Sausen of
säuseln
Dat zijn
natuurlijk Duitse woorden, hierboven. Sausen heeft niks met lekker eten te
maken, maar is een werkwoord, dat ‘suizen’ of ‘suizelen’ betekent, waarmee
natuurlijk bedoeld wordt een heel zacht geluid van wind die waait, nauwelijks
hoorbaar eigenlijk.
Welnu, die Duitse woorden zijn afkomstig uit
de tekst van nummer 34 van het oratorium “Elias” van Felix Mendelssohn
Bartholdy (1809-1847) een componist uit de eerste helft van de negentiende
eeuw, de begintijd van de Romantiek. Een
oratorium is een flinke brok Bijbeltekst op muziek gezet voor een groot gemengd
koor en enkele solisten (sopraan, alt, tenor, bas). Het vertelt een
Bijbelverhaal op de manier van een concertant uitgevoerde opera zonder
acteerwerk, maar wel met aria’s, recitatieven, koren en verbindende teksten.
Bekendste voorbeelden van oratoria zijn de vier wereldberoemde Passies van JS
Bach, waarvan de Mathäus- Passion veruit de bekendste is.
De tekst
waaruit het woord ‘säuseln’ komt, luidt: “Und in dem Säuseln nahet sich der
Herr.” En in het zachtjes suizen van heel zacht waaiende wind komt de Heer
dichterbij. Echt zo vreemd is het niet, dat ik langs de straat in Groot-Genhout
op de zondag voorafgaande aan de echte carnavalszondag stond om de allereerste
carnavalsoptocht in Zuid-Limburg te zien voorbij komen. En toen meteen dacht aan het
voorbijkomen van God in een briesje van niemandal.
Want wat
daar voorbijkwam in dat kerkdorp van
Beek was de ene in elkaar geflanste carnavalswagen na de andere, bestaande uit
een slordig soort huisje op een boerenkar, getrokken door een enorme tractor
uit de New Holland-serie. Dat huisje was enkel bedoeld om een generator te
verbergen en enkele kratten bier, terwijl de achterwand bestond uit 12 tot 20
op elkaar gestapelde geluidsboxen, waarvoor de generator de elektriciteit moest
leveren. En uit die boxen kwam een enorme geluidsgolf, waarin af en toe een
Amerikaanse woord te verstaan was en de rest van de generator-energie ging op
aan de ‘beats’, snel achter elkaar geproduceerde keiharde doffe knallen,
waardoor de toeschouwer een soort hart-long-darm-lever-massage opliep. Wie dit
nog muziek durft te noemen… stilzwijgen carnavalsmuziek. Niettemin liepen er achter
elke knal-kar zo’n dertig tot veertig identiek gekostumeerde jongens en meisjes
in de middelbare-schoolleeftijd te
schudden en te springen, alsof ze zich werkelijk verschrikkelijk amuseerden.
Het Genhouts geroffel en geknal was tot in de verre omtrek te horen. Recent
onderzoek heeft overigens uitgewezen dat meer dan 80 procent van de Limburgse
carnavalisten, ook de jongeren, gelukkig, de voorkeur geeft aan de vertrouwde
carnavalsschlagers in hun eigen dialect met lollige en vooral verstaanbare
teksten in tweekwarts- of driekwartsmaat.
Het was de
profeet Elias die blijkens het verhaal in het Bijbelboek Koningen 1, hoofdstuk
19, God hoorde voorbijkomen langs de grot in de berg Horeb, waar hij zich
verborg, in een superzachte bries. Elias was als profeet van het Joodse volk de
woestijn ingevlucht omdat heel veel van zijn landgenoten de afgod Baal aanbaden
en niets meer moesten hebben van Jahweh en Zijn profeten. Behalve Elias was
elke profeet omgebracht. Elias zit dringend om goede raad verlegen en zoekt
God.
“Hij zegt: ga naar buiten en ga op de berg
staan voor het aanschijn van de ENE!
Hij gaat naar buiten en
blijft staan in de ingang van de spelonk. Ziedaar de ENE die voorbijtrekt, en
een geestesstorm, geweldig en sterk, die bergen verscheurt en steenblokken
verbrijzelt, <gaat> voor het aanschijn
van de ENE uit; maar niet in die geestesstorm is de ENE, - na de geestesstorm
een aardbeving, maar niet in de aardbeving is de ENE. Na de aardbeving een
vuur, maar niet in het vuur is de ENE; na het vuur de stem van een zachte
stilte. Het geschiedt als Elia dat hoort, dat hij zijn aanschijn omhult met
zijn luisterrijke mantel; en ziedaar, tot hem een stem die zegt: waarom ben je
hier, Elia?”
(Uit ‘1 Koningen, hoofdstuk 19,
verzen 11 t/m 13’ Uit de Bijbelvertaling
van de Naardense Bijbel door Pieter Oussoren.)
Binnenkort
breekt d’n ellefde vaan d’n ellefde weer los, even na de Amerikaanse
verkiezingen. Daarom heb ik bovenstaande tekst over de verruiging van de
Limburgse carnaval door de specifiek uit West-Nederland afkomstige dance-golf
met verwijzing naar een belangrijk Bijbelverhaal over de goddelijke waarde van
de stilte. Hier zou de preek nu moeten beginnen. Van zus en zo en dat en daar
en vingergewijs, zoals Donald Trump dat ook doet voor de camera bij al zijn
‘rallies’ en debatten, als alleen hij denkt dat hij weer iets zinnigs brult. Probeer
die Trumpgebaartjes zelf eens na te doen en voel dan aan den lijve hoe immens
arrogant en belachelijk ze aanvoelen. Ik
denk dat gepreek niet nodig is. Want de suizende, stille bries langs de ingang
van de grot in de berg Horeb verwijst ook na al die brulboeien en schreeuwers
in gebouwen en kantoren die zichzelf ‘manager’ of ‘chef ’ of zelfs ‘hoofd’ of
‘directeur’ noemen. Alles van waarde is weerloos en alleen het echt kostbare is
breekbaar. En verder kan ik alleen maar hopen dat het niet is omdat iedereen
doof is of zwaar gehoorgestoord, dat ooit veel stilte zal intreden.
BUNTER
Allerzielen
2016
Beetje regen
en zware wolken horen erbij
Ik loop
bijna drie uur
Door mijn
stad op en neer
En nog zie
ik Pa en Ma niet
Omdat ze
onder een dikke, zwarte, platte steen met
vervagende gouden
letters zijn neergelegd.
In 1979 en
1999.
Ik zie ook
geen bloemen in kraampjes
Aan de
ingang van de dodenakker.
Dat is voor
het allereerst in jaren en jaren.
Allerzieligst,
hoor!
Waar zijn
mijn zonnebloemen?
B.