Weeskind FOTO WIKIPEDIA |
Huismoedertje FOTO WIKIPEDIA |
Huismoedertje
en rood weeskind
Dat gaat
niet samen, hoor ik iedereen meteen eigenwijs zeggen: het zal hooguit een
halfwees zijn, want het kind heeft nog een huismoedertje, toch? Niet dan? Och,
toch. In de natuur is veel, zo niet alles mogelijk. Zowel Huismoedertje als
Rood Weeskind is de naam van een nachtvlinder.
Nog geen week hebben we dit jaar echte lekker
warme zomer gehad in ons land met verzengende dagen en nachten zo warm, dat je
naakt onder alleen de lege dekbedovertrek kon slapen. Want bovenlakens zijn net
als dekens verdrongen door de dekbeddenhype.
Het zal dit
jaar een vroege winter worden, want dezer dagen al trekken hele volksstammen
insekten en spinnen ons huis binnen. Een van hen was Huismoedertje, dat ik
enkele weken geleden alweer als een donkere driehoek doodstil hoog op het opengeschoven
slaapkamergordijn zag zitten, toen ik tegen middernacht ons bed opzocht. Nu heb
ik een doorzichtig plastic vangbuisje voor interessante vliegend kevers,
vlinders en ander gedierte. Het dekseltje van dat entomologisch hulpmiddeltje
is een sterk vergrootglas, waardoor je de gevangen griezel nog vijf tot tien
keer kunt opblazen op je netvlies. Huismoedertje wist in eerste instantie te
ontkomen in een chaotische, onvoorspelbare, typische nachtvlinderfladder
richting onderkant bed. Ik kwam de schat al de volgende ochtend op de
benedenverdieping hoog op de muur in onze zitkamer tegen. In het stalen
ochtendlicht en waarschijnlijk doodmoe van de ontsnapping liet Huismoedertje
zich vangen in het harde plastic. Door aanvankelijk paniekerig gefladder in het
busje liet ze alle preutsheid varen en kreeg ik zicht op haar kleding onder die
bruine oppervleugeloverjas. Een mooie scherpomrande bruine band over een
lichtoranje ondervleugel, rondlopend met de zoom zal ik maar zeggen.
Een Huismoedertje schrikt af met felle kleuren FOTO WIKIPEDIA |
Geen
twijfel mogelijk: Noctua pronuba L. alias Huismoedertje. Een veel voorkomende
nachtvlinder, levend als rups van lage kruiden en gras in de tuin of waar dan
ook en altijd nieuwsgierig naar licht in de nacht. Kruipt als volwassen rups in
de grond en verpopt daar pas als de lente komt om vervolgens na die mystieke
metamorfose als vlinder uit de grond te kruipen en op zoek naar seks te gaan
met zijn of haar voelsprieten. Natuurlijk laat ik Huismoedertje na gedegen
studie van haar onderkleding vrij in de straat, waar ik woon. Ze maakt zich
snel uit de voeten, vrolijk fladderend.
En wat een
verschil in naamgeving. Huismoedertje in het Nederlands, maar nachtelijke
bruidhelpster in het Latijn van Linnaeus. Een lief klein vrouwtje, dat ’s
middags op haar schoolkinderen wacht achter een geurig theepotje en met een
schaal vol bammetjes. Of een ervaren, rijpe vrouw die midden in de nacht voor
de bruiloft de bruidstranen dept en de jonge vrouw in haar laatste nacht alleen
niet enkel voorlicht en geruststelt, maar ook tips geeft om de eerste
huwelijksnacht en het feest zo rielekst mogelijk door te komen.
Ik kies voor Huismoedertje, al trof ik haar
op onze echtelijke slaapkamer. Noctua, de nachtelijke, deed me denken aan mijn
eigen moedertje en de dag dat ik wees werd, nu alweer 13 jaar geleden op een
late maartse dag van een mooi voorjaar. Volkomen onverwacht en precies zoals mijn
moeder zelf zei, als ze hoorde van een kennis of een vriendin, die plotseling
uit het leven vertrok. “Daar teken ik voor”, en dat deed ze dan ook op die
vroege zaterdagmorgen eind maart 1999.
Volkomen logisch dus, dat ik ruim een week
later ’s ochtends vroeg bij het opentrekken van de gordijnen achter een
lichtbruin vallend blad diagonaal achter het glas zag valfladderen, schuin naar
beneden. Toen ik mijn fiets naar buiten schoof om in Maastricht op zondagmorgen
Gods lof te gaan zingen vanaf tien uur in de Hoogmis, zag ik een fraaigeaderde
beige-bruine vleugeldriehoek, hoog in de oksel van de raamuitsparing rechts,
roerloos op de metselsteen zitten. Bij het overfladderen meende ik op de
ondervleugels van dit creatuur de kleuren donkerrood en wit gezien te hebben in
een flits. Als ik terugkom van het Maastrichtse gezang, zit het Weeskind weer
op zijn plek van oorsprong, links, echt een knots van een nachtvlinder. Ik
besluit het dier, net als Huismoedertje te vangen in mijn plastic busje, maar
ondanks de rusthouding, blijkt het beestje zeer alert. Ik haal de aluminium
keukentrap van zes treden en klim op mijn gemak met vangbuisje in de aanslag
naar boven.
Weeskind heeft me echt zien aankomen, want als ik mijn voeten
voorzichtig op de bovenste tree zet en daartoe even naar beneden kijk en het
dier even loslaat met mijn ogen, juist op dat precieze moment weet Weeskind te
ontsnappen. Want ik kijk weer op en wil toeslaan, zogezegd, en Weeskind is
nergens meer te bekennen. Achter me hoor ik dan onrustig fladderen en ja hoor,
Weeskind probeert weg te komen door onze achterkamer binnen te vliegen, maar
wordt door het glas gestuit. Ik zie nu duidelijk de kleuren van zijn/haar
ondergoed: donkerrood, ’n zwarte band en een randje helderwit. In die kleuren
gingen vroeger de Amsterdamse weeskinderen van het Burgerweeshuis uniform
gekleed, vandaar de naam. Die zat al in mijn hoofd en blijkt na enig bladerwerk
ook te kloppen.
Weeskind 'flasht' zijn of haar felgekleurde ondergoed. FOTO WIKIPEDIA |
De functie van het felgekleurde ondergoed is niet het
aantrekken van partners om mee te paren, zoals je zou verwachten, omdat dat de
voornaamste functie is van de vliegende fase van dit dier. --Is nu de vretende
rups het voornaamste dier of is het de vlinder?-- De kleuren van zowel
Huismoedertje als Weeskind zijn bedoeld om plotseling zichtbaar te maken door
het wegtrekken van de bovenvleugel en zo hapjesjagers als vogels in verwarring
te brengen. Deze fladderaars hebben maar een fractie van een seconde nodig om
zich uit de voeten te maken en het vege lijf te redden.
Tot zover
mijn gedachten bij deze ontmoetingen in het dierenrijk. Ik zie nachtvlinders niet
als boodschappers uit het hiernamaals ook ken ik ze geen duidende of
voorspellende waarde toe. Ik geniet vooral van hun gedrag, hun kleuren en hun
mooie namen. En hun vermogen te overleven. Zo komen Weeskinderen zelfs de strengste winter door als simpel eitje, door hun moedertje vastgeplakt op de stam of op een takje van populieren, notenbomen en nog enkele andere boomsoorten. Eigenlijk onvoorstelbaar, dat zo'n kwetsbaar leven niet door en door kapotvriest. Ik heb een walnotenboom in mijn tuin en enkele dikke populieren in een aanpalend plantsoen. Dus daar houden die Weeskinderen zich vast aan het leven, als wij mensen lopen te rillen. Het is daarom jammer dat zoveel mensen deze en andere nachtvlinders voor
‘motten’ uitschelden. Dat is nergens voor nodig! Doe dus niet zo mottig meer!
BUNTER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten