s Avonds dineren we in Hotel El Limbo on the Sea. Perfecto! De nacht van dinsdag 18 op woensdag 19 komt met tropische plens-, nee hoosregen. We hebben een black-out, want de airco valt stil. De airco bevindt zich aan de rechterkant van het beddenhoofd, voor een groot gedeelte achter de plank. De knoppen zijn net bereikbaar en de hele nacht trekt een koude luchtstroom over me heen. We ontdekken te laat, dat er een noodverlichting is in de vorm van een ‘elektrisch’ olielampje in felrood onder het teeveetje gehangen.
 BUNTER                 

maandag 27 augustus 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXIII

Weeskind   FOTO WIKIPEDIA
Huismoedertje  FOTO WIKIPEDIA



Huismoedertje 

en rood weeskind

Dat gaat niet samen, hoor ik iedereen meteen eigenwijs zeggen: het zal hooguit een halfwees zijn, want het kind heeft nog een huismoedertje, toch? Niet dan? Och, toch. In de natuur is veel, zo niet alles mogelijk. Zowel Huismoedertje als Rood Weeskind is de naam van een nachtvlinder.
  Nog geen week hebben we dit jaar echte lekker warme zomer gehad in ons land met verzengende dagen en nachten zo warm, dat je naakt onder alleen de lege dekbedovertrek kon slapen. Want bovenlakens zijn net als dekens verdrongen door de dekbeddenhype.
Het zal dit jaar een vroege winter worden, want dezer dagen al trekken hele volksstammen insekten en spinnen ons huis binnen. Een van hen was Huismoedertje, dat ik enkele weken geleden alweer als een donkere driehoek doodstil hoog op het opengeschoven slaapkamergordijn zag zitten, toen ik tegen middernacht ons bed opzocht. Nu heb ik een doorzichtig plastic vangbuisje voor interessante vliegend kevers, vlinders en ander gedierte. Het dekseltje van dat entomologisch hulpmiddeltje is een sterk vergrootglas, waardoor je de gevangen griezel nog vijf tot tien keer kunt opblazen op je netvlies. Huismoedertje wist in eerste instantie te ontkomen in een chaotische, onvoorspelbare, typische nachtvlinderfladder richting onderkant bed. Ik kwam de schat al de volgende ochtend op de benedenverdieping hoog op de muur in onze zitkamer tegen. In het stalen ochtendlicht en waarschijnlijk doodmoe van de ontsnapping liet Huismoedertje zich vangen in het harde plastic. Door aanvankelijk paniekerig gefladder in het busje liet ze alle preutsheid varen en kreeg ik zicht op haar kleding onder die bruine oppervleugeloverjas. Een mooie scherpomrande bruine band over een lichtoranje ondervleugel, rondlopend met de zoom zal ik maar zeggen.

Een Huismoedertje schrikt af  met felle kleuren   FOTO WIKIPEDIA


Geen twijfel mogelijk: Noctua pronuba L. alias Huismoedertje. Een veel voorkomende nachtvlinder, levend als rups van lage kruiden en gras in de tuin of waar dan ook en altijd nieuwsgierig naar licht in de nacht. Kruipt als volwassen rups in de grond en verpopt daar pas als de lente komt om vervolgens na die mystieke metamorfose als vlinder uit de grond te kruipen en op zoek naar seks te gaan met zijn of haar voelsprieten. Natuurlijk laat ik Huismoedertje na gedegen studie van haar onderkleding vrij in de straat, waar ik woon. Ze maakt zich snel uit de voeten, vrolijk fladderend.
En wat een verschil in naamgeving. Huismoedertje in het Nederlands, maar nachtelijke bruidhelpster in het Latijn van Linnaeus. Een lief klein vrouwtje, dat ’s middags op haar schoolkinderen wacht achter een geurig theepotje en met een schaal vol bammetjes. Of een ervaren, rijpe vrouw die midden in de nacht voor de bruiloft de bruidstranen dept en de jonge vrouw in haar laatste nacht alleen niet enkel voorlicht en geruststelt, maar ook tips geeft om de eerste huwelijksnacht en het feest zo rielekst mogelijk door te komen.
  Ik kies voor Huismoedertje, al trof ik haar op onze echtelijke slaapkamer. Noctua, de nachtelijke, deed me denken aan mijn eigen moedertje en de dag dat ik wees werd, nu alweer 13 jaar geleden op een late maartse dag van een mooi voorjaar. Volkomen onverwacht en precies zoals mijn moeder zelf zei, als ze hoorde van een kennis of een vriendin, die plotseling uit het leven vertrok. “Daar teken ik voor”, en dat deed ze dan ook op die vroege zaterdagmorgen eind maart 1999.
  Volkomen logisch dus, dat ik ruim een week later ’s ochtends vroeg bij het opentrekken van de gordijnen achter een lichtbruin vallend blad diagonaal achter het glas zag valfladderen, schuin naar beneden. Toen ik mijn fiets naar buiten schoof om in Maastricht op zondagmorgen Gods lof te gaan zingen vanaf tien uur in de Hoogmis, zag ik een fraaigeaderde beige-bruine vleugeldriehoek, hoog in de oksel van de raamuitsparing rechts, roerloos op de metselsteen zitten. Bij het overfladderen meende ik op de ondervleugels van dit creatuur de kleuren donkerrood en wit gezien te hebben in een flits. Als ik terugkom van het Maastrichtse gezang, zit het Weeskind weer op zijn plek van oorsprong, links, echt een knots van een nachtvlinder. Ik besluit het dier, net als Huismoedertje te vangen in mijn plastic busje, maar ondanks de rusthouding, blijkt het beestje zeer alert. Ik haal de aluminium keukentrap van zes treden en klim op mijn gemak met vangbuisje in de aanslag naar boven.
Weeskind heeft me echt zien aankomen, want als ik mijn voeten voorzichtig op de bovenste tree zet en daartoe even naar beneden kijk en het dier even loslaat met mijn ogen, juist op dat precieze moment weet Weeskind te ontsnappen. Want ik kijk weer op en wil toeslaan, zogezegd, en Weeskind is nergens meer te bekennen. Achter me hoor ik dan onrustig fladderen en ja hoor, Weeskind probeert weg te komen door onze achterkamer binnen te vliegen, maar wordt door het glas gestuit. Ik zie nu duidelijk de kleuren van zijn/haar ondergoed: donkerrood, ’n zwarte band en een randje helderwit. In die kleuren gingen vroeger de Amsterdamse weeskinderen van het Burgerweeshuis uniform gekleed, vandaar de naam. Die zat al in mijn hoofd en blijkt na enig bladerwerk ook te kloppen.

Weeskind 'flasht' zijn of haar felgekleurde ondergoed. FOTO WIKIPEDIA


 De functie van het felgekleurde ondergoed is niet het aantrekken van partners om mee te paren, zoals je zou verwachten, omdat dat de voornaamste functie is van de vliegende fase van dit dier. --Is nu de vretende rups het voornaamste dier of is het de vlinder?-- De kleuren van zowel Huismoedertje als Weeskind zijn bedoeld om plotseling zichtbaar te maken door het wegtrekken van de bovenvleugel en zo hapjesjagers als vogels in verwarring te brengen. Deze fladderaars hebben maar een fractie van een seconde nodig om zich uit de voeten te maken en het vege lijf te redden.
Tot zover mijn gedachten bij deze ontmoetingen in het dierenrijk. Ik zie nachtvlinders niet als boodschappers uit het hiernamaals ook ken ik ze geen duidende of voorspellende waarde toe. Ik geniet vooral van hun gedrag, hun kleuren en hun mooie namen. En hun vermogen te overleven. Zo komen Weeskinderen zelfs de strengste winter door als simpel eitje, door hun moedertje vastgeplakt op de stam of op een takje van populieren, notenbomen en nog enkele andere boomsoorten. Eigenlijk onvoorstelbaar, dat zo'n kwetsbaar leven niet door en door kapotvriest. Ik heb een walnotenboom in mijn tuin en enkele dikke populieren in een aanpalend plantsoen. Dus daar houden die Weeskinderen zich vast aan het leven, als wij mensen lopen te rillen. Het is daarom jammer dat zoveel mensen deze en andere nachtvlinders voor ‘motten’ uitschelden. Dat is nergens voor nodig! Doe dus niet zo mottig meer!

BUNTER
  

zondag 26 augustus 2012

Bunter in de tropen XIV

Trotse Bri-bri-moeder met bangig kindje  FOTO BUNTER

Een naar verluidt meer dan honderdjarige Indiaan in het Bri bri-dorp poseert in zijn hangmat. FOTO BUNTER

Bij de nakomelingen

van de erflaters

van Costa Rica:

Bri bri en Kekoldi

Cahuita, maandag 17 november 2008. En dan is het nu maandag 17 november 2008, 17.45 uur, op de porch van Atlantida Lodge no 20, in Cahuita een plaats in de uiterste zuidpunt van Costa Rica aan de Caraïbische kant, vlakbij de grens met Panama. Vandaag zijn we met 20 mensen naar de Kekoldi en de Bri bri geweest, de oorspronkelijke Indianen die C R bewoonden, dwz hun afstammelingen. Er leven nog 60.000 Bri bri in C R en wij bezoeken twee families aan de rand van hun reservaat, waar niemand grond kan kopen, omdat hij volgens de Grondwet eigendom is en blijft van de Indianen. We vertrekken om half negen met een klein busje met als gids en zwarte rastaman in een blauw T-shirt, luisterend naar de naam Gustavo. Hij is een zeer goede gids en de eerste die echt iets van planten weet.

Onze gids Gustavo lacht naar een kalebas. FOTO BUNTER



20.35 uur op hetzelfde terrasje voor no 20. Ik heb net mijn plekje in de tropische natuur terugveroverd door drie zwartronde duizendpoten van de muur achter mij te verwijderen en 1 tropische schietmot met zwart-oranje vleugeltjes plat te slaan en te stompen. RIP todos. Ik steek een tuitknakje op tegen de muggen. Kekoldi is de naam van de eerste stam die we bezoeken. De naam betekent kekol-boom en di-rivier, dus mensen die leven langs de rivier die tussen de bomen doorstroomt. De Boomrivierders op zijn Hollands dus. Bri bri, ons tweede adres, betekent: land van de dapperen.

Het gerookte bladerdak van een Kekoldi-langhuis. FOTO BUNTER 

 Als eerste wijst Gustavo ons op het dak van palmbladeren van een tropisch paalhuis van de Indianen. Normaal houdt zo’n droogbladdak vijf jaar stand en dan is het opgevreten door insecten, waaronder termieten. Door binnenshuis een vuurtje te stoken wordt het dak ‘gerookt’, blijven de insecten weg  en gaat het dak 25-30 jaar mee. Dat is nog altijd korter dan onze betonsneldekpannen. 

Wie wil er nog een kalebasje? FOTO BUNTER.


We zien een kalebasboom met grote ronde of langwerpige vruchten, de ronde perfect rond en glanzend. Dat zijn de napjes, de flesjes en de watervaatjes van de indianen, waarin de vloeistof zelfs in de felste zon altijd fris blijft.



 Leguanen te
 kust en te keur
 in alle formaten
 en kleuren.
FOTO's BUNTER


 We komen bij een iguanafarm. Dat is de plek waar indianen leguanen opfokken om ze uit te zetten in het wild. Leguanen leggen hun eieren net als schildpadden in de zachte modder of het zand bij water. Schildpadden bij de zee op het strand, leguanen langs rivieren. De Kekoldi graven ze uit, stoppen ze in een primitieve broedstoof onder zwart plastic en zetten de jonge diertjes uit als ze groot genoeg zijn en de juiste blaadjes hebben leren eten. In verschillende leeftijden zitten de diertjes bij elkaar in grote kooien in het midden van het dorpspad. De Kekoldi worden gesubsidieerd door de overheid van C R voor dit project. Tot in de jaren zeventig joeg de plaatselijke bevolking nog op leguanen voor het vlees dat smaakt als kip en toen ze er ook in gingen handelen, roeiden ze de dieren bijna uit, vertelt Gustavo. Ze waren te arm om in de supermarkt vlees te kopen, zegt G. Er zijn nu sinds 1980 in totaal 36.000 leguanen in het wilde bos – een mix van primair en secundair regenwoud – uitgezet.

Musa dapientum, iets heel aparts in bananenland. FOTO BUNTER

 Hij wijst ons op een boom met en tros roodachtig/groene bananen. Een cultuurvariëteit van het Musa-geslacht. Gustavo pleit voor de fair-trade-bananen en tegen de plantagebananen van Delmonte en Chiquita die in te korte tijd worden opgefokt met kunstmest en landbouwgif. “Ze hebben hun oorspronkelijke smaak verloren”, zegt hij. “Een echte banaan heeft 6 tot 9 maanden nodig om te groeien.” De rode banaan heet Musa sapientum. De bananenplant maakt om de zes maanden nieuwe scheuten, zodat er altijd een dragende plant en een opgroeiende plant bij elkaar staan. (In de marge: Dit wil zeggen scheuten als wortelopslag. Eén nieuwe scheut in zes maanden die zelfstandig verder kan. Banaan wordt dus vegetatief vermeerderd. Ik vergat op dit punt te vragen hoe het met het bananenzaad zit en of dit gewas nog ontwikkeling kent door genetische recombinatie via bestuiving. Of dat alle zaadvorming is uit- en weggekruist. Gezien de rode banaan moet er toch nog veredeling en kruising mogelijk zijn.)
Hij laat ons ook een kinaboom zien en geeft me de vrucht van een nootmuskaatboom. Allemaal zo’n bekende dingen, waarvan we nu de oorsprong meemaken. Ik krijg er koude rillingen van. 
De tapissadores/ behangers  FOTO BUNTER
Het platte blad, dat tegen ronde boomstammen omhoog groeit, noemt hij ‘tapissadores’, behangers, tapisseerders. Hij legt ons ook het verschil uit tussen de Pipa met dun en zacht vruchtvlees en lekker fris vruchtwater en de grotere kokosnoot met kokosmelk en dik, hard, wit vlees. Gustavo is een geweldige gids. Hij wijst ons ook een palmsoort met rode vruchten als de ‘palma real’, waaruit de Indianen ‘palmhart’ winnen, het merg van de stam.

Glibberen in het oerwoud:

FOTO's BUNTER





Omdat er een windje opsteekt, de lucht betrekt en G. bang is voor regen, doen we nu eerst de jungletocht naar de waterval. Een smal pad, steil op en af over glibberige keien en modder, twee keer door een riviertje over gladde keien. Op een punt komt het water tot aan mijn korte broek, vlak voor de waterval. Ine ziet op deze korte trekking tegen een boomstam een geheel felrood kikkertje,

Ja, daar zit-ie toch!! FOTO BUNTER


 niet de blue jeans, maar duidelijke een ander. Alweer een item af te vinken! Goed zo, Ine, op de foto ermee!
--- Er zitten leguanen op ons dak. Een schuift er met veel kabaal over de golfplaat naar beneden, valt in onze binnentuin en maakt zich heel snel uit de voeten. Ik zie een beige rug van het dier en Ine een lange spitse staart. We besluiten tot een leguaan. Een tweede dier maakt zich over het dak uit de voeten. We schijnen met het zaklampje in het donkergroen, maar zien niets meer. ---
Tot twee keer toe glijd ik helemaal uit en vangt Gustavo me op tijd op. Ik val niet. Wel Ria op haar kont op de gladde steen. Het heeft niet veel geregend en daarom is de waterval van ±40 meter hoog maar 30% van de grootste omvang. De plek is een jungleparadijsje. Als we terug op het oerwoudpad bij het busje zijn, is er vruchtsap, een vruchtensalade en een heerlijke sandwich (een broodje) met sla, tomaat, kaas en ham. Een junglelunch rond twaalf uur. We worden ingehaald door een jong stel uit Orange County ten zuiden van LA in Californië, die op quads (vierwielers, laag) onderweg zijn met een rastagids met lange dreadlocks over zijn hoofd gedraaid. Zeer Caraïbisch.


Dappere Dodo!! FOTO BUNTER


Dan gaan we naar de Bri bri’s over een lange hangbrug met lage leuning en planken niet te hoog over een oerwoudstroom. Ine durft bijna niet maar gaat toch. De dappere! We bezoeken een soort ‘long house’, traditioneel, met een varken eronder, vrij liggend en lopend, niet zo dik als dat wat we bij de Kekoldi zagen.
Kekoldi Dorpsstraat met kalkoenen. FOTO BUNTER 


 Deze hielden veel kalkoenen en kippen. Die kalkoenen gaan ook hier, bij het horen van gefluit, hoog, fel en klokkend te keer. Enkele dames maken een foto en schrikken als de dieren luid en fel klokkend naar voren schieten op een rijtje. We gaan een bri-bri-grondhut van bladeren en hout binnen en later dat ‘longhouse’ met buigzame vloer van speciale houten planken. Er ligt een opa van 106 in een hangmat. We mogen foto’s maken tegen betaling van een fooi. Altijd eerst netjes vragen, zegt Marcha.
Gustavo laat op zijn onderarm en elleboog enkele littekens zien van een soort steekvlieg die eitjes onder je huid perst, waarna de larven in en soort vleesgal te keer gaan onder je huid: zwelling, pijn kapot weefsel enz. De Spaanse term eindigt op een lettergreep met ‘m’ en zal zoiets als ‘buil’ betekenen. Op de terugweg bij de oversteek van een junglestroompje. Eindelijk een echte blauwe Morpho (dat is een enorme, felblauwe tropische vlinder) secondelang in beeld. Hoi!
Nu ben ik toch een echte freak in kleine talen en vergeet ik me daar de eerste bribri-woorden in dit verslag op te nemen. En je kunt ze nog wel in fonetisch Nederlands spellen, want volgens Gustavo was het een Nederlander die hun taal als eerste te boek stelde. Bwa betekent goed en bwa bwa is het antwoord op de vraag: hoe gaat het met je? Die ook weer eindigt op bwa bwa? Tot straks in het Bribri is bër bër pa, uitgesproken als bèr bèr pa. Ik zag het staan op een kunstig bewerkt kalebasje in de toeristenhut van de Bribri waar we ook Spaans spraken met enkele vrouwen met een leuk kleutertje, het meisje Suzannah (4-5) in een blauw jurkje, de latere plantenman en nog enkelen. Heel, heel leuk! Dit zijn dus de erflaters van dit schitterende land, de makers van al dat mooie goud in het Museo del Oro in San José.
 Onze Indiaanse plantenman met zo te zien weer en griezelig verhaal. FOTO BUNTER

De plantenman van de Bribri’s leidt ons rond, nadat Marcha een kleuter op de arm heeft gehad en wij een paar souvenirs, waaronder chocoladebolletjes hebben gekocht ( en kleine kunstig bewerkte kalebasjes). Deze man die erg veel op een Javaan, een echte oosterling,  lijkt (zijn haardracht?) breekt voor ons een cacaopeul open, een verse van de boom. Ik mag op een zaadje sabbelen van een niet nader aangeduide struik en krijg dan een hele zure, groene citroen te eten. Rinus gruwt ervan, zo zuur is hij, maar in mijn mond is hij voor 90%  echt zoet op een klein zuur randje na. Dat is de Indianenmanier om zure vruchten te eten. Eerst het velletje van het ‘wonderzaadje’, zoals G. het noemt, afsabbelen en de pulp eronder door de mond laten gaan, dan is alles, zelfs ‘sour cane’, voor mij zoet, twee uur lang. (sour cane is een tropische plant, die internationaal luistert naar de Spaanse naam Caña agria en de Latijnse Costus spicatus. De plant, een gemberachtige, met prachtige witte bloemen die na elkaar uit een typische rode gember-aar tevoorschijn komen, staat bekend als een geneesmiddel voor een hele reeks aandoeningen. Het stengelsap is extreem zuur en de bladeren staan in de vorm van een spiraal geordend aan de stengel, helemaal rond lopend om zoveel mogelijk licht te kunnen opvangen. G. noemt deze plant hier bij zijn volksnaam; een eerdere oerwoudgids vond deze plant in het woud en wees ons erop.)

Bunter bijt door een superzure citroen na het wonderzaadje. FOTO BUNTER

De Costaricaanse regering bouwt in dit dorp woninkjes van beton voor de Indianen. Die vinden zo dicht en zo laag bij de grond wonen helemaal niks en zijn daar boos over. Een beetje als bij ons, waar mensen uit een woonwagen in een burgerhuis gedwongen worden. De meeste Indianen laten het beton links liggen of gebruiken de huisjes als opslaghok voor vanalles.
Gustavo laat ons nog de Apenbroodboom zien. De gebakken vruchten smaken als vers brood en worden hier ’s ochtends met marmelade en vruchtenmoes als ontbijt gegeten. Hij wijst ons ook op een flinke heuvel, die vanaf ons CR-junglepad al te zien is als Panamees gebied.

De plantenman van de Bribri liet ons weten geen ‘chicha’ meer te maken van maïs. Er werd teveel ruzie over gemaakt. Deze chicha is sterke alcohol, gestookt van maïskorrels. Volgens Gustavo was deze sterke drank oorspronkelijk bedoeld om in kleine quanta aan de werkers te velde te geven om hen meer energie te geven. In grote sloten werd het goedje gedronken bij dagenlange feesten en drankgelagen met dans. Dronkenschap door chicha komt na uitslapen van de roes gewoon enkele keren weer terug. Het is zeer sterk spul!!
We ontmoeten een Hollands meisje (hoor ik hier Hollands praten?, vraagt ze) dat aan het begin van het Bribridorpje uit het niets opduikt. Ze noemt haar naam niet, maar ze zegt de Indianen te helpen om logeerkamers voor backpackers te bouwen als additionele bron van inkomsten. “Ik zit hier op het dak en sla spijkers in”, zegt ze beknopt. Ze doet dit voor een ontwikkelingshulporganisatie uit de privé-sfeer als bijverdienste voor haar eigen reis. Voor ± 3 weken. Bribri spreken kan ze nauwelijks.
Gustavo eet termieten. Eerst checkt hij met een stokje of het chocoladebruine nest niet is overgenomen door mieren, steekt dan zijn vinger in het gaatje en stopt zo enkele tientallen termieten in zijn mond. Het doet me denken aan de chimpanseefilms van de man van de Britse Nun of Gombe of… (Dit moet ik opzoeken!!) Nu, bijna vier jaar na het maken van deze notitie kan ik bij het on line zetten van dit verslag de associatie zo uit mijn hoofd invullen: ik bedoel natuurlijk Hugo baron van Lawick, getrouwd met Jane Goodall. Termieten zijn een goede bron van eiwitten in de jungle; zoek altijd termietennesten! Bah!

De plantenman van de Bribri laat ons als laatste ook de kaneelboom zien. Een doodgewone struikboom, waarvan de bast, die om de zoveel tijd droog afvalt ons het heerlijke kruid geeft: kaneel. Kruid is niet het goede woord, specerij is beter. Tenslotte de Rommedoeplant, waarvan de vrucht, vuilwit en in partjes opgebouwd, van boven afgetopt, stinkt als een overrijpe Rommedoe. Afgezien van de stank is dze vrucht best genietbaar, net als de echte rommedoe. Ik heb de juiste naam ergens zien staan, maar weet niet meer waar.
Cacaopeulen, daar zit onze chocola in! FOTO BUNTER

 We zien ook weer veel cacao-bomen met de piepkleine witte bloemetjes op de oude stam en takken en dikke gele peulen, een wonderlijke boom! In een deel van de Indianentuin zijn de cacaopeulen zwaar aangetast door de zwarte schimmel. De mensen hier laten die bomen toch staan om de andere resistent te maken, zegt G. En ook dat sommigen beweren, dat de Amerikanen de schimmel verspreid hebben om in de jaren zeventig de totale cacaoproductie van CR lam te leggen, waarna de grote firma’s uit de VS alle plantages overnamen, behalve de Indiaanse.
De Aristolochia, een enorme bloem, helaas van de achterzijde gezien. Alleen de Rafflesia  arnoldii uit Indonesia is nog veel groter. FOTO BUNTER

Hoog in een boom hangt een Aristolochia-bloem, gespikkeld met geel en donkerrood, wel tien tot vijftien keer zo groot als de kleine Pijpbloemetjes van A. clematitis in mijn tuin. Prachtig. De schuurwond aan mijn kuit, veroorzaakt door de rand van een laars op de blote huid, is weer opengegaan en bloedt onder het gaasje en erdoorheen. De Bribri-plantengids smeert er een papje op van de bast van een heel jonge, kleine cacaopeul en gaat later terug voor een iets grotere om de behandeling voort te zetten. De wond prikt eerst; het papje kleurt op mijn been van groen tot rood en bruin. |De pijn gaat weg.
Bunters kuit is met groene cacaopeulsmurrie behandeld. De wond geneest perfect. Dankjewel Bri bri!! FOTO BUNTER
Tenslotte is er het verhaal van het geschilde nootje, dat als zaad een palmboom met gladde stam doet opschieten, terwijl de ongepelde noot uitgroeit tot een palmboom met ruwe stam. De Indianen geloven het.
Stenen in takvorken helpen tegen slechte gedachten. FOTO BUNTER


 Ook leggen ze stenen in de takvorken van de kalebasbomen om te voorkomen dat mensen met slechte gedachten de vruchten voortijdig doen afvallen. We zijn om 15.00 uur terug in het hotel in Cahuita. Gaan dutten na een vermoeiende expeditie die zeer, zeer interessant was, pakken onze koffers om voor Panama. En gaan om 18.00 uur onze rekening betalen en het volgende ontbijt bestellen. Dan heerlijk eten (Vis (Red Snapper) con arroz con mariscos (zeevruchten) bij Sobre las Olas, bovenop de golven, over de golven heen, whatever, op 500 meter van het hotel, waar de meesten blijven barbecueën.
Het eten in Costa Rica is gezellig, heerlijk en qua locatie zeer bijzonder. FOTO BUNTER.


 Een kleine black-out in het restaurent bederft de pret niet. De dames Ria en Ria en Carola komen erbij zitten. We zitten buiten vlak achter  palmbomen en bij de branding van de Caraïbische Zee. Om 20.00 uur terug in het hotel. Nu gaan slapen. Amen. 22.05 uur.
         
BUNTER

zondag 20 mei 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXII



De Luierman:
een ijskoud maar
onsterfelijk lied

Laatst heb ik als lid van een klein gelegenheidskoor een Gregoriaanse uitvaart aan de rand van het arrogante stadje S. gezongen. Bij wijze van afscheid van een gerespecteerde, oudere kennis. Er gaat voor mijn gevoel niets boven een Gregoriaans gezongen uitvaart. Iets korter geleden mocht in een andere koorsamenstelling een uitvaart zingen in de oudste kerk van Nederland. Terwijl de toeristen, zich vergapend aan architectuur, beelden en atmosfeer, bleven rondtrekken in de kerk, was er in een van de dwarsbeuken van de kerk een kleine uitvaart van mevr. P. Ook haar dode lichaam hebben we goede wensen toegezongen: eeuwige rust en opgang naar de hemelse paradijzen aan de hand van engelen en verwelkomd door martelaren onder engelengezang. Een van de toeristen kwam na afloop op de dirigent/organist van ons koortje af met de mededeling dat hijzelf ook wel eens een Ave Maria of zo zong tijdens een uitvaart, maar dat het Gregoriaans hem toch ook erg mooi voorkwam. Het werd niet duidelijk of hij zich als adspirant-koorlid stante pede wilde aanmelden, maar hij was als toevallige passant erg geroerd. Zoveel was duidelijk. Waarschijnlijk was het een Limburgs compliment, met enige omwegen aan ons aangeboden.

IJskoude bloemen: symbool van de Winterreise 


Terug naar het burgerlijke S., naar de uitvaart, waarvan in de eerste plaats sprake was. Wij stonden daar met ruim een dozijn oudere mannen klaar om het intredelied (Introitus, voor de mensen van vóór Vaticanum II, u weet wel, dat concilie van J. XXIII) aan te heffen, toen mijn oor getroffen werd door de begeleidingsmuziek van Schuberts ‘Winterreise’ in het bijzonder het slotlied, nummer 24, dat de titel draagt ‘Der Leiermann’, de buikorgelman, de draailierspeler. Een pianist, geheel opzij van het altaar, speelde het als opvulmuziek in de kerk.
Dit is de tekst van het lied:

      Der Leiermann  24
Drüben hinterm Dorfe
Steht ein Leiermann
Und mit starren Fingern
Dreht er was er kann.

Barfuß auf dem Eise
Wankt er hin und her
Und sein kleiner Teller
Bleibt ihm immer leer.

Keiner mag ihn hören,
Keiner sieht ihn an,
Und die Hunde knurren
Um den alten Mann.

Und er läßt es gehen,
Alles wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.

Wunderlicher Alter !
Soll ich mit dir geh'n ?
Willst zu meinen Liedern
Deine Leier dreh'n ?


Daar staat hij dan, de Luierman, met knurrende Hund

De onsterfelijke muziek van deze liedreeks ‘Winterreise’ is door Franz Schubert (31-1-1797---19-11-1828) gecomponeerd. De tekst wordt gevormd door gedichten van Wilhelm Müller (1794-1827). De moderne exegese van deze gedichtenreeks over een jongeman, die uit het huis van zijn geliefde geschopt wordt en in een strenge winter over de Noord-Duitse laagvlakte gaat zwerven, beschouwt dit laatste gedicht van ‘Winterreise’ als fatale afsluiting van de ijskoude ‘Reise’. De verstoten zwerfzanger komt eindelijk een begeleider tegen die in dezelfde positie verkeert als hijzelf. Hij heeft al 23 van Müllers depressieve dichtsels voorgedragen, gedragen door Schuberts onsterfelijke melodieën en heeft nog steeds geen deugdelijk onderdak of een gastvrije ontvangst gekregen. En deze buikorgelspeler? Lees zelf maar:
Aan de rand van een dorp staat de draailierder te draaien wat hij kan, met blote voeten op het ijs. Maar zijn schoteltje blijft leeg. Niemand hoort hem graag, geen mens kijkt naar hem om. De honden grommen tegen hem. Hij laat alles lopen en toch blijft hij maar doordraaien aan die lier, een ouderwets soort buikmuziekdoos. De zanger, die nog nergens een mooie, jonge vrouw in zwijm kon zingen, herkent zich daarin en vraagt: “Hé, rare ouwe, als we ons nu eens samengooien: jij met je lier en ik met me liedjes. Volgens mij komt het dan helemaal goed, niet?” Ik vertaal het wat vrij en modern, maar ik kan in deze scène absoluut geen ontmoeting met Magere Hein zien. Ook geen weergave van een scène uit de befaamde Dodendans, waarbij Magere Hein alle overleden rangen en standen van de middeleeuwse maatschappij ten dans noodt richting hel of hemel. Ik prefereer een letterlijke benadering van dit laatste Winterreisetafereel. Ik zie een oude man op blote voeten, heen en weer schommelend op zijn benen om niet vast te vriezen. Geen cent te makken, lastig gevallen door grote honden, totaal incontinent en daarom ook uitgestoten, maar wel totaal verslaafd aan goddelijke muziek, zoals die van Schubert. De muziek houdt hem in al zijn armoede en lichamelijke aftakeling op de been. En Goddank, daar komt een zanger in soortgelijke Umstände, Ik weet echt zeker dat die Luierman, ja zo wil ik hem nu noemen, meteen ja heeft gezegd op de vraag van de gedeprimeerde zangert, die net als de orgelman door iedereen gemeden wordt, terwijl hij prachtige liederen zingt. De Luierman gaat niet over doodvriezen of de hongerdood tegemoet gaan. Nummer 24, Winterreise gaat over overleven, doorhouden, ondanks alle ellende, maar vooral dankzij de onsterfelijke muziek van Franz Peter Schubert. Het gaat over de magische kracht van muziek. In deze interpretatie is nr. 24 Winterreise bij uitstek een lied voor een uitvaart. Zo zal het ook bedoeld zijn, dat de overledene aan het slot van de uitvaart op CD of geluidsband nog zelf enkele liederen zong, al vond ik het enigszins macaber.

Franz Peter Schubert
Franz von Schober
Schubert zelf stierf in november 1828 op 33-jarige leeftijd aan buiktyfus. Winterreise was een van zijn allerlaatste composities. Het is overgeleverd dat de bedeesde Schubert, zijn hele leven vrijgezel, ooit één keer door zijn ‘vriend’ Franz von Schober in een dolle bui is overgehaald om met hem in Wenen ‘naar de meisjes’ te gaan. Begein jaren twintig van de negentiende eeuw Daar heeft de componist syfilis opgelopen en dat resulteerde in een zo’n dramatische terugval van zijn algemene weerstand dat de eerste de beste buiktyfusbacil hem kon vellen. Maar niet voordat hij in staat was in zijn voorlaatste jaar nog onsterfelijk mooie liederen te componeren. Ik kan dus met een gerust hart zeggen dat Schubert voor mij nog leeft. En dat geldt ook voor Mozart, Bach, Beethoven, Haydn, Handl en noem ze allemaal maar op uit die gedenkwaardige tijd. Een terechte tirade tegen wat men vandaag de dag als muziek ervaart, blijft hier daarom alleen al achterwege. Is nergens voor nodig. Als een griepje in de lente: gaat vanzelf over, als je maar lekker in je bed blijft met radio 4 aan. Truste iedereen!!
BUNTER