woensdag 25 januari 2012

Bunter in de tropen XII

De Costaricaanse jungle is adembenemend. Foto BUNTER


Schildpadbaby's de
branding in helpen

De toegang tot ons nieuwe lustoord  Samoa Lodge. Foto Bunter


Tortuega op de porch van huisje nummer 5 Samoa Lodge, 20.37 uur, vrijdag 14 november 2008.

Er is hier zoveel concurrerend leven. De eerste helft van elke nacht zoemt en piept het van de cicaden en de kikkertjes. Er zijn gevaarlijke dieren en insecten en giftige spinnen en slangen. En toch is de huidige mens (Homo sapiens sapiens) in het Afrikaanse regenwoud ontstaan. Een vreemde gedachte bij een bezoek aan de tropen.

De maan is vol, de hemel nauwelijks bewolkt. Alle schildpadtoers zijn afgeblazen bij gebrek aan schildpadden en bij gebrek aan uitkomende eieren. Okee: minder vermoeienis in plaats van van 22.00 tot 24.00 uur op het strand te lopen, kunnen we vroeg naar bed voor een vroege ochtend. Vertrek per boot om 06.00 uur!

Samoa Lodge, Tortuego, zaterdag 15 november 2008, 18.00 uur, op de porch voor lodge 5.
Ik begin dit verslag met het laatstgebeurde. Onze ontdekking van 5 tot 10 baby’s van groene zeeschildpadjes op het strand bij Tortuego die dankzij ons allemaal de branding en de zee gehaald hebben. We zagen ze op de terugweg van onze junglewandeling met Andrés, omdat er een aantal toeristen en localo’s op het strand op ongeveer vijf meter van de branding naar de grond stonden te kijken. We schoten allemaal in een draf en waren nog op tijd om de laatste misschien zeven achterblijvers van een nest van 120 baby’s over het natte en droge zand te zien rennen recht naar de zee.
============================================================
In de marge:



Blazen en
 knijpen




Zet hem op kleintje!! Foto BUNTER


Drie of vier van de schildpadbaby’s liggen doodstil en bewegingsloos op het natte zand. Dood? Neen, zegt een oudere man: een hond is op ze afgekomen. Ze zijn geschrokken en gedesoriënteerd. Hij pakt ze op en blaast op hun ogen en hun snuitje en soms knijpt hij op hun schild en hun kleine lijfje als een soort hartmassage. Hij krijgt ze weer aan de gang en ook zij halen onder luid gejuich de branding van de warme zee.

============================================================

Het was alsof het zo had moeten zijn, want bij de ingang van ons nationale park werd ons te verstaan gegeven dat de normale, gebruikelijke wandeling door teveel regenval en teveel modder absoluut niet kon doorgaan. We mochten alleen een stukje parallel aan de zee en aan het strand lopen ongeveer 30 tot 50 meter diep het woud in over een breed pad. En dat bracht mij ertoe Andrés te vragen of we over het strand konden teruglopen. Okee, eerst zagen we alleen maar lege eierkuilen met doppen erin en een hoop sporen op een rijtje en ongeveer honderd meter voor de afslag naar het dorp toch nog BINGO! Ine maakte een filmpje van de laatste twee snelle kruipertjes van 1 minuut 30 sec. Op de achtergrond hoor je mij ‘Árriba, arriba, Henry, Henry’ schreeuwen. Toch weer een piekmoment van deze reis en 3000 colones fooi voor Andrés.

 En daar gaat  weer een van de dappere baby's de wereldzee op Foto BUNTER


De ingang van het bladsnijdernest: gewoon een gaatje in het pad.  Foto BUNTER
In het woud vanaf 15.00 tot 16.15 uur zagen we niet zoveel. We maakten kennis met de achterafkrottenstraatjes van het dorp. We zagen wevervogels van heel dichtbij. In Costa Rica worden ze Montezuma genoemd. De vuurrode Tanager op het grasveld, omzoomd door klapperbomen, leek op een forse kolibrie. We zagen ook een pikzwarte sprinkhaan van minstens 5 tot 7 centimeter langs het pad en twee lange processies van bladsnijdermieren en een nest in en gladde ronde aardhoop met een eigroot gat erin.
Gewoon over het bospas of steil tegen een stammetje op. Bladsnijders zijn altijd on the move. Foto Bunter

 De sprinkhaan heeft rode vleugels, zei Andrés. Hij probeerde hem te pakken, maar dat ging niet. Het beest sprong weg, vloog niet. We mochten termieten eten uit een afgevallen donkerbruin boomnest. Hele kleine, beige beestjes met een chocolade kopje. Ze zouden naar wortels smaken, maar dat proefde ik niet. De amandelboom met hier en daar in zijn kroon vol glanzend groen blad een vuurrood bladrozet en af en toe een geel blad. Ik raapte ergens een vrucht op. We zagen ook in het struikgewas aan de landzijde een Manakin met witte hals (Manacus candei), een vogel waarvan de mannetjes baltsdansen voor de ♀♀ en dan kiest ze. Deze vogel was veraf, maar tenslotte kwam de Crested Guan of Penelope purpurescens hippend op een tak op tien meter rechts voor mijn kijkertje met en felrode keelzak. Volgens A. zou het de Crax rubra zijn of de Great Curassouw, maar die heeft een geel balletje op de neus en geen rode keelzak. Dat is een soort zwarte boskip.

Op bloemen raak ik nooit uitgekeken. Foto BUNTER 
Om 06.00 uur ‘s ochtends zaten we al in de boot naar het reservaat en we voeren tot 08.00 uur via steeds smallere kanalen redelijk diep de secundaire jungle in. De boomkap en het vangen van schildpadden is hier gelukkig op tijd gestopt in de jaren zestig. Deze canaltour was ook met Andrés. Veel te zien. Hier komt alles achter elkaar: grote, witte Habenaria-orchidee op boomstam, Boom met dikke bruine bolvruchten en de bloei van die boom. Je kunt er vermageringsthee van zetten, zegt Andrés. Toekans in de vlucht. Ver weg.
Een apepatertje in het struweel boven ons.  Foto BUNTER

Zouden de dino's echt zijn uitgestorven?  Foto BUNTER
We moeten 5.500 colones p.p. toegang tot het nationaal park betalen. Geen geld bij ons. De goede Ard schiet 6 mensen voor. Spinaapje van heel dichtbij. Ik zie hem bladeren zoeken en eten. Tortuega is 28.000 hectare groot en is in 1870 begonnen, zegt Andrés. Drie ara’s vliegen over aan de overkant. De snelheid moet nu terug tot 5 kilometer per uur. Hoera! Twee heel donkergroene ibissen vliegen op en weg. We zien vier jacana’s, meerkoetjes zeg maar, over de waterhyacinten lopen. Twee kuikens, twee ouderen. Andrés krijgt een tip van een voorbijvarende collega. Op dit punt is het erg druk op het water. Boven, hoog in een boom ligt een miereneter op een dikke  tak. Hij is beige en in het midden donker of zwart. Ik snap nu waarom hij familie is van en luiaard. Het is eigenlijk een mierenetende luiaard. Hij beweegt zijn kop en zijn oren worden zichtbaar. Tenslotte de otter als een grijze streep over het water, net een rechte slang en op een stuk of vijf plekken groepen kapucijnaapjes in de bomen boven het water. We kunnen heel dichtbij komen en zien verschillende diertjes heel duidelijk. Eentje poseert er zelfs.
Een gemakkelijk zoekplaatje: de miereneter ligt in het midden op de dikke tak.  Foto BUNTER
De familie tropisch waterhoen, aangenaam. Foto BUNTER

Nog twee dingen voor vandaag. Aan de andere kant van het pad langs onze portica staat een zwaarbebeladerde boom. Er staat een bordje bij: Syzygium Malacense – Malay Apple, Manzana de Agno, Maleise appel of Waterappel. Onder de boom ligt een tapijt van paarse sprietjes of draadjes. Ik zie al snel dat het meeldraden zijn. Bloemen zijn van buitenaf nergens te zien. Ze blijken diep in het gebladerte met groepjes bij elkaar te bloeien als dikke, roze roosjes. Er kruipen heel grote, zwarte bijen of hommels overheen ter bestuiving. Een vies gezicht per kijkertje.

Het laatste: in de eetzaal – het eten per buffet is goed hier: kip draadjesvlees, groentesalades en brood - en na het avondeten zit er plotseling een grote, groene sprinkhaan op het tafellaken. De kleur is helemaal die van een sabeltje. Ik pest het beest en beetje met een vork en daar vliegt hij op Ine haar rug met snel bewegende vliesdunne vleugeltjes. Ik griezel daar enorm van en ren rillend weg tot verbazing van de tafelgenoten. Daar gaat mijn image als tropenspecialist. Aha!
Een groene sprinkhaan op tafel, alleen griezelig als hij/zij gaat vliegen.  Foto BUNTER

Nog een klein stukje, kleintje. Foto BUNTER
En nu komt het mooiste: de schildpadexpeditie van morgenvroeg 05.00 uur mag niet doorgaan van de parkautoriteiten. Wij zijn de enigen die de schildpadjes gezien hebben. Zuur voor Marcha, onze reisleidster.

Bunter

dinsdag 10 januari 2012

De waerelt volgens Bunter XXX

De eerste twee lentegoudklompjes alias Winteraconietjes alias Eranthis hiemalis in mijn voortuintje.   FOTO Bunter

Hoera, het is al lente, hoor

Jaren geleden heb ik in het toenmalige regionale dagblad, waarvoor ik werkte een serie artikels geschreven onder de titel ‘Limburg in de tropen’. Dat was lang voordat de schimmige discussie begon over klimaatsverandering, zeespiegelrijzing, verdroging, vernatting, toename van stormen en noem maar op. Die serie ging over het aantreffen in Limburg van nieuwe planten en insecten, afkomstig uit zuidelijke streken. Deze levende wezens, zo constateerde ik, hadden de noordgrens van hun verspreidingsgebied naar het noorden opgeschoven ten gevolge vcan aanpassing aan meer kou of het in het algemeen hoger worden van wintertemperaturen. Ja, ja, zeg nou eens zelf, de hoeveelste keer was dit alweer, dat Bunter zijn tijd weer eens vooruit was? Vooruit!

Een winter zonder sneeuw, zoals vooralsnog de huidige, daar heb ik absoluut geen problemen mee, al moet het niet de hele tijd regenen of somber, donker weer zijn. Vorst mag wel natuurlijk, maar dan bij een strakke blauwe hemel en een zonnetje, liefst vanaf het krieken van de uchtend, de echte dageraad, het uur waarop je bij een onbebouwde akker-, weiland-, of heuvelrughorizon de zon scherp kunt zien opkomen als een vurige, ronde vlieger zonder touwtje.

Natuurlijk: de menselijke bronst is niet seizoensgebonden, maar ik word in januari altijd een beetje onrustig, vooral als er nog steeds geen sneeuw ligt en ook die vreselijke ijzel achterwege is gebleven. Dat heeft niets mijn mijn testosterongestuurd driftleven te maken. Ik ben erg trots op dit eufemisme voor geilheid. Het heeft meer te maken met mijn botanische speurzin. Ik vraag me dan af: hoever zijn de bolletjes, de natuur in het algemeen? Zoals je dat kunt aflezen aan bloemen, bloemetjes, zwellende knopjes – let op dit is geen innuendo c.q. toespeling op iets seksueels.

Voor 2012 moet ik een record melden. Op zondag 8 januari – dat is de officiële Driekoningendag dit jaar, troffen mijn vrouw en ik in onze voortuin op ongeveer anderhalve meter van de voorgevel van ons huis twee felgele, bijna geheel ontwikkelde knopjes van Eranthis hiemalis, ook wel bekend als Winterakoniet, maar beter vertaald met Winterse Voorjaarsbloem, aan. Heerlijk, heerlijk, zelden zo vroeg gezien, normaal in de derde of vierde week van januari, ook in de sneeuw. Maar nu lekker diep in een losse, wilde kruidlaag voornamelijk bestaande uit een bontbladige geelbloeiende dovenetelsoort, die enorm woekert rond mijn huis, maar die ik nog niet op naam mocht brengen.

Als winden rond een begroeide rots bevliegen mij op zo’n moment dan allerlei gedachten. Zoals:

Over twee maanden zal bij zonneschijn in maart mijn hele voortuin weer goddelijk geel zijn door de opengesperde bloemenhartjes van honderden Eranthes. ( dit is de pluralis, sorry, het meervoud) De zonnewende is onderweg: astronomisch gezien kantelt de aardas nu langzaam met zijn noordelijke punt richting zon, die daardoor qua hemelhoogte van de steenbokskeerkring naar de evenaar opklimt en vandaar door naar de keerkring van de kreeft in het noorden.

Ik denk in abstracto ook erg aan het idee van de onvergankelijkheid, vooruit de onsterfelijkheid van het aardse leven, al hoop en bid ik ook om een soort persoonlijke component van het onsterfelijke leven, het doel van nagenoeg elke godsdienst in de menselijke culturen, overal ter wereld.

Een tenslotte sla ik voor mijn medelezers een fraai lentegedicht op van de befaamde ‘Nun of Amherst’, de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson (1830 - 1886):

Spring is the Period

Express from God -

Among the other seasons

Himself abide -



But during March and April

None stir abroad

Without a cordial interview

With God -

Aldus vertaald door Peter Verstegen in “ Emily Dickinson, Verzamelde Gedichten”, uitgegeven in 2011 door Uitgeverij van Oorschot, Amsterdam.

Lente is de Tijd die

Rechtstreeks komt van God-

Onder de seizoenen

Waar Hijzelf in woont-



Maar Maart-April de tijd dat

Geen zijn huis uitgaat

Zonder een prikkelend onderhoud

Met God-



Zeg nou zelf! Of niet soms? Ja, toch!! Het mag ook Januari/Februari zijn…

BUNTER

Epiloogje

En zoals het altijd gaat bij het zoeken en waarnemen van planten: heb je er een of twee ontdekt, dan lijkt het patroon zich zodanig in je hersens te prenten dat je al snel ook al die anderen ziet, die je voordien over het bloemhoofdje zag. Dus aan het koude, want buitenste uiteinde van mijn voortuinpad, zag ik na het ontdekken van de Eranthisgoudklompjes tussen het wilde kruid, plotseling ook enkele nog stijf opgerolde paarsblauwe bloempunten van Krokus en witte nog geheel ingepakte kloddertjes aan groene steeltjes van Sneeuwklokje.

Genoeg reden voor nog meer uiterlijk gejuich en innerlijk vergenoegen, maar pas op! Denk aan de januarimaand van 1947. Het jaar dat mijn oudste broer nog zeven maanden zwangerschap voor de boeg had en precies een jaar voor mijn eigen conceptie, want mij was slechts ruim zeven maanden zalig dobberen in het lauwe vruchtwater van mijn lieve moeder zaliger beschoren… Welnu volgens mijn regionaal lijfblad (nog steeds) was het op donderdag 16 januari 1947 overdag 17,2 graden in Mestreech (nog steeds een record voor januari). Maar op dinsdag 21 januari begon het knetterhard te vriezen en op zaterdag 8 februari riepen ze in Fryslan: ut jiet aon en werd de tocht der tochten verreden. De winnaar was J. van der Hoorn uit ter Aar in 10 uur en 51 minuten. Dus de slotsom over weer en klimaat moet deze zijn: ’t Kan verkeren. (G.A. Brederode, Amsterdammer)

B.

 
En hier zijn ze nog een keer, de gele schatjes. Foto Bunter