dinsdag 10 januari 2012

De waerelt volgens Bunter XXX

De eerste twee lentegoudklompjes alias Winteraconietjes alias Eranthis hiemalis in mijn voortuintje.   FOTO Bunter

Hoera, het is al lente, hoor

Jaren geleden heb ik in het toenmalige regionale dagblad, waarvoor ik werkte een serie artikels geschreven onder de titel ‘Limburg in de tropen’. Dat was lang voordat de schimmige discussie begon over klimaatsverandering, zeespiegelrijzing, verdroging, vernatting, toename van stormen en noem maar op. Die serie ging over het aantreffen in Limburg van nieuwe planten en insecten, afkomstig uit zuidelijke streken. Deze levende wezens, zo constateerde ik, hadden de noordgrens van hun verspreidingsgebied naar het noorden opgeschoven ten gevolge vcan aanpassing aan meer kou of het in het algemeen hoger worden van wintertemperaturen. Ja, ja, zeg nou eens zelf, de hoeveelste keer was dit alweer, dat Bunter zijn tijd weer eens vooruit was? Vooruit!

Een winter zonder sneeuw, zoals vooralsnog de huidige, daar heb ik absoluut geen problemen mee, al moet het niet de hele tijd regenen of somber, donker weer zijn. Vorst mag wel natuurlijk, maar dan bij een strakke blauwe hemel en een zonnetje, liefst vanaf het krieken van de uchtend, de echte dageraad, het uur waarop je bij een onbebouwde akker-, weiland-, of heuvelrughorizon de zon scherp kunt zien opkomen als een vurige, ronde vlieger zonder touwtje.

Natuurlijk: de menselijke bronst is niet seizoensgebonden, maar ik word in januari altijd een beetje onrustig, vooral als er nog steeds geen sneeuw ligt en ook die vreselijke ijzel achterwege is gebleven. Dat heeft niets mijn mijn testosterongestuurd driftleven te maken. Ik ben erg trots op dit eufemisme voor geilheid. Het heeft meer te maken met mijn botanische speurzin. Ik vraag me dan af: hoever zijn de bolletjes, de natuur in het algemeen? Zoals je dat kunt aflezen aan bloemen, bloemetjes, zwellende knopjes – let op dit is geen innuendo c.q. toespeling op iets seksueels.

Voor 2012 moet ik een record melden. Op zondag 8 januari – dat is de officiële Driekoningendag dit jaar, troffen mijn vrouw en ik in onze voortuin op ongeveer anderhalve meter van de voorgevel van ons huis twee felgele, bijna geheel ontwikkelde knopjes van Eranthis hiemalis, ook wel bekend als Winterakoniet, maar beter vertaald met Winterse Voorjaarsbloem, aan. Heerlijk, heerlijk, zelden zo vroeg gezien, normaal in de derde of vierde week van januari, ook in de sneeuw. Maar nu lekker diep in een losse, wilde kruidlaag voornamelijk bestaande uit een bontbladige geelbloeiende dovenetelsoort, die enorm woekert rond mijn huis, maar die ik nog niet op naam mocht brengen.

Als winden rond een begroeide rots bevliegen mij op zo’n moment dan allerlei gedachten. Zoals:

Over twee maanden zal bij zonneschijn in maart mijn hele voortuin weer goddelijk geel zijn door de opengesperde bloemenhartjes van honderden Eranthes. ( dit is de pluralis, sorry, het meervoud) De zonnewende is onderweg: astronomisch gezien kantelt de aardas nu langzaam met zijn noordelijke punt richting zon, die daardoor qua hemelhoogte van de steenbokskeerkring naar de evenaar opklimt en vandaar door naar de keerkring van de kreeft in het noorden.

Ik denk in abstracto ook erg aan het idee van de onvergankelijkheid, vooruit de onsterfelijkheid van het aardse leven, al hoop en bid ik ook om een soort persoonlijke component van het onsterfelijke leven, het doel van nagenoeg elke godsdienst in de menselijke culturen, overal ter wereld.

Een tenslotte sla ik voor mijn medelezers een fraai lentegedicht op van de befaamde ‘Nun of Amherst’, de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson (1830 - 1886):

Spring is the Period

Express from God -

Among the other seasons

Himself abide -



But during March and April

None stir abroad

Without a cordial interview

With God -

Aldus vertaald door Peter Verstegen in “ Emily Dickinson, Verzamelde Gedichten”, uitgegeven in 2011 door Uitgeverij van Oorschot, Amsterdam.

Lente is de Tijd die

Rechtstreeks komt van God-

Onder de seizoenen

Waar Hijzelf in woont-



Maar Maart-April de tijd dat

Geen zijn huis uitgaat

Zonder een prikkelend onderhoud

Met God-



Zeg nou zelf! Of niet soms? Ja, toch!! Het mag ook Januari/Februari zijn…

BUNTER

Epiloogje

En zoals het altijd gaat bij het zoeken en waarnemen van planten: heb je er een of twee ontdekt, dan lijkt het patroon zich zodanig in je hersens te prenten dat je al snel ook al die anderen ziet, die je voordien over het bloemhoofdje zag. Dus aan het koude, want buitenste uiteinde van mijn voortuinpad, zag ik na het ontdekken van de Eranthisgoudklompjes tussen het wilde kruid, plotseling ook enkele nog stijf opgerolde paarsblauwe bloempunten van Krokus en witte nog geheel ingepakte kloddertjes aan groene steeltjes van Sneeuwklokje.

Genoeg reden voor nog meer uiterlijk gejuich en innerlijk vergenoegen, maar pas op! Denk aan de januarimaand van 1947. Het jaar dat mijn oudste broer nog zeven maanden zwangerschap voor de boeg had en precies een jaar voor mijn eigen conceptie, want mij was slechts ruim zeven maanden zalig dobberen in het lauwe vruchtwater van mijn lieve moeder zaliger beschoren… Welnu volgens mijn regionaal lijfblad (nog steeds) was het op donderdag 16 januari 1947 overdag 17,2 graden in Mestreech (nog steeds een record voor januari). Maar op dinsdag 21 januari begon het knetterhard te vriezen en op zaterdag 8 februari riepen ze in Fryslan: ut jiet aon en werd de tocht der tochten verreden. De winnaar was J. van der Hoorn uit ter Aar in 10 uur en 51 minuten. Dus de slotsom over weer en klimaat moet deze zijn: ’t Kan verkeren. (G.A. Brederode, Amsterdammer)

B.

 
En hier zijn ze nog een keer, de gele schatjes. Foto Bunter

Geen opmerkingen: