zaterdag 30 augustus 2014

BUNTER IN DE TROPEN XXI




Langzaam


op weg


naar huis (1)


De Caraïbische kust van Costa Rica bij Manuel Antonio. Uitblazen onder een Manzanillo.  Foto BUNTER 

San José, woensdag 26 november 2008, Thanksgiving’s Eve, Sint Katrien voor oud-Rolduciens, 16.45 uur, kamer 223, Gran Hotel Costa Rica.
Ik ben in dit reisdagboek alweer toe aan de allerlaatste dag van een prachtige natuurreis. En natuurlijk brengen we die met zijn allen door in een echt natuurpark, vol regenwoud, variatie laagland, met strandjes. Manuel Antonio bij Quepos is de naam. Wij maken dinsdag eerst een groepsfoto bij het zwembad. Bij het opstaan verliezen we veel tijd, omdat eerst een mannetje door Ine naar onze douche geroepen wordt, omdat er geen warm water uitkomt. Hij hoeft slechts een kraantje op het terrasje van onze buurtjes Solange en Arjan om te zetten en presto! Door al dat gekloemel zijn we de laatste bij de ‘pool’ en vergeten we mijn fijne kijkertje. Om half negen op weg naar ons laatste regenwoud. Lang niet allen gaan erin voor 10$ pp met zeer slechte wandelkaart. Velen bezwijken voor het publieke strand met zon en parasols en ligbedden. Voor ons vertrek vinden we op tv eindelijk een Costaricaans nieuwskanaal en horen en zien dat de hele Caraïbische kust van noord tot zuid is ondergelopen door de hevige regens die begonnen op de eerste avond in Bocas del Toro. Op bepaalde plekken staat het water meer dan 1,5 meter hoog en het Amerikaanse leger komt te hulp met helikopters. Dit zijn tijden waarop een soortement leger, dat Costa Rica heeft afgeschaft, wel nuttig zou zijn geweest. We horen nog meer horrorverhalen van de Summumgroep, een week achter ons. Het haventje waar de rivierplatboot aankwam bij ons vertrek van Samoa Lodge in Tortuego was helemaal ondergelopen en de middelbusjes, zoals Summum die voor ons inhuurt, konden daar niet komen. Wel grotere bussen en zo werden 3 groepen toeristen in een grote toeringcar geladen met al hun bagage. Bij vertrek begon echter een deel van de doorweekte weg te schuiven en de bus ook. De deuren konden zelfs niet meer open. Heel angstige momenten, maar het liep gelukkig goed af. We treffen na onze ‘hike’ van 9.00 tot 15.00 uur in Manuel Antonio twee dames van die regen-groep van Summum aan in een koffietentje aan de straat. Hun reis gaat toch verder maar dan andersom. Zij zijn doorgereden naar Quepos aan de Pacific-kust van het land, waar niets aan de hand is. Ze gaan nu proberen weer terug aan die andere kust te komen in de twee Lodge-hotels.
  In Manuel Antonio lopen we eerst een uur over een breed bospad, Ria P., ik en Ine en profiteren daarbij volop van wat die dure gidsen (20$ p.p.) aan grote Amerikaanse groepen laten zien. Een ‘verslaafde’ toerist loopt doodleuk een sigaret te roken en krijgt flink op zijn flikker (maricon). Hij blijft gewoon achter en rookt zijn saffie helemaal op.



Ze zijn watervlug: dit moet een Capucijner zijn.  Foto BUNTER



 We zien eerst Capucijners, geen peulvruchten, maar die leuke aapjes, die de Ammies white-face-monkeys noemen, omdat ze nu eenmaal de achtergrond missen om in zo’n apenkoppie een Capucijner pater te zien met een donkere tonsuur of kruinschering op het koppetje. Er vliegt een fraaie libel met dunnen gekruiste en smalle vleugeltjes voorzien van feloranje en felgele tips. We komen ook langs het web van wat een parend spinnenkoppel lijkt te zijn. Twee zwarte lijven aan elkaar met elk een zilveren dekschild. Toch tellen we maar 8 poten, diepzwart, lang en met gele strepen. Het blijkt één spin, als ze eindelijk in beweging komt. Het achterlijf is even groot als de kop en het borststuk. Oh, griezel.
  Op een plek, waar tientallen zich weer aan brulapen staan te vergapen, kijkt ons drietal de andere kant op en ontdekt in de modder van een beekje aan de andere kant van het pad heel veel vrij grote krabben met feloranje poten en witte scharen.

Een van de krabbetjes met oranje pootjes. Foto BUNTER 



 Ze lichten bijna op in het schemerlicht. Het centrale lijf is donkerbruin met witte tekening. Eerste lukte het niet, maar met het kijkertje dat we nu wel mee hebben, is door instelling van het rechteroculair toch dit beeld op plusminus 20 meter haarscherp te krijgen.

Aristolochia spec. Een indrukwekkende liaan-verschijning. Foto BUNTER


We lopen van het centrale pad af naar links in de buurt waarvan een gids mensen de reuzenbloem van de Aristolochia laat zien in de kleur donkerrood met een werkje. Een tropische pijpbloem, waarvan twee noordel;ijek
soorten in mijn tuin voorkomen: Aristolochia clematitis en A. Sa(p)pho, de Duitse pijp.

In de marge: Bij het strand wordt me een afgevallen (?) bloem van die grote Aristolochia aangeboden door een andere vrouw met dikke man. Ik weiger, zelfs als het een geschenk is. Met zoiets in mijn bagage ga ik niet reizen! Op die plek vind ik grote plakken van van een boomtak gevallen tropische orchideeën, aan elkaar gegroeide zoden vol pseudobulben met een enkel blad en een verdorde bloeistengel. Laat ze maar liggen, zegt een gids, ook op de bodem overleven ze. Hier is licht genoeg. Ik kijk stiekem als pseudo-lid van een groep door een van de telescoopkijker op statief van een van de gidsen: weer een tweeteenluiaard gescoord. In het echt is hij nauwelijks te zien: mimicry als stok of camouflage.

We komen dus bij het strand in het park aan, dat aansluit op het publieke braad-strand buiten, afgezien van een klein riviertje dat we bij de uitgang van het park per sloep moeten oversteken. Het is hoog water om plusminus 17.00 uur. 


Charon, pardon de veerman natuurlijk. Foto BUNTER



Aan het parkstrand zijn wasbeertjes actief die de rugzakken en andere bagage van de badgasten afsnuffelen naar voedsel en soms kleine dingen stelen. We zien ze in actie – we zijn gewaarschuwd, maar ze nemen niets mee. We gaan het smalle steile junglepad op naar een mirador en worden aan het einde van het glibberige klauterwerk verrast door een mooi uitzicht op landtongen en rotseilandjes.

Lorenzo Crusoe          Foto BUNTER



 Op het laatste stukje naar de mirador – we zijn intussen warm klef en zweterig – zitten ook veel Capucijners. Enkele tegemoetkomende groepsleden waarschuwen dat ook zij voedsel stelen. We kunnen ze van heel dichtbij zien, maar ze stelen niets. Terug de berg af naar playas Gemelas (Tweelingstranden?). We lopen in de stomende oerwoudhitte steil omhoog en dan weer omlaag met stugge boompjes als steun. Uiteindelijk komen we op twee strandhalvemaantjes uit met tegen het bos aan veel drijfhout en in het zand rotspuntjes als zitplek. Vlak voor de uittrede uit het woud een stroompje over via platte stenen en daar krijg ik een blauwe flits in mijn oog. Ik zie niets, maar even later: een enorm grote, helblauwe Morpho-vlinder vliegt voor ons uit. Een prachtig gezicht. Hij gaat zelfs op een blad zitten en dan is er vaan hem slechts een grijze vlek over met dichtgeklapte vleugels. Heel goed verstopt. Er zijn ook andere vlinders: groot, knallend oranje met zwarte strepen en een heel grote, boven rose en zwart en voor de rest lichtbruin.


De leguaanpatrouille       Foto BUNTER

 Er patrouilleert een leguaan op het strandje, zwart en wit met lichtbruine staart en wat blauw op zijn huid. Hij komt recht op me af: zo van: wat moet dat hier? Op twee meter houdt hij in en dan is het over. Hij eet tomaat en brood van mijn lunch. Deze leguanen zijn de enigen die de zeer giftige groen-oranje appeltjes van de Manzanillo kunnen eten. Elk ander dier sterft onder hevige maagpijn. Er is ook een minder dikke leguaan aan de woudrand van het strand: diep donkerrood. Tenslotte een brulaapmoeder met heel blond jong, vooraan langs het grote pad, goed zichtbaar in het gebladerte.
  Een Amerikaans joch van plusminus 10 jaar laat ons de heremietkrabbetjes zien. Hij legt een glanzend, donkergrijs, rond schelpje in mijn hand en als ik mijn hand even rustig houd, komen zes pootjes uit de schelp en gaat het krabbetje met zijn huis lopen. Het Californische jochie is met zijn ouders op Thanksgivingsholiday in C.R. Donderdag, als wij vertrekken, is het feest. Hopelijk is de luchthaven dan uitgestorven.
  We lopen weer naar beneden naar het grote strand, omdat we wel pootje gebaad hebben op de Playas Gemelas, maar door hoogwater verdreven zijn tot op ongeveer een meter zand. Er staat een grote Manzanillo aan het strand. Ik tel tot 4 gifappeltjes. Marcha had er nog nooit een gezien. Ik laat ze hangen. Terug in het hotel zie ik de raccoonpootjes in oranje op het pleisterwerk van Nadine’s terrasje. De jongelui hebben een grote zak chips buiten laten liggen en daar is ook in de hoteltuin een wasbeer mee gaan sjouwen. Die zal veel dorst krijgen.


BUNTER  


De wasbeertje maken zich uit de voeten  Foto BUNTER
          

Geen opmerkingen: