woensdag 31 december 2014

De Waerelt volgens Bunter XL




Veel zalige Snipsel

voor iedereen in 2015







Dag oud jaar, dag 2014.
 “Adieu oud jaar, het valt niet zwaar te scheiden”, luidt de aanhef van een oudejaarsgedicht uit een van de oorlogsjaren 1940-1945, toen in heel Europa het licht uitging, de kou bitter werd en de honger zich overal invrat. Mijn moedertje zaliger placht het deels te citeren, zoals ze ook vaak verbijsterd uitriep: “Heer, geef licht in deze donkere dagen”, haar handen omhoog gestoken. In de bijna laatste goede krant van Nederland noemt Bert Wagendorp 2014 impliciet het jaar van de duistere vorsten van de absolute waarheden en de simpele werkelijkheden. Een paar van zijn collega’s zien het oud jaar veel liever als “het jaar van de billen”. Al proberen ze hun besmuikt en geil geginnegap te rechtvaardigen met fotootjes uit een andere wereld, nooit werd naar mijn smaak een plank verder misgeslagen.
2014 was het jaar van de vallende vliegtuigen met de onheilspellende codes: eerst  op 8 maart MH370 (239 passagiers), misschien ten westen van de Australische kust, maar nog steeds niet gevonden, toen op 17 juli MH17 uit de lucht geschoten boven Oekraïne met 298 mensen aan boord. En tenslotte QZ8501 die met 162 mensen aan boord op zondag 28 december j.l. boven de Javazee tussen Surabaya en Singapore van de radar verdween en na enkele dagen in ondiep water werd gevonden. Het is altijd mijn angst als ik weer eens over dat enorme water naar het westen wil vliegen: als we maar niet in zee storten. Toch ben ik in januari, februari, november en december in totaal 4 keer overgevlogen. Telkens turen naar dat landkaartje op het stoelschermpje naar dat witte speelgoedvliegtuigje.
Voeg bij dit onheil de opzettelijke wreedheden en de oorlogsellende in het Nabije Oosten en je gaat je afvragen wat dat voor mensen zijn die 2014 uitroepen tot het jaar van de kont en de billen. Hebben ze soms hun eigen blote kont nog nooit gezien of die van hun partner of hun kinderen? In welke dimensie leven ze eigenlijk?
Mijn 2014 was van Heleen. Op vrijdag 20 juni kwam ze in Saarbrücken ter wereld als mijn zevende kleinkind. Haar trotse moeder houdt me wekelijks op de hoogte van haar vorderingen als klein mensje via Google+-foto’s en mijn jongste zoon, haar vader, zag in alle drukte in augustus kans zijn dissertatie aan de Universiteit van Saarland in Saarbrücken succesvol af te ronden met een uiterst rielekst ‘Rigorosum’. Bovendien verhuisde het jonge gezin in november naar een prachtig nieuwbouwhuis.
Mijn 2014 was ook van de drie jonge wespenkoninginnen, die ik op mijn zolder vanaf september op verschillende plekjes, totaal verstard en verdroogd, aantrof en door het zolderraam naar buiten gooide. Deze forse dieren kunnen bij de goede temperatuur wakker worden, maar zijn niet aggressief, omdat hun angel is omgebouwd tot legboor en hun gifzakje tot sperma-reservetankje, waardoor ze niet kunnen steken. Ik verwacht meer rupsen in mijn tuin komend voorjaar, want ik ga ervan uit dat de drie insectenvorstinnen met het achterlijf vol wespeneitjes niet alle drie de kwakkelwinter zullen overleven en aan een wespennest zullen toekomen. Rupsenballetjes is het favoriete voer in een wespenkolonie in opbouw.
En ook van de vele tientallen bloembolletjes die ik op Texel in een bollenschuur, goedkoop en meteen van het veld, kon meenemen. Mijn tuin wordt een paradijs en ik hoef er niet eens een bomgordel voor om te doen.
Mijn 2014 was in de allerlaatste echt donkere dagen het jaar van een griezelige buikgriep, die op tweede kerstdag uit het volkomen niets in een fractie van een seconde toesloeg. Ik kreeg een stukje kalkoen in een heerlijk cognacsausje op mijn bordje als afsluiting van het feest. Absoluut geen watertanden, maar alsof een bijbels donderende stem uit de hoogte tegen me riep "Eet dit niet, bah, walgelijk". Op slag werd mijn maag een steen, draaisde zich schurend om en ik begon zowaar te kokhalzen. Er kroop een ijzige rilkouide door me heen, mijn darmen voelden aan als een zak vol vuilwe was in mijn onderlijf en voor ik het wist trad de grote zuivering in: drie dagen braken en waterdunnen diarree bij de minste gedachte of confrontatie met eten of drinken. De eerste nacht ben ik met paracetamol doorgekomen en een plastic emmer  naast mijn bed. Als ik me omdraaide op mijn andere zij, begon mijn hele spijsverteringskanaal te protesteren en te kraken. Zo ben ik twee dagen lang, steeds slapper wordende, bed in bed uit gekropen, naar de emmer of de toilet, af en toe een slokje water drinkend. Toen heb ik in drie uur tijd vier tabletten diareestopper geslikt en langzaam kalmeerden mijn fundamenten. Gelukkig geen koorts, maar wel veel koude rillingen.
Pas de dag voor oud jaar kwam ik terug in het leven en het eerste wat ik me afvroeg: als ik me van een simpel buikgriepje al zo ellendig voel, hoe moeten al die duizenden Ebola-zieken zich voelen? 2014 was ook het jaar van Ebola.
Ik ben zeer dankbaar, dat op Oudejaarsdag mij het volgende gevoel doortrok, dat ik hier wil delen in de taal, waarin het oorspronkelijk opgeschreven en omschreven is in de herfst van 1886 in de Italiaanse plaats Ruta bij Genua. Hou je vast, komt-ie:
"Dies ganze Buch ist eben nichts als eine Lustbarkeit nach langer Entbehrung und Ohnmacht, das Frohlocken der wiederkehrenden Kraft, des neu erwachten Glaubens an ein Morgen und Übermorgen, des plötzlichen Gefühls und Vorgefühls von Zukunft, von nahen Abenteuern, von wieder offnen Meeren, von wieder erlaubten, wieder geglaubten Zielen." Ik wens alle Ebola-slachtoffers dat gevoel toe, wanneer ze allemaal geheel hersteld zijn. Want wat heeft de schrijver van dit citaat doorstaan:
"Und was lag nunmehr alles hinter mir! Dieses Stück Wüste, Erschöpfung, Unglaube, Vereisung mitten in der Jugend, dieses eingeschaltete Greisentum an unrechter Stelle, diese Tyrannei des Schmerzes, () diese radikale Vereinsamung als Notwehr gegen eine krankhaft hellseherisch gewordene Menschenverachtung, diese grundsätzliche Einschränkung auf das Bittere, Herbe, wehe Tuende der Erkenntnis, wie sie der Ekel verordnete, der aus einer unvorsichtigen geistigen Diät und Verwöhnung - man heisst sie Romantik - allmählich gewachsen war - , oh wer mir das alles nachfühlen könnte."
De Duitse filosoof  en classicus Friedrich Nietzsche schildert hier zijn eigen lijden, geestelijk, maar met een lichamelijke basis, waaraan hij in 1900  uiteindelijk bezweek. Hij kijkt niet op een regel bij het uitsmeren van zijn ronkende zinnen in het tweede voorwoord bij zijn boek dat nota bene "Die fröhliche Wissenschaft" als titel draagt. "Aber lassen wir Herrn Nietzsche! Was geht es uns an dass Herr Nietzsche wieder gesund wurde...?", zegt hij zelf met vrolijke zelfspot een pagina verder.
Het zal niemand verbazen, dat deze referentie voor mij opgesloten blijft in het jaar 2014, het oude, afgeleefde jaar.      



Mijn wens voor 2015: met meisje Maria wil ik hier “Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles. Esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes.” “Hij stootte machtigen van hun zetel, en nederigen heeft Hij verheven. Hongerigen heeft Hij met gaven vervuld, en rijken heeft Hij leeg weggezonden.” zingen. Een prachttekst uit het eerste hoofdstuk van Lucas’ evangelie, die in deze wereld te weinig gehoord wordt.


En verder wens ik iedereen voor 2015 “väöl tuute snipsel”. De uitdrukking “un tuut snipsel” gaat terug op mijn vader zaliger in de zonnige jaren vijftig van de vorige eeuw. Hij bracht voor zijn kinderen geregeld een forse doos koekjesafval mee, afkomstig van een Maastrichtse ijswafeltjes en koekjesfabriek, die in mijn herinnering La Maestrichteoise of Maastrichtoise heette. Een verrukkelijke mix van snippers of brokstukjes van wafeltjes, gesuikerde waaiertjes, koekjes en wat al niet meer, die hij voor ons in grote puntzakken van krantenpapier deed. Trots gingen wij in een groepje daarmee de straat op om onze buurkinderen een beetje de ogen uit te steken en heel af en toe ook te laten meesnoepen. De koekfabriek was een van vaders vaste klanten, waar het ging om kantoorartikelen van ver voor het tijdvak van beeldscherm en computer en boekhoudsysteem. Zo handelde hij ook periodiek met enkele fruitkratten doorgedraaide appels van de Venlose fruitveilingen. Ook een klant, die hem graag een paar kilo volkomen gaaf, doorgedraaid fruit liet meenemen voor de kinderen. Appels en snipsel staat voor mij voor totaal zorgeloos kindergeluk. Dat wens ik dus iedereen hier. Tot in het Midden-Oosten toe en het diepste van de woestijnen.


Wat origineel, denkt nu iedereen, hoop ik, maar elke uitdrukking heeft zijn context. De term ‘snipsel’ komt uit het Duits, waar men van Schnipsel spreekt om een papiersnipper of papiersnippers aan te duiden. En een tractatie van koekjesafval uit Maastricht was al in de jaren dertig van de vorige eeuw bekend in Elsloo, getuige dit citaat dat ik op Internet vond op een aan regionale historie gewijde rubriek. “Een ander bekend winkeltje was dat van Marie-Catharien Botti aan de Raadhuisstraat. Marie-Catharien werd ook de "Broktant" of het "Brokvrouwtje genoemd. () Haar specialiteiten waren haringen en "brok". Op vrijdag -vastendag- verkocht ze haringen die ze zelf inmaakte en die bijzonder lekker smaakten. De grootste trekpleister, voor de jeugd althans, was de "brok". Dit was het afval van voornamelijk ijswafeltjes die stukgingen tijdens het productieproces in de Victoria-koekjesfabriek in Maastricht. Lang ging Marie-Catharien te voet naar Maastricht om een grote zak van deze "brok" te halen. Van oude kranten, die ze nauwkeurig in stukken sneed, plakte ze postzakken in twee maten. Op zondagmorgen was er een drukte van belang want dan werd de "zondagscent" of ook wel de cent die bestemd was voor de schaalcollecte in de zondagsmis omgezet in een postzak met "brok" van 1 cent of 2 1/2 cent.”


“Implevit bonis”, dus met appels en snipsel, al kende ik die tekst natuurlijk niet tussen mijn vierde en elfde jaar. En wat verwacht ik van 2015? Ik hoop dat uitgeverij Bert Bakker uit Amsterdam kans ziet de nog resterende delen van de prachtserie ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur’ af te ronden. Komend jaar duik ik ettelijke maanden onder in deel 3, “Het gevleugelde woord” (1400 – 1560) van de bekende Amsterdamse middeleeuwer Herman Pley. De twee delen daarna tot 1800 liggen ook al klaar en van mijn boekhandelaar heb ik begrepen dat het daarbij blijft, terwijl net de negentiende eeuw mijn lievelingseeuw is. Mijn wens en tegelijk dringend verzoek aan schrijvers en uitgever is daarom. Gaat U astublieft door, beste mensen, laat me niet ergens in de pruikentijd aan mijn lot over. Neem gerust wat snipsel! Het helpt.
BUNTER