woensdag 2 november 2016

De Waerelt volgens Bölles Bunter XLV



Sausen of säuseln

Dit is de berg Horeb in de zuidelijkste punt van de Sinai- woestijn. Foto Internet.

Dat zijn natuurlijk Duitse woorden, hierboven. Sausen heeft niks met lekker eten te maken, maar is een werkwoord, dat ‘suizen’ of ‘suizelen’ betekent, waarmee natuurlijk bedoeld wordt een heel zacht geluid van wind die waait, nauwelijks hoorbaar eigenlijk.
  Welnu, die Duitse woorden zijn afkomstig uit de tekst van nummer 34 van het oratorium “Elias” van Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) een componist uit de eerste helft van de negentiende eeuw, de begintijd van de Romantiek.  Een oratorium is een flinke brok Bijbeltekst op muziek gezet voor een groot gemengd koor en enkele solisten (sopraan, alt, tenor, bas). Het vertelt een Bijbelverhaal op de manier van een concertant uitgevoerde opera zonder acteerwerk, maar wel met aria’s, recitatieven, koren en verbindende teksten. Bekendste voorbeelden van oratoria zijn de vier wereldberoemde Passies van JS Bach, waarvan de Mathäus- Passion veruit de bekendste is.
De tekst waaruit het woord ‘säuseln’ komt, luidt: “Und in dem Säuseln nahet sich der Herr.” En in het zachtjes suizen van heel zacht waaiende wind komt de Heer dichterbij. Echt zo vreemd is het niet, dat ik langs de straat in Groot-Genhout op de zondag voorafgaande aan de echte carnavalszondag stond om de allereerste carnavalsoptocht in Zuid-Limburg te zien voorbij komen. En toen meteen dacht aan het voorbijkomen van God in een briesje van niemandal.
Want wat daar voorbijkwam  in dat kerkdorp van Beek was de ene in elkaar geflanste carnavalswagen na de andere, bestaande uit een slordig soort huisje op een boerenkar, getrokken door een enorme tractor uit de New Holland-serie. Dat huisje was enkel bedoeld om een generator te verbergen en enkele kratten bier, terwijl de achterwand bestond uit 12 tot 20 op elkaar gestapelde geluidsboxen, waarvoor de generator de elektriciteit moest leveren. En uit die boxen kwam een enorme geluidsgolf, waarin af en toe een Amerikaanse woord te verstaan was en de rest van de generator-energie ging op aan de ‘beats’, snel achter elkaar geproduceerde keiharde doffe knallen, waardoor de toeschouwer een soort hart-long-darm-lever-massage opliep. Wie dit nog muziek durft te noemen… stilzwijgen carnavalsmuziek. Niettemin liepen er achter elke knal-kar zo’n dertig tot veertig identiek gekostumeerde jongens en meisjes in de middelbare-schoolleeftijd  te schudden en te springen, alsof ze zich werkelijk verschrikkelijk amuseerden. Het Genhouts geroffel en geknal was tot in de verre omtrek te horen. Recent onderzoek heeft overigens uitgewezen dat meer dan 80 procent van de Limburgse carnavalisten, ook de jongeren, gelukkig, de voorkeur geeft aan de vertrouwde carnavalsschlagers in hun eigen dialect met lollige en vooral verstaanbare teksten in tweekwarts- of driekwartsmaat.
Het was de profeet Elias die blijkens het verhaal in het Bijbelboek Koningen 1, hoofdstuk 19, God hoorde voorbijkomen langs de grot in de berg Horeb, waar hij zich verborg, in een superzachte bries. Elias was als profeet van het Joodse volk de woestijn ingevlucht omdat heel veel van zijn landgenoten de afgod Baal aanbaden en niets meer moesten hebben van Jahweh en Zijn profeten. Behalve Elias was elke profeet omgebracht. Elias zit dringend om goede raad verlegen en zoekt God.   
 “Hij zegt: ga naar buiten en ga op de berg staan voor het aanschijn van de ENE!
Hij gaat naar buiten en blijft staan in de ingang van de spelonk. Ziedaar de ENE die voorbijtrekt, en een geestesstorm, geweldig en sterk, die bergen verscheurt en steenblokken verbrijzelt, <gaat>  voor het aanschijn van de ENE uit; maar niet in die geestesstorm is de ENE, - na de geestesstorm een aardbeving, maar niet in de aardbeving is de ENE. Na de aardbeving een vuur, maar niet in het vuur is de ENE; na het vuur de stem van een zachte stilte. Het geschiedt als Elia dat hoort, dat hij zijn aanschijn omhult met zijn luisterrijke mantel; en ziedaar, tot hem een stem die zegt: waarom ben je hier, Elia?”
(Uit ‘1 Koningen, hoofdstuk 19, verzen 11 t/m 13’  Uit de Bijbelvertaling van de Naardense Bijbel door Pieter Oussoren.)
Binnenkort breekt d’n ellefde vaan d’n ellefde weer los, even na de Amerikaanse verkiezingen. Daarom heb ik bovenstaande tekst over de verruiging van de Limburgse carnaval door de specifiek uit West-Nederland afkomstige dance-golf met verwijzing naar een belangrijk Bijbelverhaal over de goddelijke waarde van de stilte. Hier zou de preek nu moeten beginnen. Van zus en zo en dat en daar en vingergewijs, zoals Donald Trump dat ook doet voor de camera bij al zijn ‘rallies’ en debatten, als alleen hij denkt dat hij weer iets zinnigs brult. Probeer die Trumpgebaartjes zelf eens na te doen en voel dan aan den lijve hoe immens arrogant en belachelijk ze aanvoelen.  Ik denk dat gepreek niet nodig is. Want de suizende, stille bries langs de ingang van de grot in de berg Horeb verwijst ook na al die brulboeien en schreeuwers in gebouwen en kantoren die zichzelf ‘manager’ of ‘chef ’ of zelfs ‘hoofd’ of ‘directeur’ noemen. Alles van waarde is weerloos en alleen het echt kostbare is breekbaar. En verder kan ik alleen maar hopen dat het niet is omdat iedereen doof is of zwaar gehoorgestoord, dat ooit veel stilte zal intreden.

BUNTER


Allerzielen 2016

Beetje regen en zware wolken horen erbij
Ik loop bijna drie uur
Door mijn stad op en neer
En nog zie ik Pa en Ma niet
Omdat ze onder een dikke, zwarte, platte steen met
vervagende gouden letters zijn neergelegd.
In 1979 en 1999.
Ik zie ook geen bloemen in kraampjes
Aan de ingang van de dodenakker.
Dat is voor het allereerst in jaren en jaren.
Allerzieligst, hoor!
Waar zijn mijn zonnebloemen?

B.      

dinsdag 25 oktober 2016

Bölles Bunter in ut Wèld Weste, nommer zes VI

Van De Engelen
 naar Sint Franciscus:
allemaal missiestaties
De uitzichten vanaf de steile hellingen in San Francisco zijn onbeschrijflijk. Foto Hotel Fairmont 


Dinsdag 16 mei 2000, 19.38 uur. Hotel York, 940 Sutterstreet San Francisco CA94109. Twee dagen in  SF is natuurlijk veel te kort. Het aller-,  allereerste wat ik van San Francisco zag, was een grote verzameling Conium maculatum, ook wel Dolle Kervel of Gevlekte Scheerling genoemd, bovenop de helling van Twin Peaks en daarbij veel Knopig Helmkruid op zijn Californisch ertussen in. En dan het prachtig uitzicht over die rare  baai, waarlangs de stad gebouwd is op steile heuvels. Tweehonderd kilometer ten zuiden van San Francisco begonnen we maandag 15-05 te rijden in de bus van Rudy Montoya uit Palm Springs en Eric de Jong uit Leeuwarden, Friesland. Onze eerste fotostop is bij een fabuleus stuk rotskust bij Pacific Grove in de buurt van de plek waar John Denver neerstortte met zijn vliegtuigje en omkwam. We zien bij een golfterrein tien herten in de begroeiing lopen. En tussen de rotsen in het schuimige brandingwater ontdekt een van onze expeditieleden een echte zeeotter. Op sommige punten langs de kust zijn de rotsen en soms ook de voortuinen van de huizen met prachtige helderroze stukken bloembegroeiing bedekt. Mesembryanthemum chilense weet Eric zijn eerste botanische determinatie rond te krijgen. Er groeit ook nog een veel grotere soort M. of ijsbloem met bloemen in diverse kleuren. We vertrekken in Monterey met regenachtig weer. Ons ontbijt met bananen en thee doen we in een soort zeeveranda, waar ik al eerder over schreef (zie maandag 15 mei).

 Als we SF naderen via de Junipero Serra, genoemd naar de franciscaan die 21 missiestaties (kloosters) bouwde langs de kust van Californië inclusief San Francisco, zien we aan beide kanten mooie lage tuinhuisjes. Prachtig, wat een verschil met al die wolkenkrabbers in NY en Manhattan. SF is veel meer naar de menselijke maat wat wonen betreft. Op de weg omhoog naar Twin Peaks groeien boomvormige Slangenkruiden (Echium, jawel, bevestigd door twee tuinlui in de botanische tuin van het Golden Gate Park). Blauwe pluimen tot 3 – 4 meter hoog, een prachtig gezicht. We beginnen gelijk aan een stadsrondrit: de Golden Gate-brug van Jozef  Strauss, architect uit 1937. We horen verhalen over de aardbevingen van 18 april 1906, 5.20 uur ’s ochtends en in 1989. De brug is indrukwekkend. Verder naar het Golden Gate Park en het Cliff House aan de zuidkant van de baai. Op enkele rotspunten voor de kust zien we bruine pelikanen en Brandt’s aalscholvers en meeuwen. Van plusminus 12.00 uur tot zes uur crossen we met de bus door de stad, zien ook Lombardstreet in kronkels naar beneden komen.
Avond in San Francisco. FOTO Hotel Fairmont 
’s Avonds om 18.15 uur kruipen we weer in de bus voor de ‘night tour’. We lopen door China town door de ‘tenderloin area’ (i.e. de hoerenbuurt) en gaan de andere brug over om vanaf een hoog punt de nachtelijke skyline van San Francisco te zien. We hebben tenslotte een heerlijk uitgebreid diner op een van de bovenste etages van het Fairmont Hotel, een prachtig oud hotel, pas opgeknapt met een verpletterende lobby vol nepmarmer.
De lobby van het Fairmont Hotel. Foto Hotel

 In ons eigen hotel hebben we vissoorten als voorgerecht, soep, en kunnen kiezen uit Chinese specialiteiten en\of Amerikaanse roastbeef met groene asperges als hoofdgerecht. Het dessert (gebak) is ook niet te versmaden. Ook zien we de enorme lobby van Hyatts Hotel.
De foyer van hotel Hyatt in SF  zover het oog reikt.  Foto Hotel

 Met buisliften en een enorme waterpartij. We slapen goed en slapen dinsdagmorgen zelfs uit tot 08.00 uur en hebben een gratis ontbijt. De hele dag hebben we voor onszelf . Eerst naar Union Square, waar we het truttenwarenhuis (peperdure zooi) Neiman-Marcus bezichtigen. Dar is een hele mooie glazen koepel. Niet zo mooi als het gebrandschilderd glas van de Saint Mary’s  Cathedral, die we bij de stadsrondrit om half vijf even binnengingen. Een echte mooie moderne RK Kerk.

De fameuze Cable Car van San Francisco.  Foto Internet.
 In de buurt van Union Square hebben we voor 2x2 dollar in de Cable Car gezeten op Powell Street richting Market. Daar hebben we bus 21 via Fulton naar het Golden Gate park genomen. In die bus troffen we een jongeman met twee Paphiopedilum-orchideeën in een potje naast zich op de bank. Hij bleek een orchideeën-freak van speciaal de soort Vrouwenschoen en kennelijk de vriend van Dee Dee Flores, want we kregen haar kaartje met email-adres en een orchideeënwebsite van deze enthousiasteling. In dit Park, Golden Gate, waarvan we enkel de oostkant bewandelden zagen we veel  Acanthus mollis. In het Natuurhistorisch Museum in het park lunchten we voor 12 $$ met sandwiches. Het museum bevatte gebruiksvoorwerpen van Hopi,  Navajo en anderen en juwelen. Ook enkele dinoskeletten (Megalosaurus en enkele andere vleeseters (T. rex in de grote hal en een slinger van Foucault. In de botanische tuin zagen we de redwood Trail met Sequoia sempervirens en Sequoiadendron giganteum. De lange naaldjes zijn van S. sempervirens en de korte van S. giganteum. Boomvarens ook. Habenaria-orchideetjes (lichtgeel). Een grijze eekhoorn liep over onze bank en kwam een pootje op mijn hand leggen, zo gewend aan menen is hij of zij. Een blauwe , hemelsblauwe ekster (aan het geschetter te horen en het hippen te zien) en veel duiven. Ook de afdeling Californië bekeken we en om 18.15 uur waren we terug in het hotel. Twee uur gerust en toen bij La Mexicana twee burrito’s met ‘chips’gegeten voor 11 $$ met fris water. Dat is nog eens goedkoop. Nu heb ik voor mandag 15 mei helemaal Pier 33 vergeten op de Fisherman’s Warf. Daar hebben we toch een uur gesleten, omdat we niet met de boot meewilden. De zeeleeuwen van Pier 33 zijn wereldberoemd. Plusminus 300 mannelijke dieren op 4 x 11 houten vlotten. Ze maken een hels kabaal met blaffen en bonken. Een soort herensoos voor zeeleeuwen. Nu is het 21.00 uur en stop ik met dit verslag.
PS
 Op weg naar SF kwamen we vlak voor San Jose door  een plaatsje dat zich ‘Garlic capital of the World’ noemde. Knoflookcentrum van de wereld. Met een Garlic-festival, knoflookwijn en knoflook-ijs. Bah!!

BUNTER         


maandag 5 september 2016

De Waerelt volgens Bölles Bunter XLIV


Overpeinzingen  in de vette leem
Het wortelpruikje van Ranunculus repens. Foto BUNTER

Hoezo onsterfelijk?

Vaak heb ik vanaf de herfst  van 2015 in mijn tuin gestaan met mijn bats in de hand en in de grond. Telkens het scherp in de Limburgse leem stampend met mijn sterke linkervoet. Dan ongeveer een flinke stoeptegel aardkorst  omhoog krikkend en in vier kluiten klievend. Dit alles liefst bij regenweer, omdat de löss dan niet keihard is, maar zacht als goede boter buiten de koelkast. Elk van de vier kluiten pak ik in de handen, beschermd door de verfhandschoenen van de Action.


Zo overleeft de Kruipende Boterbloem, uitloper na uitloper. Foto BUNTER

Het toeval bracht deze frontlinie met een ruk uit de grond. Boterbloem werd gestuit door een betonrandje. Foto BUNTER
 Zo trek ik de Limburgse leem uiteen en verwijder alle tekenen van plantaardig leven. De wortelpruikjes van Kruipende Boterbloem  (Ranunculus repens, alias Goudknoopje, Hanevoet, Kraaiepoot en zelfs Duivelsbeet (B)).  Eenzelfde soort pruikjes met veel dunnere draden van Gele Dovenetel  (Lamium galeobdolon, alias  Goudnetel, Hondsnetel. En tenslotte het onoverwinnelijke  Zevenblad (Aegopodium podagraria, ook wel Tuinmansverdriet genoemd)  en het stiekeme Heermoes,  ook  berucht als Equisetum arvense en Akkerpest. Zaailingen van planten die ik herken en mooi vind, zoals Blauw Guichelheil (Anagallis arvensis subsp. foemina of  coerulea) of Verbascum alias Toorts. Leg ik voorzichtig  ter zijde om ze later in schoongemaakte grond terug te bergen om ze verder te laten groeien en bloeien.

Zakken vol ongewenst gewoeker. Foto BUNTER









 Spitten in vochtige leem ruikt absoluut heel sterk naar het delven van een graf.  Leunend op de steel van mijn platte bats, dacht ik vaker aan de eerste scène van de vijfde acte van Shakespeares Hamlet, waarin twee grafdelvers opkomen die beginnen aan een graf voor Ophelia, de ongelukkige en wanhopige geliefde van de Deense prins. Een van de delvers zingt een geil levenslied en gaat verder met smartlappen te kwelen. Prins Hamlet is aan de wandel met zijn vriend Horatio en hoort de delver zingen. Hij ergert zich eraan en wordt boos als het doodgravend tweetal zelfs twee schedels uit het graf omhoogsmijt.

 Het brengt de bozige Hamlet tot overpeinzingen over de vergankelijkheid en de bederfelijkheid van de mens. Stel dat deze schedel de hersens bevatte van een beroemd rechtsgeleerde, waar zijn dan zijn prachtige argumenten, redeneringen zegswijzen en spitsvondigheden gebleven? Hoe kunnen deze mannen die domme liedjes zingen bij het graven van een graf en elkaar moppen vertellen? Horatio is Hamlets studievriend aan de universiteit van het Noord-Duitse Wittenberg  en zal de enige overlevende van Shakespeares bloedigste drama rond de opvolging in en het ineenstorten van het Deense koningshuis worden. Hij probeert de prins te kalmeren,  als vervolgens het dode lichaam  van Ophelia in een rouwstoet naar het verse graf wordt gedragen.
Natuurlijk groef ik geen graf in de juniregen. Ik had dan ook geen zwaarmoedige gedachten over sterfelijkheid als Prins Hamlet. Ik verbaasde mij er juist ongelooflijk over hoe sterk en ‘slim’ de woekerplanten zijn die ik uit mijn tuin probeerde te verwijderen. Ze lijken wel onsterfelijk, eigenlijk. Dat weghalen van de woekeraars moet echt een voor een, tenminste als je niet met de Glyfosaatspuit wilt rondgaan, zoals ik. Neem nou de Boterbloem, de kruipende. Deze lössliefhebber bij uitstek voelt zich zo thuis op onze leem, dat hij of zij in een seizoen vele vierkante meters bodem kan claimen als de oprukkende Hunnen van Atilla mijlen vanuit het oosten. Boterbloem is eenhuizig, tweeslachtig en naaktzadig. Dat wil zeggen dat elke plant bloemen heeft op lange stengels met zowel meeldraden (mannelijk) als stampers (vrouwelijk). Boterbloem produceert vanaf mei talloze zaadbolletjes, niet verpakt in een vrucht, maar midden in de verwelkende bloem. Als zo’n bolletje rijp wordt en verdroogt vallen tientallen zaadjes in de klei, klaar om direct te kiemen. Of ze  worden door windvlagen door de tuin geblazen. Bovendien maakt elke plant een forse wortelpruik van witte worteldraden, waarmee ze zich zeer vast in de klei verankert. Tenslotte is er nog de zogenaamde vegetatieve uitbreiding. Vanuit het hart van de plant groeien lange, gladde stengels zonder bladeren. De stengels vallen op de omringende bodem en produceren om de decimeter of zo nieuwe boterbloemrozetjes die als een satellietje vanuit de moederplant gevoed worden. Maar die satellietjes produceren ook zelf wortels, verankeren zichzelf, waarna ze als zelfstandige nakomeling verder gaan groeien en bloeien. Mijn kleine oorlog tegen deze gele horden begon daarom al heel vroeg in het voorjaar. Ik heb zo consequent mogelijk de bloemen van mijn Boterbloemen afgemaaid of verwijderd, voordat ze rijpe zaden gemaakt hadden. Dat levert naar mijn idee een sterke uitbreiding van de uitlopers op, want zo’n Boterbloem is ook niet gek, maar je moet toch ergens beginnen. Daarna ben ik met het uitgraven van de Boterbloemperken begonnen en het minutieus lostrekken van alle pruikjes uit de leemkluiten. Laat je ook maar een deel van een wortelpruikje zitten of valt het uit je handen in de modder, dan verschijnt er binnen een week een nieuw plantje. Een klein frisgroen bladhandje wordt uit de kale bodem opgestoken en in geen tijd vormt zich een nieuw rozetje. Bij dat eerste frisse blaadje is het zaak ter plaatse de grond met een goed harkje los te maken en te voelen, waar het stengeltje het wortelpruikje bereikt. Dat kan dan met een forse greep worden losgetrokken en verwijderd. Geen nood als er losse worteldraadjes achterblijven. Die kunnen niet meer uitlopen. Daarop heeft Boterbloem nog niets gevonden. Ha!
Zo wil ik niet dat mijn tuin uitziet: boterbloemblaadjes zover het oog reikt. Foto BUNTER

Het monsterverbond van Gele Dovenetel en Boterbloem: Aanvalluh!!  Foto BUNTER

De Gele Dovenetel, alias op zondag Lamium galeobdolon argentatum, wordt in menige folder van tuincentra en plantenkwekers en ook op het net, aangeprezen als een prima bodembedekker met mooie gele bloemen en een prachtig, veelkleurig sierblad. Begin er niet aan!! De bijen en hommels en zweefvliegen zijn weliswaar dol op de netelbloemen en doen in het voorjaar niets anders dan in de Lamium-microwouden rondzoemen en snoepen, dat het een lieve lust is.  Toegegeven, Gele Dovenetel is een schat van een drachtplant voor bijen en hommels en alles wat er verder dol is op stuifmeel en nectar. Maar Lamium is wel heel erg territoriaal en duldt weinig andere planten in haar buurt. Het gevolg is, dat er een oerwoud aan bonte en grijze en halfgroene bladeren door je tuin trekt, zodra de mooie, gele bloei achter de rug is. Laag-bij-de-grondse uitlopers met satellieten of hoog opschietende stengels, meters lang over concurrenten heen met een reeks van kleine plantjes met luchtworteltjes die zoeken naar een open plekje aan de andere kant van de hindernis. De vierkante stengels zijn redelijk stug en taai en groeien door alles heen. Ook onder deze plant moet de bats geschoven worden, want uittrekken met de hand helpt niet. Boterbloem en Dovenetel trekken in alle openheid hun plan om grond te veroveren.
   Zevenblad is veel stiekemer, net als Heermoes. Zevenblad lijkt veel op een zaailing van de Vlier met zijn gedeeld blad. Het lijkt een onschuldig stukje groen, maar het venijn zit ondergronds. De witte, vrij breekbare wortels van Zevenblad, houden zich tien tot twintig centimeter diep in de natte leem op en proberen in de kortste tijd een hele wirwar aan worteldraden aan te leggen, waaruit op elk punt weer draden naar boven worden geschoten om, zodra het daglicht bereikt is, nieuwe plantjes te maken. Bij het rooien van Zevenblad is het belangrijk dat elke millimeter worteldraad uit de grond verwijderd wordt, want elk stukje wortel kan weer uitgroeien tot een nieuw plantje, dat eenmaal voorzien van groene blaadjes weer een heel nieuw imperium van Zevenbladen kan optrekken. En ook deze plant kent behalve de vermeerdering uit wortel ook nog de zaadverspreiding vanuit bloemen in witte schermen en dat zijn er gelijk een heleboel. Het immens gewoeker van Zevenblad in verwaarloosde tuinen hebben we volgens de botanische mythologie te danken aan de monniken van een bedelorde, die  op missietocht naar het noorden deze plant uit zuidelijker streken meenam om ze aan te planten in de buurt van hun kloosters. De straatarme patere aten Zevenblad als spinazie, gepureerd na een paar minuten in kokend water. Met de wortels deden de kruingeschoren heren niets. Die lieten ze in de grond zitteen en zodoende.   Je kon en je kunt nog steeds Zevenblad-spinazie eten, maar ik weet niet of het lekker is.  
Tenslotte de Akkerpest, de Paardenstaart, het Heermoes zeg maar Equisetum arvense op zondag.  Deze plant met zijn ijle dennenboompjes in dichte wouden in je tuin is een regelrechte fossiel. Al 320 miljoen jaar oud, want ontstaan in de uitgestrekte Carboonmoerassen in Europa en elders. Bron ook van onze steenkool. De Paardenstaart uit het Carboon, die overigens  door paleontologen en archeobotanici Calamites wordt genoemd en niet Equisetum, werd wel twintig meter hoog en kende heel wat verschillende soorten. Echte bomen, heel wat anders dan die zielige dunne, groene sprieten van vandaag van hooguit een halve meter, maar schijn bedriegt. Beide planten lijken nog op elkaar, zijn meesters in de vermeerdering via wortelstokken, maar kennen ook dezelfde zwakheden. Het zijn sporenplanten, die dus geen boodschap hebben aan bestuivers en ook geen moeite hoeven te doen voor bloemen. Ze beginnen elk seizoen met het opsteken van spoordragende kale stengels, waardoor het vormen van zaden een extra tussenstap vergt. Primitief en ingewikkeld en het gaat vaak mis. Maar de noodvoorziening voor dit probleem is geniaal. Equisetum  groeit uit dunne zwarte wortelstokken, die wel tot tachtig centimeter diep in de klei kunnen kruipen en het altijd weer klaarspelen om nieuwe scheuten te maken, behalve als een plekje dichtbegroeid is met concurrenten . Daar heeft E. een kotshekel aan. Je krijgt dus nooit het hele netwerk uit de grond getrokken, behalve bij het uitgraven tot op een meter en opnieuw invullen met verse grond. Wie zich deze moeite en kosten niet wil getroosten, kan een guerrilla tegen E. beginnen. En dat was mijn keuze.
  Hoe taai is het leven eigenlijk? Zonder gifspuit krijg je Zevenblad en Kruipende Boterbloem echt niet zomaar je tuin uit, behalve, hoop ik op mijn zeer arbeidsintensieve manier. Afgelopen zomer hoorden we van een haai, die wel vierhonderd jaar oud was geworden en die die leeftijd bereikt had door diep in de zee bij lage temperaturen rond te zwerven, er een heel langzame stofwisseling op na te houden en verder niets. Heel saai voor een levend wezen. Deze Groenlandse haai eindigde als bijvangst in de netten van vissers en zal uiteindelijk in een museum te zien zijn in een nauwkeurig afgedichte glazen bak vol alcohol. Er gaan ook verhalen van oeroude koraalvelden in de wateren rond het tropische deel van Australië. De uitgebreidheid van koraal en de ouderdom is echter een collectieve prestatie van miljoenen heel klein koraaldiertjes.  Het zeegras langs de kusten van de Middellandse Zee, dat Posidonia oceanica genoemd wordt, kan honderdduizend jaar oud worden, maar wordt nu bedreigd door speedboten, de reusachtige ankers en schroeven van cruiseschepen en algemene vervuiling .

Hoe lang wil je leven en wat heb je daar voor over, dat is de vraag! Hamlet zei het al: to be or not to be! De gemiddelde leeftijd van mensen ligt dezer dagen rond de tachtig jaar en in die tijd kunnen we al onze zintuigen aanspreken en uitbuiten en een echt intensief bestaan opbouwen met ups en downs. Futurologen voorspellen dat mensen ver over de honderd jaar oud kunnen worden, maar veel verder komen we niet. Stel je nu eens voor dat we een afgeknipte wijsvingernagel in een kuiltje in de tuin gooien en nathouden en dat daar dan een soort plant uit oprijst met een fantastische zaaddoos of pompoen die je een paar maanden in de zon moet laten rijpen, waarna je er een schattig baby’tje uit kunt halen. Of je graaft een flinke kuil voor je blote voeten in de klei en gaat daar staan wortelen als een prachtige boom, die daar over tweehonderd jaar nog staat. Je armen worden takken en de haren van je huid veranderen in ritselende blaadjes. Maar heb je dan nog bewustzijn, kun je dan nog spreken of  zingen en vooral denken? En zo nee, is dan zo’n lang leven op deze planeet dan nog interessant, nog leuk om mee te maken elk uur van dag en nacht? Om er nog maar van te zwijgen dat er in de vorm van een soort worstjes uitlopers uit je oksels groeien die na een paar hele koude winters buiten bladgroene kinderen blijken te worden.
 Ik wil er ook niet aan denken dat we met zijn allen de diepzee opzoeken om daar kieuwen te krijgen en sloom rond te zwemmen. Er is kennelijk een balans tussen complexiteit, bewustzijnsniveau en duur van een levensvorm. Zo is het ook bijvoorbeeld met auto’s. De modernste auto’s van vandaag de dag zijn zo volgepropt met elektronica en computerchips, dat je maar een harde stinkscheet hoeft te laten achter je stuur tegen het kunstleer en allerlei schakelingen en verbindingen raken afschuwelijk gestoord.  Ik voor mij zou nog geen millimeter van mijn bewustzijn en gedachteleven willen opgeven om bijvoorbeeld tien jaar of voor mijn part honderd jaar ouder te kunnen worden. Ik hoef geen wortels en blaadjes, noch kieuwen of vinnen.  Ik wil geen seksleven met stuifmeel en plakkerige stampers en zoemende bijen en kriebelige hommels, zweefvliegen en honinglikkende vlinders. En stel je toch eens voor dat je ergens leuk staat te bloeien als bijvoorbeeld een Chinese hemelboom (Koelreuteria paniculata) en daar komt zo’n stoerig typje van de Limburgse Bomendienst of een kantonnier van de gemeente op je af met een ronkende kettingzaag en je kunt niet eens meer wegrennen. Laat mij maar boterbloemen uittrekken, Gele Dovenetel afsnijden,  Heermoes wegpesten of  Zevenblad uitgraven tot de laatste spierwitte worteldraad.
Wie echt iets langer wil leven dan de norm, moet ophouden met zitten, roken, drinken en te veel eten. Elke dag een rondje van een half uur tot een uur stevig doorlopen zonder te rennen en ervoor zorgen dat je al je organen blijft gebruiken. Wat je niet gebruikt, raak je kwijt, zeggen moderne psychologen. Use it or lose it, speciaal je harses.


 BUNTER

Bölles Bunter in ut Wèlt Weste V

Aan het strand bij Monterey:
Zeehonden, golven, aalscholvers,
regen, schuim en geen kwallen   

Maandag 15 mei 2000 7.30 uur. Monterey (CA). Met een sloot thee, een banaan en een sinaasappel p.p. (7$ total) zitten we hier op de porch van Monterey Beach Hotel te ontbijten.
 We zien de branding met golven tot 1,5 tot 2 meter op ons toerollen en breken in witte schuimlijnen. Vlak achter de eerste golf kruist een groepje van 5 à 6 pikzwarte zeehonden door de baai. Ze springen uit het water als dolfijnen. Een aalscholver vist ± 20 centimeter boven de brandingsgolf met zijn bek door het water snijdend.
 Het is ongeveer 15°Celsius, zwaarbewolkt en het regent af en toe flink. Vandaag gaan we naar San Francisco. Er was geen belangstelling voor het aquarium vol kwallen van Monterey. Dus we blijven hier niet lang hangen.
 De onderste 20 cm van mijn nieuwe kaki broek en mijn schoenen zijn droog. Gisteravond werd ik echt verrast door de branding op dit vrij smalle zandstrand. In geen tijd spoelde het water over mijn schoenen en broek. Wow, maar de zeewind droogde snel.
 Ik zag ook nog drie piepkleine strandlopertjes op dunne pootjes, die het op- en afgaan van het water met elke brandingsgolf volgden om in het kletsnatte zand naar voedsel te peuren met hun steeksnaveltjes. Soms werden ze ook door het snelle water verrast, maar één keer vloog er een een stukje. Ik heb inktproblemen.


BUNTER    

woensdag 6 januari 2016

De waerelt volgens Bunter XLIII


Helemaal kerstblauw dus



Een ode aan de eerste maandag. En:

Er is geen boom gekrepeerd

Deze week begon met het de eerste normale maandag van het jaar.  4 januari!  Het is geen lauwe en grijze Kerstmis meer, geen langzaam vallende Kerstavond, geen tweede Kerstdag vol met slaperige uitbuikers, geen  onverwacht hard knallend en fluitend Ouwejaar met na zes uur toenemende kruitdampen, waarvoor je je slaapkamerraam echt wel potdicht moet houden, wil je niet met je van de bubbels bleurende kop in je eigen nest vergast worden. Maandag, we hoeven niet meer weg voor recepties, barstend van de jaarlijkse platitudes of domme dialektversjes. En mensen die je angstig aankijken: gatie ‘pune’ en hoeveel ‘kier’en heeftie  zich wel ‘gesjore’ en ‘de moond vol tan wel gepòts’?  ‘Baoh, die liefloch, toch’. Zoennen oonnöt!
  
 Ja, volgens de aloude Rooms katholieke kalender is het vaandaog de octaafdag van de Heilige Onnozele Kinderen (Martelaren)  die in opdracht van  Koning Herodes aan het begin van onze jaartelling doormidden geslagen werden, omdat drie andere, wijze koningen uit het oosten er helemaal geen zin in hadden het Kerstkind te verraden.

  Waarom zijn al die kinderen uit Syrië, Irak, Yemen , Afghanistan, de hoorn van Afrika   dan niet allang onnozel en heilig, ook als ze niet dodelijk geraakt zijn door bommen,  maar wel op de bodem van de Middellandse Zee liggen? Subitos/tas Sanctos/tas!

Octaafdag wil zeggen: het is alweer een week geleden, maar ik ga niet vergeten.
Geen recepties, geen bellen wijn overdag, waardoor je loopt te tollen. Niemand meer die weten wil hoe het met je gaat. Altijd goe, vanzellef, toch! Stop maar! Het werd, Deo gratias,eindelijk weer een doodordinaire maandag. En de wenskaarten die na vandaag nog komen, hoef je niet meer te beantwoorden, want hoewel de eigenlijke feestdag van Driekoningen op zes januari valt, dat is deze week goonsdeg, de allerlaatste uitspatting rond de jaarwisseling met de koningskoek, de verstopte hazelnoot, de beroete wijnkurk, de oude gordijnen en kartonnen kronen en de ster aan een bezemsteel vastgemaakt om in de schemering op weg te gaan, zingentére:

Dreijkeuninge, Dreijkeuninge geef miech unnen nuijjen hoed
Mienen awwen is verslete,
Mien moojer die maag tat neet wete,
En miene vaajer die heet gei geld,
Dreij keuninge op ut veld.

Dat heb ik jaren gezongen in de meest noordelijke straten van het Wijckerveld.

Daar waar de huizen drie verdiepingen telden boven de grond. In een vierkantig buurtje met een open zijde waar het heel gezellig was vol kindergeluk. Alle bakstenen huizen zijn in oktober 2014 afgebroken vanwege de bouwvereniging en tot stenen kruimels vermaald.
Baksteenkorrels, een grote hoop. Dat is er over van onze huizen. Foto BUNTER 

 Het was, geloof ik, goedkoper ze te slopen en te vermalen dan een beetje netjes op te knappen voor door onbegrijpelijke oorlogen doodsbange kinderen uit Syrië en ga zo maar door. Er is nu een soort stadtuin, waarin  andere kinderen leren zaaien en poten en zullen ontdekken dat de graankorrel die in de aarde valt NIET sterft, maar ontkiemt. Ik heb daar vrede mee, ik bedoel met de tuin en met dat ontkiemen. Het zingen met ster en lampionnen bracht een beetje geld op, maar vooral veel fruit en snoep. Daanke, Daanke, allemaol. En sorry voor het vermalen van al die mooie herinneringen, maar dat hoef ik toch niet te schrijven. Dat moeten die stinkend rijke cententellers van die bouwvereniging doen. Van mij hadden die arme kinderen best in mijn heerlijke jeugdhuis mogen wonen. Ik had ze graag de weg gewezen. Mèh dat goof neet mieh! Kloetzek!   
Kijk, zo maak je korte metten met de heerlijke jeugd van tientallen kinderen. Alles weg! FOTO BUNTER



Precies hier stond mijn huis. Foto BUNTER
Dit koekblikje op wielen staat precies in ons straatje, waar het voortuintje was. Foto BUNTER

Driekoningen zingen in de buurt was zo leuk, maar het hoeft ook al niet meer. Veel kinderen denken dat ze niet kunnen zingen, durven het niet en weten het ook zeker. Dat ze niet kunnen zingen. Tis NEET woer, huur. Totste neet kins zinge. Doech dun mojl mer ope en dink aon u leuk leedsje!

Wat fijn, dat het daarom eindelijk weer een gewone maandag is geworden, deze week. Geen weemoedige herinneringen meer, maar om half acht eruit, kop onder de 'pomp', steenkoude, natte washand effe vasthouden op de pwatrien . Tanden poetsen en juh, de normale klussen doen, nog steeds zingentére, want dat gaat er niet uit. Ik heb altijd zeker geweten dat ik kon zingen, omdat niemand het aandurfde mij met mededeling van het tegendeel teleur te stellen. En niemand in Wijckerveld en op de Don Bosco-school, die ook alweer volledig is afgebroken en van de aardbodem gevaagd.

Het enige spoor van mijn lagere school uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. De achterpoort in een hoek van de speelplaats.  Foto BUNTER
Wat een heerlijke maandag: van elke minuut van deze dag wist ik wat zou komen: geen wenstelefoontjes vanuit het hele land en ook geen SMoeSjes en zo. Geen zon, buiten lekker donker en grijs, niks te zien en te voelen dan een kouwe wind. Er is geen weeralarm ‘nudig’ om mij binnen te houden.
Daarom hebben we samen, meteen door, op dinsdag, stokvissendinsdag, de kerstboom afgebroken, bal voor bal en takje voor takje. Slinger voor slinger en lampje voor lampje. Onze boom gaat in een grote doos en komt er over een jaar weer uit om geassembleerd en uitgevouwen te worden. Kerstmis is tenslotte niet het feest van de ruizelende, verdrogende en stervende jonge fijnspar. En zo’n boompje moet dan ook nog het symbool zijn van het nieuwe leven in de midwinter. BAH. Grotere kul bestaat niet!
BUNTER    
   
Het noodkerkje van 'Pestoer Sjef Nieste', dat staat nog fier. Ik deed hier 'mien kemunie'. De grote nieuwe kerk, die pastoor Sjef  bouwde is ook alweer afgebroken!  Foto BUNTER