Dodelijke
verveling in
de wintersport
Een mooi op te meten sneeuwlaag op een vlakke plastic tuintafel. Niets om bang voor te zijn. foto BUNTER |
Ik heb er
nooit aan meegedaan, dus moet ik eigenlijk mijn grote bek houden. Maar die
wintersport, ik kan er niets aan doen, het heeft me altijd tegengestaan,
sterker nog met kotsende walging vervuld. Waarom eigenlijk?
Om te
beginnen ben ik een ontzettende koukleum
De vijvers bij De Geusselt aan de noordkant van M. meed ik ’s zomers
vanwege al die vieze, grote, griezelige groene libelles die er rondhingen en je
met hun grote ogen aanstaarden al helicopterend langs de waterkant. ’s Winters
geen van die gore fladderzoemers te zien en dan ging ik met mijn houten
doorlopertjes daar het ijs op, samen met honderden anderen. Met een soort
lapjesveters van oranje- en bruingestreept linnen moest je de schaatsen onder
je halfhoge veterschoenen vastmaken en wel zo strak, dat het voelde alsof ze
onder je zolen verlijmd en gespijkerd waren. Er mocht geen millimeter speling
inzitten. Dat had weer tot gevolg dat ook de bloedstroom naar je voeten rigoureus
werd afgebonden als in een Chinees vrouwenvoetje, voordat Sun Yat Sen vanuit
Kanton de laatste Qing-keizer Pu Yi uit Beijing had weggejaagd en ingelijfd in
het leger bij het commando tuinonderhoud.
Vergeet het nooit! Foto Internet |
Ik herinner
mij van mijn allereerste schaatsrondjes als –zeg maar – zes- of zevenjarige,
dat ik na een kwartiertje of zo de schaatsveters moest losmaken van de koupijn
en dat ik dan met bevroren aanvoelende voeten thuis kwam, mijn Meerke
voorzichtig de halfhoge schoentjes losmaakte, mijn kousen afrolde en dan bij de
haard in de kamer in het schemerlicht van de vroege winteravond mijn ijskoude
voeten tussen haar warme, droge handen nam. Wat was dat lekker!! Het duurde dan
nog maar een paar minuten en dan waren ze weer op temperatuur en kreeg ik een
paar schoensloffen aan, die vlakbij de kolenhaard hadden staan opwarmen. Ik
huilde en huilde van de kou en kwam niet stil, hoe ze me ook knuffelde en
streelde, mijn voeten en als ze warm waren, eindelijk, dan huilde ik ook, maar
dan van opluchting, dankbaarheid en simpel geluk. Later leerde ik, dat je
voeten wel steenkoud werden door die verdoemde strakke schaatsveters, maar dat
ze ook snel opwarmden en heerlijk warm in je schoenen gingen zitten, als je
maar doorschaatste en flink in beweging bleef en niet langs de kant ging staan
bibberen met stilstaande voeten. Zo heb ik als lagerschoolkind toch uren en
uren geschaatst in het koude licht van de wintermiddag en in de aanvriezende
schemer van de verduisterende avonden. Koukleum dus. Die bewuste vijvers zijn
er tot voor kort nog geweest. Ze zijn nu alletwee of –drie gedempt en
vervolgens vergraven vanwege de aanleg van de dubbele snelwegtunnel in de A2
voor de Europese automonstertjes.
Koukleum en
te voorzichtig, angstig zelf. Om niet geheel onbeslagen ten sneeuw te komen
over wintersport heb ik de Nederlandse website www.abc-van-skien.nl ernstig bekeken. Dat is pas promotie van de wintersport. Bij het alpine
skiën staat onder meer dat mensen van supersnelle afdalingen van steile, dichtgesneeuwde
berghellingen de nodige adrenalinestoten krijgen. Voor mij hoeft dat niet. Ik
ben zo’n theeleut die graag uren door de sneeuw, of gewoon door het gras of het
grind of voor mijn part de modder wandelt om te denken, in je hoofd te
formuleren, te filosoferen, te fantaseren. Al heen en weer en op en neer
schommelend op je benen te mijmeren alleen of in goed gezelschap. Zonder dat je
verdacht hoeft te zijn op het afscheuren van alle kniebanden door verdraaiing,
het gecompliceerd breken van scheenbeen en hielbeen, en het doorknappen van het
dijbeen na botsing met een kerstboom nota bene, het kneuzen van voeten en
enkels enzovoort enzovoort. Dat hoeft voor mij allemaal niet: ik houd als een
koning van mijn onderdanen en de rest van mijn tijdelijke lijf.
Koukleumerie,
opgevoede lafheid en een afkeer van complexiteit. Want wat moet je allemaal
niet aanschaffen aan technische uitrusting en kleding en schoeisel en helmen en
brillen, eer je ook maar een meter kunt maken onder leiding van een geile beer
van een skileraar. Sta jij de plotselinge korte draai bij obstakels te oefenen
of de noodrem of je bindingen te controleren, staat de skileraar achter je je
vriendin of partner te betasten. Te bekijken, vooruit, maar ik zou zo’n vent
van ‘Biertjah?’ aan de skibar niet in de buurt willen hebben en dus leer ik het
ook nooit. En wat kost dat niet? Een uitgebreide uitrusting en de nodige lessen
bij zo’n besneeuwbrilde patser?
Tenslotte de
kakkineuzerie, de chique, het oude geld en de verpakte daftigheid in de sneuw (hoor: snööw, dat bedoel ik).
Ik zou me er niet thuisvoelen. Het zou nog gaan, als ik alleen maar naar de
après-ski mocht en de ski zelf mocht overslaan. Natuurlijk.
Alweer een lawinewarnung, dit keer Stufe 2. Foto Internet. |
Genoeg
gezeurd, maar ik ben gestijfd in mijn anti-wintersport-gevoel door alle
toestanden rond het lawine-ongeluk van prins Friso bij Lech. Het is voor mij
een raadsel hoe deze intelligente huisvader van twee dochtertjes, blauwbloedige
financieel specialist en rots in de branding van de koningin zoveel in de
waagschaal kon stellen door een onbezonnen besluit om ondanks Lawine-warnung
Stufe-4 toch buiten de gebaande pistes in de versgevallen, rulle sneeuw op
steile hellingen te gaan afdalen en nog wel zonder enige beveiliging, behalve
die pieper. Ik hoop, dat de goede man, wiens toestand volgens de RVD al bijna
een week als “onveranderd stabiel, maar in levensgevaar” wordt omschreven toch
weer boven water komt en ontwaakt en opknapt om met zijn prinsheerlijke leven
door te gaan onder het vaste voornemen nooit meer te skiën of deel te nemen aan
die jarenlange vakantie-sessies in Lech van een bange, zich bedreigd en niet
gerespecteerd voelende steenrijke familie.
Het moet
iets geweldigs zijn, dat wildskiën met nog meer adrenalinestoten dan normaal op
de afgejakkerde pistes, maar die niets en niemand ontziende lawines en
verborgen obstakels dan. Tja, hoe meer risico, hoe hoger je jezelf in de hemel voelt zweven op latten als alles goed of net goed gaat. Overmoed, dacht ik,
wereldvreemdheid, inschattingsfout, stoerheid ook totdat iemand simpel
“verveling” tegen me zei. “Want”, zo ging ze verder, “Denk je eens in dat je al
43 jaar elk jaar in de winter op exact dezelfde plek op wintervakantie gaat.
Dan ken je daar alle hoeken en gaatjes en ga je je verschrikkelijk vervelen en
nieuwe opwinding zoeken.” Dodelijke verveling, dat moet het zijn en het lijkt
me ook te passen bij een familie waarin afkeer van verrassingen, nadruk op
privacy en extreme controledwang en perfectionisme een belangrijke rol spelen
en zich steeds weer uiten.
Dat zou
betekenen, dat deze sympatieke prins van den bloede, mocht hij zijn
lawine-ongeluk niet overleven, wat God verhoede, dat deze eerzame echtgenoot en
huisvader zich op wintersport doodverveeld heeft. Een gruwelijke gedachte…
BUNTER