zondag 20 mei 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXII



De Luierman:
een ijskoud maar
onsterfelijk lied

Laatst heb ik als lid van een klein gelegenheidskoor een Gregoriaanse uitvaart aan de rand van het arrogante stadje S. gezongen. Bij wijze van afscheid van een gerespecteerde, oudere kennis. Er gaat voor mijn gevoel niets boven een Gregoriaans gezongen uitvaart. Iets korter geleden mocht in een andere koorsamenstelling een uitvaart zingen in de oudste kerk van Nederland. Terwijl de toeristen, zich vergapend aan architectuur, beelden en atmosfeer, bleven rondtrekken in de kerk, was er in een van de dwarsbeuken van de kerk een kleine uitvaart van mevr. P. Ook haar dode lichaam hebben we goede wensen toegezongen: eeuwige rust en opgang naar de hemelse paradijzen aan de hand van engelen en verwelkomd door martelaren onder engelengezang. Een van de toeristen kwam na afloop op de dirigent/organist van ons koortje af met de mededeling dat hijzelf ook wel eens een Ave Maria of zo zong tijdens een uitvaart, maar dat het Gregoriaans hem toch ook erg mooi voorkwam. Het werd niet duidelijk of hij zich als adspirant-koorlid stante pede wilde aanmelden, maar hij was als toevallige passant erg geroerd. Zoveel was duidelijk. Waarschijnlijk was het een Limburgs compliment, met enige omwegen aan ons aangeboden.

IJskoude bloemen: symbool van de Winterreise 


Terug naar het burgerlijke S., naar de uitvaart, waarvan in de eerste plaats sprake was. Wij stonden daar met ruim een dozijn oudere mannen klaar om het intredelied (Introitus, voor de mensen van vóór Vaticanum II, u weet wel, dat concilie van J. XXIII) aan te heffen, toen mijn oor getroffen werd door de begeleidingsmuziek van Schuberts ‘Winterreise’ in het bijzonder het slotlied, nummer 24, dat de titel draagt ‘Der Leiermann’, de buikorgelman, de draailierspeler. Een pianist, geheel opzij van het altaar, speelde het als opvulmuziek in de kerk.
Dit is de tekst van het lied:

      Der Leiermann  24
Drüben hinterm Dorfe
Steht ein Leiermann
Und mit starren Fingern
Dreht er was er kann.

Barfuß auf dem Eise
Wankt er hin und her
Und sein kleiner Teller
Bleibt ihm immer leer.

Keiner mag ihn hören,
Keiner sieht ihn an,
Und die Hunde knurren
Um den alten Mann.

Und er läßt es gehen,
Alles wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.

Wunderlicher Alter !
Soll ich mit dir geh'n ?
Willst zu meinen Liedern
Deine Leier dreh'n ?


Daar staat hij dan, de Luierman, met knurrende Hund

De onsterfelijke muziek van deze liedreeks ‘Winterreise’ is door Franz Schubert (31-1-1797---19-11-1828) gecomponeerd. De tekst wordt gevormd door gedichten van Wilhelm Müller (1794-1827). De moderne exegese van deze gedichtenreeks over een jongeman, die uit het huis van zijn geliefde geschopt wordt en in een strenge winter over de Noord-Duitse laagvlakte gaat zwerven, beschouwt dit laatste gedicht van ‘Winterreise’ als fatale afsluiting van de ijskoude ‘Reise’. De verstoten zwerfzanger komt eindelijk een begeleider tegen die in dezelfde positie verkeert als hijzelf. Hij heeft al 23 van Müllers depressieve dichtsels voorgedragen, gedragen door Schuberts onsterfelijke melodieën en heeft nog steeds geen deugdelijk onderdak of een gastvrije ontvangst gekregen. En deze buikorgelspeler? Lees zelf maar:
Aan de rand van een dorp staat de draailierder te draaien wat hij kan, met blote voeten op het ijs. Maar zijn schoteltje blijft leeg. Niemand hoort hem graag, geen mens kijkt naar hem om. De honden grommen tegen hem. Hij laat alles lopen en toch blijft hij maar doordraaien aan die lier, een ouderwets soort buikmuziekdoos. De zanger, die nog nergens een mooie, jonge vrouw in zwijm kon zingen, herkent zich daarin en vraagt: “Hé, rare ouwe, als we ons nu eens samengooien: jij met je lier en ik met me liedjes. Volgens mij komt het dan helemaal goed, niet?” Ik vertaal het wat vrij en modern, maar ik kan in deze scène absoluut geen ontmoeting met Magere Hein zien. Ook geen weergave van een scène uit de befaamde Dodendans, waarbij Magere Hein alle overleden rangen en standen van de middeleeuwse maatschappij ten dans noodt richting hel of hemel. Ik prefereer een letterlijke benadering van dit laatste Winterreisetafereel. Ik zie een oude man op blote voeten, heen en weer schommelend op zijn benen om niet vast te vriezen. Geen cent te makken, lastig gevallen door grote honden, totaal incontinent en daarom ook uitgestoten, maar wel totaal verslaafd aan goddelijke muziek, zoals die van Schubert. De muziek houdt hem in al zijn armoede en lichamelijke aftakeling op de been. En Goddank, daar komt een zanger in soortgelijke Umstände, Ik weet echt zeker dat die Luierman, ja zo wil ik hem nu noemen, meteen ja heeft gezegd op de vraag van de gedeprimeerde zangert, die net als de orgelman door iedereen gemeden wordt, terwijl hij prachtige liederen zingt. De Luierman gaat niet over doodvriezen of de hongerdood tegemoet gaan. Nummer 24, Winterreise gaat over overleven, doorhouden, ondanks alle ellende, maar vooral dankzij de onsterfelijke muziek van Franz Peter Schubert. Het gaat over de magische kracht van muziek. In deze interpretatie is nr. 24 Winterreise bij uitstek een lied voor een uitvaart. Zo zal het ook bedoeld zijn, dat de overledene aan het slot van de uitvaart op CD of geluidsband nog zelf enkele liederen zong, al vond ik het enigszins macaber.

Franz Peter Schubert
Franz von Schober
Schubert zelf stierf in november 1828 op 33-jarige leeftijd aan buiktyfus. Winterreise was een van zijn allerlaatste composities. Het is overgeleverd dat de bedeesde Schubert, zijn hele leven vrijgezel, ooit één keer door zijn ‘vriend’ Franz von Schober in een dolle bui is overgehaald om met hem in Wenen ‘naar de meisjes’ te gaan. Begein jaren twintig van de negentiende eeuw Daar heeft de componist syfilis opgelopen en dat resulteerde in een zo’n dramatische terugval van zijn algemene weerstand dat de eerste de beste buiktyfusbacil hem kon vellen. Maar niet voordat hij in staat was in zijn voorlaatste jaar nog onsterfelijk mooie liederen te componeren. Ik kan dus met een gerust hart zeggen dat Schubert voor mij nog leeft. En dat geldt ook voor Mozart, Bach, Beethoven, Haydn, Handl en noem ze allemaal maar op uit die gedenkwaardige tijd. Een terechte tirade tegen wat men vandaag de dag als muziek ervaart, blijft hier daarom alleen al achterwege. Is nergens voor nodig. Als een griepje in de lente: gaat vanzelf over, als je maar lekker in je bed blijft met radio 4 aan. Truste iedereen!!
BUNTER                    

Bunter in de tropen XIII



Door de warmte en al het vocht lopen hier de weipalen uit, wortelen en  worden bomen. Foto Bunter


Meer op de
porch dan in
de cabina


Zondag 16 november 2008, 18.15 uur,
 aangekomen in Atlantida Lodge in Cahuita, helemaal aan de Caraïbische kust van Costa Rica. De eerste indruk van het hotel is niet positief. Op de eerste plaats is de kamer – een soort cabine – erg klein en zeer slecht verlicht met een hoofdlamp, een peertje, in een omgekeerd mandje. De fan doet het gelukkig wel. De deur is voorzien van een zeer slecht passende hor en het miegelt hier van de muggen. Dat wordt daten dus. Er is een porch met riante stoelen en goed licht buiten. Daar zit ik nu te schrijven. Maar dit hotel heeft ook zijn kwaliteiten. In de tropische vegetatie rond deze lodge huist en luiaardgezin, pa, ma en een kind, die van heel dichtbij te zien zijn, omdat ze heel laag aan de boomtakken hangen en niet bang zijn.

Een luiaard in het groen, zo lui dat hij een zoekplaatje wordt  Foto Bunter

Boven of onder; wat maakt het uit voor een luiaard?  foto Bunter

De cabinas rijgen zich hier aaneen in een vierkant rond een binnentuin vol tropische vegetatie. Marcha heeft ons gewaarschuwd voor de vermoeide houding van luiheid van het personeel, maar ons eerste contact over het huisje is heel opgewekt. Dat komt waarschijnlijk door de huishond Canella, die vriendelijk om mijn tenen kwispelt en door een mooie, zwarte vrouw met ‘ooldsaajit’ naar buiten wordt gecommandeerd en steeds weer snel terug is. Deze dame is niet kortaf, noch vermoeid. Zij kan nog de uitzondering op de regel zijn. Er zijn hier ook groene kikkertjes met grote, rode oogjes, de nationale kwakker van C.R.

Een intelligente kikkerblik      Foto Bunter

Kikkersex of niet soms? Foto Bunter


Vanochtend zijn we om... (zie verder na de volgende paragraaf)
22.00 uur – We komen net terug van het slot van deze dag: eten met zijn allen bij Chao’s Paradise, dat als echt Caraïbisch werd aanbevolen door Marcha. Ik heb goed doorbakken biefstuk in rode-wijn-saus met salade en Ine prefereert vegetarisch. Het is lekker, maar ik heb weinig te missen. Bij verplaatsing raak ik vermoeid door te veel nieuwe indrukken.  Want intussen hebben we de grotere groene kikkers met de rode ogen gevonden bij het zwembad en de luiaards langs de grote weg laag in een boom. De muziek stond te hard bij Chao en de cocktail (Pura Vida) was redelijk vol met rum. Ik voelde het aan de lamme pijn in mijn armen. Enfin, gelukkig terug op de porch van nr. 20 voor het vervolg van dit reisverhaal.

Er gaat niets boven je eigen waterdichte poncho in de tropen  Foto Bunter
Het kletsnatte vertrek uit Tortuego       Foto Bunter

… 9.15 uur vertrokken in de stromende, nee hozende tropische regen. Na een ontbijt, waarbij ik enkele opmerkingen opving over het uitgaan van de jeugd van ons clubje, gisteravond in de disco van Tortuego. Harde muziek maar wel Caraïbisch, half uur salsa, half uur reggae, half uur merengue enz. Allemaal snelle, lichte ritmes. Geen vrouwen die alleen dansen, niet echt los dansen. Nee, de jongens op de vloer, de meisjes langs de kant, wachtend tot ze gehaald worden. Een soort ouderwetse dansles volgens de een. Maar onze reisbegeleidster vond het behoorlijk dirty dancing, echt seksueel, zegt Marcha. Op de terugweg van de disco in een open boot wordt iedereen zeiknat van de hozende regen.
De afrekening van twee dagen hotel valt iedereen tegen: ruim 200 dollar voor ieder koppel. De drankjes à 2,75$ of 5,50 $ hebben er behoorlijk ingehakt. We gaan dus weg, allemaal ingepakt in eigen of geleende poncho’s in een dichte boot. ()
Ine slaakt een gilletje: een grote, groenbruine kikker zit op de rand van het zitvlak van haar terrasstoel. Hij is groot, maar ook heel plat. Ine maakt een foto en dan schuif ik een foldertje onder zijn achterpoten. Eerst neemt hij een klein sprongetje en dan een enorme sprong van anderhalve meter over het pad heen in het groen. De regen begon zaterdagavond om 22.00 uur en iederen van het personeel zei: niets bijzonders, het regent hier heel vaak. We hebben dus enorm geboft met onze twee zonnige dagen in Tortuego. Het terrein is echt doordrenkt  en overal vormen zich plassen. Vlak voor vertrek springt een otter in de watergang bij de steiger. Hij steekt een paar keer zijn kop boven water en als hij duikt, zien we zijn hele lijf en zijn staart. Alweer een zoogdier om af te strepen. De bagage in de tweede boot, die ons zal volgen, is in grote plastic zakken gedaan. Terecht, want het blijft hozen, echt kletteren.
 We zien enkele witte reigertjes af en toe langs de kant en bloeiende bomen ook. Om half elf zijn we bij de zandzuiger en varen we langzaam. Ine ziet een soort roze lepelaar of flamingo. Ik denk het eerste. Geen krokodil, maar wel drie zwart-witte strandlopertjes. We komen aan in de normale wereld om 10.45 uur, waar MAX met ons vertrouwde busje staat. Anderhalf uur dus in een speedboot over water en rivier met een snelheid van ongeveer 40 km/uur. Om 11.00 uur vertrekken we voor de hobbelweg door de bananenplantages. Max moet een noodstop maken vlak voor de fotostop bij Chiquita, omdat ik erg moet plassen. Verder naar het zuiden dus en om 12.20 uur  komen we op de gladde weg. . Goddank geen gehotseknots meer en stenen, opspringend onder tegen de carrosserie. We lunchen bij Ellis in Siquirres om 12.45 uur met heerlijke sandwiches en een fruitpunch die Ine laat staan, omdat ze hem niet besteld had. Het is vandaar nog één uur naar Limon, dat op een vooruitstekende kaap ligt, een soort landpaddenstoel die in zee steekt en de grootste haven aan de Caraïbische kant heeft van het hele land.
 Er meren vaak hele grote cruiseboten aan van de Holland-America-lijn en inderdaad zien wij bij het binnenrijden van dit typisch Caraïbische schamele stadje vol bijna-krotwoningen de cruiseboot “Zuiderzee” aan de rede liggen. Van een echte grote haven is geen sprake, hoewel er plannen tot uitbreiding zijn. Rond 4 uur arriveren wij op onze bestemming in Cahuita, Atlantida Lodge, een soort oerwouddorp , verscholen in de weelderige vegetatie vol roodoogkikkertjes, de groenzwarte kikkertjes met gif, de luiaards. Het regent hier niet, de zon schijnt, maar er zijn hier veel muggen actief! Op de weg hiernaartoe zagen we heel veel weilanden vol zeboerunderen.
BUNTER