maandag 27 augustus 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXIII

Weeskind   FOTO WIKIPEDIA
Huismoedertje  FOTO WIKIPEDIA



Huismoedertje 

en rood weeskind

Dat gaat niet samen, hoor ik iedereen meteen eigenwijs zeggen: het zal hooguit een halfwees zijn, want het kind heeft nog een huismoedertje, toch? Niet dan? Och, toch. In de natuur is veel, zo niet alles mogelijk. Zowel Huismoedertje als Rood Weeskind is de naam van een nachtvlinder.
  Nog geen week hebben we dit jaar echte lekker warme zomer gehad in ons land met verzengende dagen en nachten zo warm, dat je naakt onder alleen de lege dekbedovertrek kon slapen. Want bovenlakens zijn net als dekens verdrongen door de dekbeddenhype.
Het zal dit jaar een vroege winter worden, want dezer dagen al trekken hele volksstammen insekten en spinnen ons huis binnen. Een van hen was Huismoedertje, dat ik enkele weken geleden alweer als een donkere driehoek doodstil hoog op het opengeschoven slaapkamergordijn zag zitten, toen ik tegen middernacht ons bed opzocht. Nu heb ik een doorzichtig plastic vangbuisje voor interessante vliegend kevers, vlinders en ander gedierte. Het dekseltje van dat entomologisch hulpmiddeltje is een sterk vergrootglas, waardoor je de gevangen griezel nog vijf tot tien keer kunt opblazen op je netvlies. Huismoedertje wist in eerste instantie te ontkomen in een chaotische, onvoorspelbare, typische nachtvlinderfladder richting onderkant bed. Ik kwam de schat al de volgende ochtend op de benedenverdieping hoog op de muur in onze zitkamer tegen. In het stalen ochtendlicht en waarschijnlijk doodmoe van de ontsnapping liet Huismoedertje zich vangen in het harde plastic. Door aanvankelijk paniekerig gefladder in het busje liet ze alle preutsheid varen en kreeg ik zicht op haar kleding onder die bruine oppervleugeloverjas. Een mooie scherpomrande bruine band over een lichtoranje ondervleugel, rondlopend met de zoom zal ik maar zeggen.

Een Huismoedertje schrikt af  met felle kleuren   FOTO WIKIPEDIA


Geen twijfel mogelijk: Noctua pronuba L. alias Huismoedertje. Een veel voorkomende nachtvlinder, levend als rups van lage kruiden en gras in de tuin of waar dan ook en altijd nieuwsgierig naar licht in de nacht. Kruipt als volwassen rups in de grond en verpopt daar pas als de lente komt om vervolgens na die mystieke metamorfose als vlinder uit de grond te kruipen en op zoek naar seks te gaan met zijn of haar voelsprieten. Natuurlijk laat ik Huismoedertje na gedegen studie van haar onderkleding vrij in de straat, waar ik woon. Ze maakt zich snel uit de voeten, vrolijk fladderend.
En wat een verschil in naamgeving. Huismoedertje in het Nederlands, maar nachtelijke bruidhelpster in het Latijn van Linnaeus. Een lief klein vrouwtje, dat ’s middags op haar schoolkinderen wacht achter een geurig theepotje en met een schaal vol bammetjes. Of een ervaren, rijpe vrouw die midden in de nacht voor de bruiloft de bruidstranen dept en de jonge vrouw in haar laatste nacht alleen niet enkel voorlicht en geruststelt, maar ook tips geeft om de eerste huwelijksnacht en het feest zo rielekst mogelijk door te komen.
  Ik kies voor Huismoedertje, al trof ik haar op onze echtelijke slaapkamer. Noctua, de nachtelijke, deed me denken aan mijn eigen moedertje en de dag dat ik wees werd, nu alweer 13 jaar geleden op een late maartse dag van een mooi voorjaar. Volkomen onverwacht en precies zoals mijn moeder zelf zei, als ze hoorde van een kennis of een vriendin, die plotseling uit het leven vertrok. “Daar teken ik voor”, en dat deed ze dan ook op die vroege zaterdagmorgen eind maart 1999.
  Volkomen logisch dus, dat ik ruim een week later ’s ochtends vroeg bij het opentrekken van de gordijnen achter een lichtbruin vallend blad diagonaal achter het glas zag valfladderen, schuin naar beneden. Toen ik mijn fiets naar buiten schoof om in Maastricht op zondagmorgen Gods lof te gaan zingen vanaf tien uur in de Hoogmis, zag ik een fraaigeaderde beige-bruine vleugeldriehoek, hoog in de oksel van de raamuitsparing rechts, roerloos op de metselsteen zitten. Bij het overfladderen meende ik op de ondervleugels van dit creatuur de kleuren donkerrood en wit gezien te hebben in een flits. Als ik terugkom van het Maastrichtse gezang, zit het Weeskind weer op zijn plek van oorsprong, links, echt een knots van een nachtvlinder. Ik besluit het dier, net als Huismoedertje te vangen in mijn plastic busje, maar ondanks de rusthouding, blijkt het beestje zeer alert. Ik haal de aluminium keukentrap van zes treden en klim op mijn gemak met vangbuisje in de aanslag naar boven.
Weeskind heeft me echt zien aankomen, want als ik mijn voeten voorzichtig op de bovenste tree zet en daartoe even naar beneden kijk en het dier even loslaat met mijn ogen, juist op dat precieze moment weet Weeskind te ontsnappen. Want ik kijk weer op en wil toeslaan, zogezegd, en Weeskind is nergens meer te bekennen. Achter me hoor ik dan onrustig fladderen en ja hoor, Weeskind probeert weg te komen door onze achterkamer binnen te vliegen, maar wordt door het glas gestuit. Ik zie nu duidelijk de kleuren van zijn/haar ondergoed: donkerrood, ’n zwarte band en een randje helderwit. In die kleuren gingen vroeger de Amsterdamse weeskinderen van het Burgerweeshuis uniform gekleed, vandaar de naam. Die zat al in mijn hoofd en blijkt na enig bladerwerk ook te kloppen.

Weeskind 'flasht' zijn of haar felgekleurde ondergoed. FOTO WIKIPEDIA


 De functie van het felgekleurde ondergoed is niet het aantrekken van partners om mee te paren, zoals je zou verwachten, omdat dat de voornaamste functie is van de vliegende fase van dit dier. --Is nu de vretende rups het voornaamste dier of is het de vlinder?-- De kleuren van zowel Huismoedertje als Weeskind zijn bedoeld om plotseling zichtbaar te maken door het wegtrekken van de bovenvleugel en zo hapjesjagers als vogels in verwarring te brengen. Deze fladderaars hebben maar een fractie van een seconde nodig om zich uit de voeten te maken en het vege lijf te redden.
Tot zover mijn gedachten bij deze ontmoetingen in het dierenrijk. Ik zie nachtvlinders niet als boodschappers uit het hiernamaals ook ken ik ze geen duidende of voorspellende waarde toe. Ik geniet vooral van hun gedrag, hun kleuren en hun mooie namen. En hun vermogen te overleven. Zo komen Weeskinderen zelfs de strengste winter door als simpel eitje, door hun moedertje vastgeplakt op de stam of op een takje van populieren, notenbomen en nog enkele andere boomsoorten. Eigenlijk onvoorstelbaar, dat zo'n kwetsbaar leven niet door en door kapotvriest. Ik heb een walnotenboom in mijn tuin en enkele dikke populieren in een aanpalend plantsoen. Dus daar houden die Weeskinderen zich vast aan het leven, als wij mensen lopen te rillen. Het is daarom jammer dat zoveel mensen deze en andere nachtvlinders voor ‘motten’ uitschelden. Dat is nergens voor nodig! Doe dus niet zo mottig meer!

BUNTER
  

zondag 26 augustus 2012

Bunter in de tropen XIV

Trotse Bri-bri-moeder met bangig kindje  FOTO BUNTER

Een naar verluidt meer dan honderdjarige Indiaan in het Bri bri-dorp poseert in zijn hangmat. FOTO BUNTER

Bij de nakomelingen

van de erflaters

van Costa Rica:

Bri bri en Kekoldi

Cahuita, maandag 17 november 2008. En dan is het nu maandag 17 november 2008, 17.45 uur, op de porch van Atlantida Lodge no 20, in Cahuita een plaats in de uiterste zuidpunt van Costa Rica aan de Caraïbische kant, vlakbij de grens met Panama. Vandaag zijn we met 20 mensen naar de Kekoldi en de Bri bri geweest, de oorspronkelijke Indianen die C R bewoonden, dwz hun afstammelingen. Er leven nog 60.000 Bri bri in C R en wij bezoeken twee families aan de rand van hun reservaat, waar niemand grond kan kopen, omdat hij volgens de Grondwet eigendom is en blijft van de Indianen. We vertrekken om half negen met een klein busje met als gids en zwarte rastaman in een blauw T-shirt, luisterend naar de naam Gustavo. Hij is een zeer goede gids en de eerste die echt iets van planten weet.

Onze gids Gustavo lacht naar een kalebas. FOTO BUNTER



20.35 uur op hetzelfde terrasje voor no 20. Ik heb net mijn plekje in de tropische natuur terugveroverd door drie zwartronde duizendpoten van de muur achter mij te verwijderen en 1 tropische schietmot met zwart-oranje vleugeltjes plat te slaan en te stompen. RIP todos. Ik steek een tuitknakje op tegen de muggen. Kekoldi is de naam van de eerste stam die we bezoeken. De naam betekent kekol-boom en di-rivier, dus mensen die leven langs de rivier die tussen de bomen doorstroomt. De Boomrivierders op zijn Hollands dus. Bri bri, ons tweede adres, betekent: land van de dapperen.

Het gerookte bladerdak van een Kekoldi-langhuis. FOTO BUNTER 

 Als eerste wijst Gustavo ons op het dak van palmbladeren van een tropisch paalhuis van de Indianen. Normaal houdt zo’n droogbladdak vijf jaar stand en dan is het opgevreten door insecten, waaronder termieten. Door binnenshuis een vuurtje te stoken wordt het dak ‘gerookt’, blijven de insecten weg  en gaat het dak 25-30 jaar mee. Dat is nog altijd korter dan onze betonsneldekpannen. 

Wie wil er nog een kalebasje? FOTO BUNTER.


We zien een kalebasboom met grote ronde of langwerpige vruchten, de ronde perfect rond en glanzend. Dat zijn de napjes, de flesjes en de watervaatjes van de indianen, waarin de vloeistof zelfs in de felste zon altijd fris blijft.



 Leguanen te
 kust en te keur
 in alle formaten
 en kleuren.
FOTO's BUNTER


 We komen bij een iguanafarm. Dat is de plek waar indianen leguanen opfokken om ze uit te zetten in het wild. Leguanen leggen hun eieren net als schildpadden in de zachte modder of het zand bij water. Schildpadden bij de zee op het strand, leguanen langs rivieren. De Kekoldi graven ze uit, stoppen ze in een primitieve broedstoof onder zwart plastic en zetten de jonge diertjes uit als ze groot genoeg zijn en de juiste blaadjes hebben leren eten. In verschillende leeftijden zitten de diertjes bij elkaar in grote kooien in het midden van het dorpspad. De Kekoldi worden gesubsidieerd door de overheid van C R voor dit project. Tot in de jaren zeventig joeg de plaatselijke bevolking nog op leguanen voor het vlees dat smaakt als kip en toen ze er ook in gingen handelen, roeiden ze de dieren bijna uit, vertelt Gustavo. Ze waren te arm om in de supermarkt vlees te kopen, zegt G. Er zijn nu sinds 1980 in totaal 36.000 leguanen in het wilde bos – een mix van primair en secundair regenwoud – uitgezet.

Musa dapientum, iets heel aparts in bananenland. FOTO BUNTER

 Hij wijst ons op een boom met en tros roodachtig/groene bananen. Een cultuurvariëteit van het Musa-geslacht. Gustavo pleit voor de fair-trade-bananen en tegen de plantagebananen van Delmonte en Chiquita die in te korte tijd worden opgefokt met kunstmest en landbouwgif. “Ze hebben hun oorspronkelijke smaak verloren”, zegt hij. “Een echte banaan heeft 6 tot 9 maanden nodig om te groeien.” De rode banaan heet Musa sapientum. De bananenplant maakt om de zes maanden nieuwe scheuten, zodat er altijd een dragende plant en een opgroeiende plant bij elkaar staan. (In de marge: Dit wil zeggen scheuten als wortelopslag. Eén nieuwe scheut in zes maanden die zelfstandig verder kan. Banaan wordt dus vegetatief vermeerderd. Ik vergat op dit punt te vragen hoe het met het bananenzaad zit en of dit gewas nog ontwikkeling kent door genetische recombinatie via bestuiving. Of dat alle zaadvorming is uit- en weggekruist. Gezien de rode banaan moet er toch nog veredeling en kruising mogelijk zijn.)
Hij laat ons ook een kinaboom zien en geeft me de vrucht van een nootmuskaatboom. Allemaal zo’n bekende dingen, waarvan we nu de oorsprong meemaken. Ik krijg er koude rillingen van. 
De tapissadores/ behangers  FOTO BUNTER
Het platte blad, dat tegen ronde boomstammen omhoog groeit, noemt hij ‘tapissadores’, behangers, tapisseerders. Hij legt ons ook het verschil uit tussen de Pipa met dun en zacht vruchtvlees en lekker fris vruchtwater en de grotere kokosnoot met kokosmelk en dik, hard, wit vlees. Gustavo is een geweldige gids. Hij wijst ons ook een palmsoort met rode vruchten als de ‘palma real’, waaruit de Indianen ‘palmhart’ winnen, het merg van de stam.

Glibberen in het oerwoud:

FOTO's BUNTER





Omdat er een windje opsteekt, de lucht betrekt en G. bang is voor regen, doen we nu eerst de jungletocht naar de waterval. Een smal pad, steil op en af over glibberige keien en modder, twee keer door een riviertje over gladde keien. Op een punt komt het water tot aan mijn korte broek, vlak voor de waterval. Ine ziet op deze korte trekking tegen een boomstam een geheel felrood kikkertje,

Ja, daar zit-ie toch!! FOTO BUNTER


 niet de blue jeans, maar duidelijke een ander. Alweer een item af te vinken! Goed zo, Ine, op de foto ermee!
--- Er zitten leguanen op ons dak. Een schuift er met veel kabaal over de golfplaat naar beneden, valt in onze binnentuin en maakt zich heel snel uit de voeten. Ik zie een beige rug van het dier en Ine een lange spitse staart. We besluiten tot een leguaan. Een tweede dier maakt zich over het dak uit de voeten. We schijnen met het zaklampje in het donkergroen, maar zien niets meer. ---
Tot twee keer toe glijd ik helemaal uit en vangt Gustavo me op tijd op. Ik val niet. Wel Ria op haar kont op de gladde steen. Het heeft niet veel geregend en daarom is de waterval van ±40 meter hoog maar 30% van de grootste omvang. De plek is een jungleparadijsje. Als we terug op het oerwoudpad bij het busje zijn, is er vruchtsap, een vruchtensalade en een heerlijke sandwich (een broodje) met sla, tomaat, kaas en ham. Een junglelunch rond twaalf uur. We worden ingehaald door een jong stel uit Orange County ten zuiden van LA in Californië, die op quads (vierwielers, laag) onderweg zijn met een rastagids met lange dreadlocks over zijn hoofd gedraaid. Zeer Caraïbisch.


Dappere Dodo!! FOTO BUNTER


Dan gaan we naar de Bri bri’s over een lange hangbrug met lage leuning en planken niet te hoog over een oerwoudstroom. Ine durft bijna niet maar gaat toch. De dappere! We bezoeken een soort ‘long house’, traditioneel, met een varken eronder, vrij liggend en lopend, niet zo dik als dat wat we bij de Kekoldi zagen.
Kekoldi Dorpsstraat met kalkoenen. FOTO BUNTER 


 Deze hielden veel kalkoenen en kippen. Die kalkoenen gaan ook hier, bij het horen van gefluit, hoog, fel en klokkend te keer. Enkele dames maken een foto en schrikken als de dieren luid en fel klokkend naar voren schieten op een rijtje. We gaan een bri-bri-grondhut van bladeren en hout binnen en later dat ‘longhouse’ met buigzame vloer van speciale houten planken. Er ligt een opa van 106 in een hangmat. We mogen foto’s maken tegen betaling van een fooi. Altijd eerst netjes vragen, zegt Marcha.
Gustavo laat op zijn onderarm en elleboog enkele littekens zien van een soort steekvlieg die eitjes onder je huid perst, waarna de larven in en soort vleesgal te keer gaan onder je huid: zwelling, pijn kapot weefsel enz. De Spaanse term eindigt op een lettergreep met ‘m’ en zal zoiets als ‘buil’ betekenen. Op de terugweg bij de oversteek van een junglestroompje. Eindelijk een echte blauwe Morpho (dat is een enorme, felblauwe tropische vlinder) secondelang in beeld. Hoi!
Nu ben ik toch een echte freak in kleine talen en vergeet ik me daar de eerste bribri-woorden in dit verslag op te nemen. En je kunt ze nog wel in fonetisch Nederlands spellen, want volgens Gustavo was het een Nederlander die hun taal als eerste te boek stelde. Bwa betekent goed en bwa bwa is het antwoord op de vraag: hoe gaat het met je? Die ook weer eindigt op bwa bwa? Tot straks in het Bribri is bër bër pa, uitgesproken als bèr bèr pa. Ik zag het staan op een kunstig bewerkt kalebasje in de toeristenhut van de Bribri waar we ook Spaans spraken met enkele vrouwen met een leuk kleutertje, het meisje Suzannah (4-5) in een blauw jurkje, de latere plantenman en nog enkelen. Heel, heel leuk! Dit zijn dus de erflaters van dit schitterende land, de makers van al dat mooie goud in het Museo del Oro in San José.
 Onze Indiaanse plantenman met zo te zien weer en griezelig verhaal. FOTO BUNTER

De plantenman van de Bribri’s leidt ons rond, nadat Marcha een kleuter op de arm heeft gehad en wij een paar souvenirs, waaronder chocoladebolletjes hebben gekocht ( en kleine kunstig bewerkte kalebasjes). Deze man die erg veel op een Javaan, een echte oosterling,  lijkt (zijn haardracht?) breekt voor ons een cacaopeul open, een verse van de boom. Ik mag op een zaadje sabbelen van een niet nader aangeduide struik en krijg dan een hele zure, groene citroen te eten. Rinus gruwt ervan, zo zuur is hij, maar in mijn mond is hij voor 90%  echt zoet op een klein zuur randje na. Dat is de Indianenmanier om zure vruchten te eten. Eerst het velletje van het ‘wonderzaadje’, zoals G. het noemt, afsabbelen en de pulp eronder door de mond laten gaan, dan is alles, zelfs ‘sour cane’, voor mij zoet, twee uur lang. (sour cane is een tropische plant, die internationaal luistert naar de Spaanse naam Caña agria en de Latijnse Costus spicatus. De plant, een gemberachtige, met prachtige witte bloemen die na elkaar uit een typische rode gember-aar tevoorschijn komen, staat bekend als een geneesmiddel voor een hele reeks aandoeningen. Het stengelsap is extreem zuur en de bladeren staan in de vorm van een spiraal geordend aan de stengel, helemaal rond lopend om zoveel mogelijk licht te kunnen opvangen. G. noemt deze plant hier bij zijn volksnaam; een eerdere oerwoudgids vond deze plant in het woud en wees ons erop.)

Bunter bijt door een superzure citroen na het wonderzaadje. FOTO BUNTER

De Costaricaanse regering bouwt in dit dorp woninkjes van beton voor de Indianen. Die vinden zo dicht en zo laag bij de grond wonen helemaal niks en zijn daar boos over. Een beetje als bij ons, waar mensen uit een woonwagen in een burgerhuis gedwongen worden. De meeste Indianen laten het beton links liggen of gebruiken de huisjes als opslaghok voor vanalles.
Gustavo laat ons nog de Apenbroodboom zien. De gebakken vruchten smaken als vers brood en worden hier ’s ochtends met marmelade en vruchtenmoes als ontbijt gegeten. Hij wijst ons ook op een flinke heuvel, die vanaf ons CR-junglepad al te zien is als Panamees gebied.

De plantenman van de Bribri liet ons weten geen ‘chicha’ meer te maken van maïs. Er werd teveel ruzie over gemaakt. Deze chicha is sterke alcohol, gestookt van maïskorrels. Volgens Gustavo was deze sterke drank oorspronkelijk bedoeld om in kleine quanta aan de werkers te velde te geven om hen meer energie te geven. In grote sloten werd het goedje gedronken bij dagenlange feesten en drankgelagen met dans. Dronkenschap door chicha komt na uitslapen van de roes gewoon enkele keren weer terug. Het is zeer sterk spul!!
We ontmoeten een Hollands meisje (hoor ik hier Hollands praten?, vraagt ze) dat aan het begin van het Bribridorpje uit het niets opduikt. Ze noemt haar naam niet, maar ze zegt de Indianen te helpen om logeerkamers voor backpackers te bouwen als additionele bron van inkomsten. “Ik zit hier op het dak en sla spijkers in”, zegt ze beknopt. Ze doet dit voor een ontwikkelingshulporganisatie uit de privé-sfeer als bijverdienste voor haar eigen reis. Voor ± 3 weken. Bribri spreken kan ze nauwelijks.
Gustavo eet termieten. Eerst checkt hij met een stokje of het chocoladebruine nest niet is overgenomen door mieren, steekt dan zijn vinger in het gaatje en stopt zo enkele tientallen termieten in zijn mond. Het doet me denken aan de chimpanseefilms van de man van de Britse Nun of Gombe of… (Dit moet ik opzoeken!!) Nu, bijna vier jaar na het maken van deze notitie kan ik bij het on line zetten van dit verslag de associatie zo uit mijn hoofd invullen: ik bedoel natuurlijk Hugo baron van Lawick, getrouwd met Jane Goodall. Termieten zijn een goede bron van eiwitten in de jungle; zoek altijd termietennesten! Bah!

De plantenman van de Bribri laat ons als laatste ook de kaneelboom zien. Een doodgewone struikboom, waarvan de bast, die om de zoveel tijd droog afvalt ons het heerlijke kruid geeft: kaneel. Kruid is niet het goede woord, specerij is beter. Tenslotte de Rommedoeplant, waarvan de vrucht, vuilwit en in partjes opgebouwd, van boven afgetopt, stinkt als een overrijpe Rommedoe. Afgezien van de stank is dze vrucht best genietbaar, net als de echte rommedoe. Ik heb de juiste naam ergens zien staan, maar weet niet meer waar.
Cacaopeulen, daar zit onze chocola in! FOTO BUNTER

 We zien ook weer veel cacao-bomen met de piepkleine witte bloemetjes op de oude stam en takken en dikke gele peulen, een wonderlijke boom! In een deel van de Indianentuin zijn de cacaopeulen zwaar aangetast door de zwarte schimmel. De mensen hier laten die bomen toch staan om de andere resistent te maken, zegt G. En ook dat sommigen beweren, dat de Amerikanen de schimmel verspreid hebben om in de jaren zeventig de totale cacaoproductie van CR lam te leggen, waarna de grote firma’s uit de VS alle plantages overnamen, behalve de Indiaanse.
De Aristolochia, een enorme bloem, helaas van de achterzijde gezien. Alleen de Rafflesia  arnoldii uit Indonesia is nog veel groter. FOTO BUNTER

Hoog in een boom hangt een Aristolochia-bloem, gespikkeld met geel en donkerrood, wel tien tot vijftien keer zo groot als de kleine Pijpbloemetjes van A. clematitis in mijn tuin. Prachtig. De schuurwond aan mijn kuit, veroorzaakt door de rand van een laars op de blote huid, is weer opengegaan en bloedt onder het gaasje en erdoorheen. De Bribri-plantengids smeert er een papje op van de bast van een heel jonge, kleine cacaopeul en gaat later terug voor een iets grotere om de behandeling voort te zetten. De wond prikt eerst; het papje kleurt op mijn been van groen tot rood en bruin. |De pijn gaat weg.
Bunters kuit is met groene cacaopeulsmurrie behandeld. De wond geneest perfect. Dankjewel Bri bri!! FOTO BUNTER
Tenslotte is er het verhaal van het geschilde nootje, dat als zaad een palmboom met gladde stam doet opschieten, terwijl de ongepelde noot uitgroeit tot een palmboom met ruwe stam. De Indianen geloven het.
Stenen in takvorken helpen tegen slechte gedachten. FOTO BUNTER


 Ook leggen ze stenen in de takvorken van de kalebasbomen om te voorkomen dat mensen met slechte gedachten de vruchten voortijdig doen afvallen. We zijn om 15.00 uur terug in het hotel in Cahuita. Gaan dutten na een vermoeiende expeditie die zeer, zeer interessant was, pakken onze koffers om voor Panama. En gaan om 18.00 uur onze rekening betalen en het volgende ontbijt bestellen. Dan heerlijk eten (Vis (Red Snapper) con arroz con mariscos (zeevruchten) bij Sobre las Olas, bovenop de golven, over de golven heen, whatever, op 500 meter van het hotel, waar de meesten blijven barbecueën.
Het eten in Costa Rica is gezellig, heerlijk en qua locatie zeer bijzonder. FOTO BUNTER.


 Een kleine black-out in het restaurent bederft de pret niet. De dames Ria en Ria en Carola komen erbij zitten. We zitten buiten vlak achter  palmbomen en bij de branding van de Caraïbische Zee. Om 20.00 uur terug in het hotel. Nu gaan slapen. Amen. 22.05 uur.
         
BUNTER