maandag 5 september 2016

De Waerelt volgens Bölles Bunter XLIV


Overpeinzingen  in de vette leem
Het wortelpruikje van Ranunculus repens. Foto BUNTER

Hoezo onsterfelijk?

Vaak heb ik vanaf de herfst  van 2015 in mijn tuin gestaan met mijn bats in de hand en in de grond. Telkens het scherp in de Limburgse leem stampend met mijn sterke linkervoet. Dan ongeveer een flinke stoeptegel aardkorst  omhoog krikkend en in vier kluiten klievend. Dit alles liefst bij regenweer, omdat de löss dan niet keihard is, maar zacht als goede boter buiten de koelkast. Elk van de vier kluiten pak ik in de handen, beschermd door de verfhandschoenen van de Action.


Zo overleeft de Kruipende Boterbloem, uitloper na uitloper. Foto BUNTER

Het toeval bracht deze frontlinie met een ruk uit de grond. Boterbloem werd gestuit door een betonrandje. Foto BUNTER
 Zo trek ik de Limburgse leem uiteen en verwijder alle tekenen van plantaardig leven. De wortelpruikjes van Kruipende Boterbloem  (Ranunculus repens, alias Goudknoopje, Hanevoet, Kraaiepoot en zelfs Duivelsbeet (B)).  Eenzelfde soort pruikjes met veel dunnere draden van Gele Dovenetel  (Lamium galeobdolon, alias  Goudnetel, Hondsnetel. En tenslotte het onoverwinnelijke  Zevenblad (Aegopodium podagraria, ook wel Tuinmansverdriet genoemd)  en het stiekeme Heermoes,  ook  berucht als Equisetum arvense en Akkerpest. Zaailingen van planten die ik herken en mooi vind, zoals Blauw Guichelheil (Anagallis arvensis subsp. foemina of  coerulea) of Verbascum alias Toorts. Leg ik voorzichtig  ter zijde om ze later in schoongemaakte grond terug te bergen om ze verder te laten groeien en bloeien.

Zakken vol ongewenst gewoeker. Foto BUNTER









 Spitten in vochtige leem ruikt absoluut heel sterk naar het delven van een graf.  Leunend op de steel van mijn platte bats, dacht ik vaker aan de eerste scène van de vijfde acte van Shakespeares Hamlet, waarin twee grafdelvers opkomen die beginnen aan een graf voor Ophelia, de ongelukkige en wanhopige geliefde van de Deense prins. Een van de delvers zingt een geil levenslied en gaat verder met smartlappen te kwelen. Prins Hamlet is aan de wandel met zijn vriend Horatio en hoort de delver zingen. Hij ergert zich eraan en wordt boos als het doodgravend tweetal zelfs twee schedels uit het graf omhoogsmijt.

 Het brengt de bozige Hamlet tot overpeinzingen over de vergankelijkheid en de bederfelijkheid van de mens. Stel dat deze schedel de hersens bevatte van een beroemd rechtsgeleerde, waar zijn dan zijn prachtige argumenten, redeneringen zegswijzen en spitsvondigheden gebleven? Hoe kunnen deze mannen die domme liedjes zingen bij het graven van een graf en elkaar moppen vertellen? Horatio is Hamlets studievriend aan de universiteit van het Noord-Duitse Wittenberg  en zal de enige overlevende van Shakespeares bloedigste drama rond de opvolging in en het ineenstorten van het Deense koningshuis worden. Hij probeert de prins te kalmeren,  als vervolgens het dode lichaam  van Ophelia in een rouwstoet naar het verse graf wordt gedragen.
Natuurlijk groef ik geen graf in de juniregen. Ik had dan ook geen zwaarmoedige gedachten over sterfelijkheid als Prins Hamlet. Ik verbaasde mij er juist ongelooflijk over hoe sterk en ‘slim’ de woekerplanten zijn die ik uit mijn tuin probeerde te verwijderen. Ze lijken wel onsterfelijk, eigenlijk. Dat weghalen van de woekeraars moet echt een voor een, tenminste als je niet met de Glyfosaatspuit wilt rondgaan, zoals ik. Neem nou de Boterbloem, de kruipende. Deze lössliefhebber bij uitstek voelt zich zo thuis op onze leem, dat hij of zij in een seizoen vele vierkante meters bodem kan claimen als de oprukkende Hunnen van Atilla mijlen vanuit het oosten. Boterbloem is eenhuizig, tweeslachtig en naaktzadig. Dat wil zeggen dat elke plant bloemen heeft op lange stengels met zowel meeldraden (mannelijk) als stampers (vrouwelijk). Boterbloem produceert vanaf mei talloze zaadbolletjes, niet verpakt in een vrucht, maar midden in de verwelkende bloem. Als zo’n bolletje rijp wordt en verdroogt vallen tientallen zaadjes in de klei, klaar om direct te kiemen. Of ze  worden door windvlagen door de tuin geblazen. Bovendien maakt elke plant een forse wortelpruik van witte worteldraden, waarmee ze zich zeer vast in de klei verankert. Tenslotte is er nog de zogenaamde vegetatieve uitbreiding. Vanuit het hart van de plant groeien lange, gladde stengels zonder bladeren. De stengels vallen op de omringende bodem en produceren om de decimeter of zo nieuwe boterbloemrozetjes die als een satellietje vanuit de moederplant gevoed worden. Maar die satellietjes produceren ook zelf wortels, verankeren zichzelf, waarna ze als zelfstandige nakomeling verder gaan groeien en bloeien. Mijn kleine oorlog tegen deze gele horden begon daarom al heel vroeg in het voorjaar. Ik heb zo consequent mogelijk de bloemen van mijn Boterbloemen afgemaaid of verwijderd, voordat ze rijpe zaden gemaakt hadden. Dat levert naar mijn idee een sterke uitbreiding van de uitlopers op, want zo’n Boterbloem is ook niet gek, maar je moet toch ergens beginnen. Daarna ben ik met het uitgraven van de Boterbloemperken begonnen en het minutieus lostrekken van alle pruikjes uit de leemkluiten. Laat je ook maar een deel van een wortelpruikje zitten of valt het uit je handen in de modder, dan verschijnt er binnen een week een nieuw plantje. Een klein frisgroen bladhandje wordt uit de kale bodem opgestoken en in geen tijd vormt zich een nieuw rozetje. Bij dat eerste frisse blaadje is het zaak ter plaatse de grond met een goed harkje los te maken en te voelen, waar het stengeltje het wortelpruikje bereikt. Dat kan dan met een forse greep worden losgetrokken en verwijderd. Geen nood als er losse worteldraadjes achterblijven. Die kunnen niet meer uitlopen. Daarop heeft Boterbloem nog niets gevonden. Ha!
Zo wil ik niet dat mijn tuin uitziet: boterbloemblaadjes zover het oog reikt. Foto BUNTER

Het monsterverbond van Gele Dovenetel en Boterbloem: Aanvalluh!!  Foto BUNTER

De Gele Dovenetel, alias op zondag Lamium galeobdolon argentatum, wordt in menige folder van tuincentra en plantenkwekers en ook op het net, aangeprezen als een prima bodembedekker met mooie gele bloemen en een prachtig, veelkleurig sierblad. Begin er niet aan!! De bijen en hommels en zweefvliegen zijn weliswaar dol op de netelbloemen en doen in het voorjaar niets anders dan in de Lamium-microwouden rondzoemen en snoepen, dat het een lieve lust is.  Toegegeven, Gele Dovenetel is een schat van een drachtplant voor bijen en hommels en alles wat er verder dol is op stuifmeel en nectar. Maar Lamium is wel heel erg territoriaal en duldt weinig andere planten in haar buurt. Het gevolg is, dat er een oerwoud aan bonte en grijze en halfgroene bladeren door je tuin trekt, zodra de mooie, gele bloei achter de rug is. Laag-bij-de-grondse uitlopers met satellieten of hoog opschietende stengels, meters lang over concurrenten heen met een reeks van kleine plantjes met luchtworteltjes die zoeken naar een open plekje aan de andere kant van de hindernis. De vierkante stengels zijn redelijk stug en taai en groeien door alles heen. Ook onder deze plant moet de bats geschoven worden, want uittrekken met de hand helpt niet. Boterbloem en Dovenetel trekken in alle openheid hun plan om grond te veroveren.
   Zevenblad is veel stiekemer, net als Heermoes. Zevenblad lijkt veel op een zaailing van de Vlier met zijn gedeeld blad. Het lijkt een onschuldig stukje groen, maar het venijn zit ondergronds. De witte, vrij breekbare wortels van Zevenblad, houden zich tien tot twintig centimeter diep in de natte leem op en proberen in de kortste tijd een hele wirwar aan worteldraden aan te leggen, waaruit op elk punt weer draden naar boven worden geschoten om, zodra het daglicht bereikt is, nieuwe plantjes te maken. Bij het rooien van Zevenblad is het belangrijk dat elke millimeter worteldraad uit de grond verwijderd wordt, want elk stukje wortel kan weer uitgroeien tot een nieuw plantje, dat eenmaal voorzien van groene blaadjes weer een heel nieuw imperium van Zevenbladen kan optrekken. En ook deze plant kent behalve de vermeerdering uit wortel ook nog de zaadverspreiding vanuit bloemen in witte schermen en dat zijn er gelijk een heleboel. Het immens gewoeker van Zevenblad in verwaarloosde tuinen hebben we volgens de botanische mythologie te danken aan de monniken van een bedelorde, die  op missietocht naar het noorden deze plant uit zuidelijker streken meenam om ze aan te planten in de buurt van hun kloosters. De straatarme patere aten Zevenblad als spinazie, gepureerd na een paar minuten in kokend water. Met de wortels deden de kruingeschoren heren niets. Die lieten ze in de grond zitteen en zodoende.   Je kon en je kunt nog steeds Zevenblad-spinazie eten, maar ik weet niet of het lekker is.  
Tenslotte de Akkerpest, de Paardenstaart, het Heermoes zeg maar Equisetum arvense op zondag.  Deze plant met zijn ijle dennenboompjes in dichte wouden in je tuin is een regelrechte fossiel. Al 320 miljoen jaar oud, want ontstaan in de uitgestrekte Carboonmoerassen in Europa en elders. Bron ook van onze steenkool. De Paardenstaart uit het Carboon, die overigens  door paleontologen en archeobotanici Calamites wordt genoemd en niet Equisetum, werd wel twintig meter hoog en kende heel wat verschillende soorten. Echte bomen, heel wat anders dan die zielige dunne, groene sprieten van vandaag van hooguit een halve meter, maar schijn bedriegt. Beide planten lijken nog op elkaar, zijn meesters in de vermeerdering via wortelstokken, maar kennen ook dezelfde zwakheden. Het zijn sporenplanten, die dus geen boodschap hebben aan bestuivers en ook geen moeite hoeven te doen voor bloemen. Ze beginnen elk seizoen met het opsteken van spoordragende kale stengels, waardoor het vormen van zaden een extra tussenstap vergt. Primitief en ingewikkeld en het gaat vaak mis. Maar de noodvoorziening voor dit probleem is geniaal. Equisetum  groeit uit dunne zwarte wortelstokken, die wel tot tachtig centimeter diep in de klei kunnen kruipen en het altijd weer klaarspelen om nieuwe scheuten te maken, behalve als een plekje dichtbegroeid is met concurrenten . Daar heeft E. een kotshekel aan. Je krijgt dus nooit het hele netwerk uit de grond getrokken, behalve bij het uitgraven tot op een meter en opnieuw invullen met verse grond. Wie zich deze moeite en kosten niet wil getroosten, kan een guerrilla tegen E. beginnen. En dat was mijn keuze.
  Hoe taai is het leven eigenlijk? Zonder gifspuit krijg je Zevenblad en Kruipende Boterbloem echt niet zomaar je tuin uit, behalve, hoop ik op mijn zeer arbeidsintensieve manier. Afgelopen zomer hoorden we van een haai, die wel vierhonderd jaar oud was geworden en die die leeftijd bereikt had door diep in de zee bij lage temperaturen rond te zwerven, er een heel langzame stofwisseling op na te houden en verder niets. Heel saai voor een levend wezen. Deze Groenlandse haai eindigde als bijvangst in de netten van vissers en zal uiteindelijk in een museum te zien zijn in een nauwkeurig afgedichte glazen bak vol alcohol. Er gaan ook verhalen van oeroude koraalvelden in de wateren rond het tropische deel van Australië. De uitgebreidheid van koraal en de ouderdom is echter een collectieve prestatie van miljoenen heel klein koraaldiertjes.  Het zeegras langs de kusten van de Middellandse Zee, dat Posidonia oceanica genoemd wordt, kan honderdduizend jaar oud worden, maar wordt nu bedreigd door speedboten, de reusachtige ankers en schroeven van cruiseschepen en algemene vervuiling .

Hoe lang wil je leven en wat heb je daar voor over, dat is de vraag! Hamlet zei het al: to be or not to be! De gemiddelde leeftijd van mensen ligt dezer dagen rond de tachtig jaar en in die tijd kunnen we al onze zintuigen aanspreken en uitbuiten en een echt intensief bestaan opbouwen met ups en downs. Futurologen voorspellen dat mensen ver over de honderd jaar oud kunnen worden, maar veel verder komen we niet. Stel je nu eens voor dat we een afgeknipte wijsvingernagel in een kuiltje in de tuin gooien en nathouden en dat daar dan een soort plant uit oprijst met een fantastische zaaddoos of pompoen die je een paar maanden in de zon moet laten rijpen, waarna je er een schattig baby’tje uit kunt halen. Of je graaft een flinke kuil voor je blote voeten in de klei en gaat daar staan wortelen als een prachtige boom, die daar over tweehonderd jaar nog staat. Je armen worden takken en de haren van je huid veranderen in ritselende blaadjes. Maar heb je dan nog bewustzijn, kun je dan nog spreken of  zingen en vooral denken? En zo nee, is dan zo’n lang leven op deze planeet dan nog interessant, nog leuk om mee te maken elk uur van dag en nacht? Om er nog maar van te zwijgen dat er in de vorm van een soort worstjes uitlopers uit je oksels groeien die na een paar hele koude winters buiten bladgroene kinderen blijken te worden.
 Ik wil er ook niet aan denken dat we met zijn allen de diepzee opzoeken om daar kieuwen te krijgen en sloom rond te zwemmen. Er is kennelijk een balans tussen complexiteit, bewustzijnsniveau en duur van een levensvorm. Zo is het ook bijvoorbeeld met auto’s. De modernste auto’s van vandaag de dag zijn zo volgepropt met elektronica en computerchips, dat je maar een harde stinkscheet hoeft te laten achter je stuur tegen het kunstleer en allerlei schakelingen en verbindingen raken afschuwelijk gestoord.  Ik voor mij zou nog geen millimeter van mijn bewustzijn en gedachteleven willen opgeven om bijvoorbeeld tien jaar of voor mijn part honderd jaar ouder te kunnen worden. Ik hoef geen wortels en blaadjes, noch kieuwen of vinnen.  Ik wil geen seksleven met stuifmeel en plakkerige stampers en zoemende bijen en kriebelige hommels, zweefvliegen en honinglikkende vlinders. En stel je toch eens voor dat je ergens leuk staat te bloeien als bijvoorbeeld een Chinese hemelboom (Koelreuteria paniculata) en daar komt zo’n stoerig typje van de Limburgse Bomendienst of een kantonnier van de gemeente op je af met een ronkende kettingzaag en je kunt niet eens meer wegrennen. Laat mij maar boterbloemen uittrekken, Gele Dovenetel afsnijden,  Heermoes wegpesten of  Zevenblad uitgraven tot de laatste spierwitte worteldraad.
Wie echt iets langer wil leven dan de norm, moet ophouden met zitten, roken, drinken en te veel eten. Elke dag een rondje van een half uur tot een uur stevig doorlopen zonder te rennen en ervoor zorgen dat je al je organen blijft gebruiken. Wat je niet gebruikt, raak je kwijt, zeggen moderne psychologen. Use it or lose it, speciaal je harses.


 BUNTER

Bölles Bunter in ut Wèlt Weste V

Aan het strand bij Monterey:
Zeehonden, golven, aalscholvers,
regen, schuim en geen kwallen   

Maandag 15 mei 2000 7.30 uur. Monterey (CA). Met een sloot thee, een banaan en een sinaasappel p.p. (7$ total) zitten we hier op de porch van Monterey Beach Hotel te ontbijten.
 We zien de branding met golven tot 1,5 tot 2 meter op ons toerollen en breken in witte schuimlijnen. Vlak achter de eerste golf kruist een groepje van 5 à 6 pikzwarte zeehonden door de baai. Ze springen uit het water als dolfijnen. Een aalscholver vist ± 20 centimeter boven de brandingsgolf met zijn bek door het water snijdend.
 Het is ongeveer 15°Celsius, zwaarbewolkt en het regent af en toe flink. Vandaag gaan we naar San Francisco. Er was geen belangstelling voor het aquarium vol kwallen van Monterey. Dus we blijven hier niet lang hangen.
 De onderste 20 cm van mijn nieuwe kaki broek en mijn schoenen zijn droog. Gisteravond werd ik echt verrast door de branding op dit vrij smalle zandstrand. In geen tijd spoelde het water over mijn schoenen en broek. Wow, maar de zeewind droogde snel.
 Ik zag ook nog drie piepkleine strandlopertjes op dunne pootjes, die het op- en afgaan van het water met elke brandingsgolf volgden om in het kletsnatte zand naar voedsel te peuren met hun steeksnaveltjes. Soms werden ze ook door het snelle water verrast, maar één keer vloog er een een stukje. Ik heb inktproblemen.


BUNTER