maandag 27 augustus 2012

De Waerelt volgens Bunter XXXIII

Weeskind   FOTO WIKIPEDIA
Huismoedertje  FOTO WIKIPEDIA



Huismoedertje 

en rood weeskind

Dat gaat niet samen, hoor ik iedereen meteen eigenwijs zeggen: het zal hooguit een halfwees zijn, want het kind heeft nog een huismoedertje, toch? Niet dan? Och, toch. In de natuur is veel, zo niet alles mogelijk. Zowel Huismoedertje als Rood Weeskind is de naam van een nachtvlinder.
  Nog geen week hebben we dit jaar echte lekker warme zomer gehad in ons land met verzengende dagen en nachten zo warm, dat je naakt onder alleen de lege dekbedovertrek kon slapen. Want bovenlakens zijn net als dekens verdrongen door de dekbeddenhype.
Het zal dit jaar een vroege winter worden, want dezer dagen al trekken hele volksstammen insekten en spinnen ons huis binnen. Een van hen was Huismoedertje, dat ik enkele weken geleden alweer als een donkere driehoek doodstil hoog op het opengeschoven slaapkamergordijn zag zitten, toen ik tegen middernacht ons bed opzocht. Nu heb ik een doorzichtig plastic vangbuisje voor interessante vliegend kevers, vlinders en ander gedierte. Het dekseltje van dat entomologisch hulpmiddeltje is een sterk vergrootglas, waardoor je de gevangen griezel nog vijf tot tien keer kunt opblazen op je netvlies. Huismoedertje wist in eerste instantie te ontkomen in een chaotische, onvoorspelbare, typische nachtvlinderfladder richting onderkant bed. Ik kwam de schat al de volgende ochtend op de benedenverdieping hoog op de muur in onze zitkamer tegen. In het stalen ochtendlicht en waarschijnlijk doodmoe van de ontsnapping liet Huismoedertje zich vangen in het harde plastic. Door aanvankelijk paniekerig gefladder in het busje liet ze alle preutsheid varen en kreeg ik zicht op haar kleding onder die bruine oppervleugeloverjas. Een mooie scherpomrande bruine band over een lichtoranje ondervleugel, rondlopend met de zoom zal ik maar zeggen.

Een Huismoedertje schrikt af  met felle kleuren   FOTO WIKIPEDIA


Geen twijfel mogelijk: Noctua pronuba L. alias Huismoedertje. Een veel voorkomende nachtvlinder, levend als rups van lage kruiden en gras in de tuin of waar dan ook en altijd nieuwsgierig naar licht in de nacht. Kruipt als volwassen rups in de grond en verpopt daar pas als de lente komt om vervolgens na die mystieke metamorfose als vlinder uit de grond te kruipen en op zoek naar seks te gaan met zijn of haar voelsprieten. Natuurlijk laat ik Huismoedertje na gedegen studie van haar onderkleding vrij in de straat, waar ik woon. Ze maakt zich snel uit de voeten, vrolijk fladderend.
En wat een verschil in naamgeving. Huismoedertje in het Nederlands, maar nachtelijke bruidhelpster in het Latijn van Linnaeus. Een lief klein vrouwtje, dat ’s middags op haar schoolkinderen wacht achter een geurig theepotje en met een schaal vol bammetjes. Of een ervaren, rijpe vrouw die midden in de nacht voor de bruiloft de bruidstranen dept en de jonge vrouw in haar laatste nacht alleen niet enkel voorlicht en geruststelt, maar ook tips geeft om de eerste huwelijksnacht en het feest zo rielekst mogelijk door te komen.
  Ik kies voor Huismoedertje, al trof ik haar op onze echtelijke slaapkamer. Noctua, de nachtelijke, deed me denken aan mijn eigen moedertje en de dag dat ik wees werd, nu alweer 13 jaar geleden op een late maartse dag van een mooi voorjaar. Volkomen onverwacht en precies zoals mijn moeder zelf zei, als ze hoorde van een kennis of een vriendin, die plotseling uit het leven vertrok. “Daar teken ik voor”, en dat deed ze dan ook op die vroege zaterdagmorgen eind maart 1999.
  Volkomen logisch dus, dat ik ruim een week later ’s ochtends vroeg bij het opentrekken van de gordijnen achter een lichtbruin vallend blad diagonaal achter het glas zag valfladderen, schuin naar beneden. Toen ik mijn fiets naar buiten schoof om in Maastricht op zondagmorgen Gods lof te gaan zingen vanaf tien uur in de Hoogmis, zag ik een fraaigeaderde beige-bruine vleugeldriehoek, hoog in de oksel van de raamuitsparing rechts, roerloos op de metselsteen zitten. Bij het overfladderen meende ik op de ondervleugels van dit creatuur de kleuren donkerrood en wit gezien te hebben in een flits. Als ik terugkom van het Maastrichtse gezang, zit het Weeskind weer op zijn plek van oorsprong, links, echt een knots van een nachtvlinder. Ik besluit het dier, net als Huismoedertje te vangen in mijn plastic busje, maar ondanks de rusthouding, blijkt het beestje zeer alert. Ik haal de aluminium keukentrap van zes treden en klim op mijn gemak met vangbuisje in de aanslag naar boven.
Weeskind heeft me echt zien aankomen, want als ik mijn voeten voorzichtig op de bovenste tree zet en daartoe even naar beneden kijk en het dier even loslaat met mijn ogen, juist op dat precieze moment weet Weeskind te ontsnappen. Want ik kijk weer op en wil toeslaan, zogezegd, en Weeskind is nergens meer te bekennen. Achter me hoor ik dan onrustig fladderen en ja hoor, Weeskind probeert weg te komen door onze achterkamer binnen te vliegen, maar wordt door het glas gestuit. Ik zie nu duidelijk de kleuren van zijn/haar ondergoed: donkerrood, ’n zwarte band en een randje helderwit. In die kleuren gingen vroeger de Amsterdamse weeskinderen van het Burgerweeshuis uniform gekleed, vandaar de naam. Die zat al in mijn hoofd en blijkt na enig bladerwerk ook te kloppen.

Weeskind 'flasht' zijn of haar felgekleurde ondergoed. FOTO WIKIPEDIA


 De functie van het felgekleurde ondergoed is niet het aantrekken van partners om mee te paren, zoals je zou verwachten, omdat dat de voornaamste functie is van de vliegende fase van dit dier. --Is nu de vretende rups het voornaamste dier of is het de vlinder?-- De kleuren van zowel Huismoedertje als Weeskind zijn bedoeld om plotseling zichtbaar te maken door het wegtrekken van de bovenvleugel en zo hapjesjagers als vogels in verwarring te brengen. Deze fladderaars hebben maar een fractie van een seconde nodig om zich uit de voeten te maken en het vege lijf te redden.
Tot zover mijn gedachten bij deze ontmoetingen in het dierenrijk. Ik zie nachtvlinders niet als boodschappers uit het hiernamaals ook ken ik ze geen duidende of voorspellende waarde toe. Ik geniet vooral van hun gedrag, hun kleuren en hun mooie namen. En hun vermogen te overleven. Zo komen Weeskinderen zelfs de strengste winter door als simpel eitje, door hun moedertje vastgeplakt op de stam of op een takje van populieren, notenbomen en nog enkele andere boomsoorten. Eigenlijk onvoorstelbaar, dat zo'n kwetsbaar leven niet door en door kapotvriest. Ik heb een walnotenboom in mijn tuin en enkele dikke populieren in een aanpalend plantsoen. Dus daar houden die Weeskinderen zich vast aan het leven, als wij mensen lopen te rillen. Het is daarom jammer dat zoveel mensen deze en andere nachtvlinders voor ‘motten’ uitschelden. Dat is nergens voor nodig! Doe dus niet zo mottig meer!

BUNTER
  

Geen opmerkingen: