vrijdag 5 juni 2009

De wandelaar en zijn schaduw 1


Een tochtje door miljoenen jaren

als voorproefje op het

“Aardig Rondje Spaubeek”



Er loopt een mooie wandeling rond de elleboog van de Geleen, de Glana, de helderblinkende, waar dat riviertje, komend uit het Oosten bij de voorhof van St JansGeleen en de bijbehorende banmolen van de graaf, naar het noorden afbuigt en paralel aan grote zuster Maas gaat stromen. De Geleen stroomt vanaf het kasteel en de molen aan de rand van de brede uitgesleten Maasbedding om bij Stevensweert, Midden-Limburg na in totaal 40 kilometer gekabbeld te hebben zich definitief in de natte armen van grote zus te storten.

De wandeling begint bij het station van Spaubeek en kiest meteen de meest rechte weg naar het bos, het Stammenderbos, richting Asielzoekerscentrum Moorheide, het voormalige retraitehuis St. Ignatius van Loyola van de Societas Jesu, de Jezuïeten-orde.


Foto: Het voormalige retraitehuis Sint Ignatius

Het bosklooster, waar generaties lang de hoogste klassen van Zuid-Limburgse middelbare scholen op meerdaagse retraites (religieuze bezinningsdagen) kwamen als ook gezelschappen van allerhande grote en kleine bedrijven, was in bedrijf van 1923 tot 1968, met een onderbreking van een jaar of vier van 1942 tot 1946, omdat 256 Britse bommenwerpers hun fosforbommen afgooiden boven Lutterade en op het klooster in de nacht van maandag 5 op dinsdag 6 oktober 1942. Tachtig doden, enorme brandschade en verwoesting, een compleet inferno. Paarden, koeien en varkens vluchten in een grote stampede over de Rijksweg richting Sittard. Een vergissing of gewoon het lozen van het gevaarlijke materiaal door de geallieerden voor een snelle terugreis? Wie zal het zeggen, maar het was ook een ramp voor het klooster, dat pas in 1946 weer herbouwd werd.

Retraitehuis Spaubeek heette het gebouw in de volksmond, maar het lag officieel op gebied van de gemeente Schinnen, zij het aan de onderkant van de dalhelling/Maasterras richting Spaubeek. De wandeling gaat over het voorplein van het ex-klooster, links voor langs, langs de ingang van de IVN-kelder en de grote trap, waar de retraitegroepen zich altijd lieten fotograferen en dan door de tuin van de ‘patere’ richting de grote vijver, waar vroeger de meeste padden hun eiersnoeren kwamen afzetten met als gevolg, dat de padden uit de omgeving allemaal over de smalle asfaltweg naar het klooster hun geboortewater opzochten en jarenlang daar half maart, begin april, wanneer de nachttemperaturen boven de 6 graden Celsius komen, met behulp van plastic afzettingen en ingegraven emmers, overgezet moesten worden. Dat probleem is nu opgelost, doordat aan de andere kant van die weg eerst een nieuwe paddenpoel en later nog heel wat nieuwe waterbekkens zijn gegraven of van nature ontstaan tussen de bosrand en de Geleen in het natte weiland. Een prachtig stukje nieuwe natuur!


Foto: De watermolen van Heer Jansgeleen.

Maar de wandeling volgt de noordoever van de Geleen richting tennisbanen en St. Jansmolen, waarvan Sjo Mengelers zijn vader als laatste de molenrechten had en waarover Sjo nog heel mooie verhalen kan vertellen aan wie hem treft ‘int turrep’. We passeren eerst het fossiele hek van de kloostertuin, totaal verruïneerd, want functieloos al tientallen jaren. De rododendrons bloeien paars in de kloostertuin. Deze op- en afgaande route met een mooie vlakke en brede uitloop uit het bos richting watermolen is veel mooier dan het kale en modderige schouwpad direct langs het riviertje. “Moorheide” zo vertelt onze gids IVN-geoloog Lei Nelissen heet het gebied direct buiten de kloostertuin tot aan de tennisbanen en ook hogerop de helling. “De bedoeling is dat dit de aanduiding is van een droog terrein met woeste begroeiing”, legt hij uit. Ik kan niet nalaten mij daarover te verbazen, want ik associeer ‘moor’ met moeras en zompigheid, maar ik kan geen toelichting elders vinden van deze naam, ook niet via googlen. Maar deel 7 van Der Grosse Duden, het Herkunftswörterbuch laat zien dat vanuit het Duits geredeneerd het woord ‘Moor’ moeras en drassigheid betekent, terwijl vanuit het Engels gezien ‘Moor’ slaat op het typisch Britse landschap van de ‘Moors’: droge en woeste heidelandschappen met rotsblokken. Het bos verandert aan onze rechterhand van loofbos met veel beuken in een dennenbos. “Bedoeld als steunhout in de pijlers van de Limburgse mijnen”, licht de gids toe, “omdat dennebomenhout veel eerder begint te kraken als waarschuwing bij toenemende druk en instortingsgevaar.

Voordat we het bos verlaten, maken we een slingertje naar rechts en bevinden ons aan de voet van een zogenaamde zandberg, een primitieve groeve, waar buurtbewoners en anderen vaak grind of wit mioceen foemelezand, betere naam: zilverzand, kwamen halen en generaties kinderen heel wat gespeeld hebben in het losse materiaal. Het zand komt uit het Mioceen, en geologische periode van ruwweg 5 miljoen tot 25 miljoen jaar geleden. Neerland lag op de aardbol toen al op zijn huidige plek maar voor het grootste deel onder de zeespiegel. Limburg vormde de kustvlakte of schiervlakte van die zee en vandaar ook de afzetting van het zilverzand. Door de zee achtergelaten. Google de term mioceen en kies voor de naturalis-pagina om meer te lezen. We zitten op oude boomstammen onder aan de zandberg, gerieflijk, maar ugge, ugge, ugge het stikt er van de bloeddorstige mugge. Ik sla er twee plat, maar wordt door twee lagen textiel heen toch in mijn zijkant gestoken en op mijn linkerhand. Drie dagen flinke jeuk! Maar het verhaal van de gids met de bijbehorende kaarten is interessant genoeg. Over de grillige loop van de Oermaas door Zuid-Limburg, waarbij de bedding steeds van oost naar west opschoof, omdat de bodem in het oosten behoorlijk omhoog kwam. De Oermaas sloeg bij het huidige Wezet of Visé af naar het oosten, stroomde door Kerkrade naar Düren en kwam daar in de 0errijn. Ook de Moezel (Latijnse naam Mosella dwz kleine Maas) kwam in de Maas uit, maar dan zijn we al in het Pleistoceen, veel later. De regenrivier Maas trok verschillende beddingen door Zuid-Limburg en daarom, aldus Nelissen spreken we liever van een (Maas)terrassenlandschap dan van een heuvelland. Veel steile hellingen zijn eigenlijk hoge oevers van de Maas geweest.

We lopen achter langs de watermolen, passeren links enkele dikke bomen, waarvan de stammen ooit hoog afknapten in een storm. De dode stammen staan nu rechtovereind, bezaaid met elfenbankzwammen. Hier komen we vlak langs het riviertje op het punt waar de oude oeverranden zijn verwijderd en de stroom weer mocht meanderen of kronkelen. Een prachtig gezicht met de aloude Biezenhof op de achtergrond. Een oude boerenhoeve, die ooit in de Duitse (ridder)Orde terecht kwam als dependance (onder de naam Commanderij De Kleine Biesen) van het indrukwekkende Alde Biesen-complex bij Bilzen aan de andere kant van de Maas in België en diende als opleidingshuis voor jonge ridders. Dat alles speelde zich af in de Hoge Middeleeuwen tussen 1259 en 1468, toen de carré-hoeve zijn militaire functie verloor en verder ging als pachthoeve. Twee dingen nog: hier onder in het dal: door de vondst van een molensteen vermoedt men dat er langs de Geleen in deze buurt nog een tweede watermolen heeft gelegen afgezien van de St. Jansmolen. Ook zijn hier resten van pottenbakkersovens gevonden tijdens werkzaamheden bij wegverbreding. Het is niet duidelijk of deze vondsten onder het verdrag van Malta voldoende gedocumenteerd zijn en op jaartal gebracht. Wikipedia brengt een uitgebreide geschiedenis van het roemruchte kasteel Heer Jansgeleen,


Foto: de Voorhof van Heer JansGeleen; het eigenlijke huis is gesloopt.

dat helaas in het decennium voor de Tweede Wereldoorlog werd afgebroken en waarvan nauwelijks meer ergens een foto of een tekening te vinden is. Fundamenten en een klein stukje muur is alles wat ons gebleven is van dit historische bouwwerk, dat door spoorwegaanleg, mijnverzakkingen en desinteresse jammerlijk aan zijn eind gekomen is.

Het dal, waardoor we nu lopen, mag dat ook met recht een historische plek genoemd worden, maar we gaan nu omhoog de Pepelsberg bij Sweikhuizen op. Steil omhoog wel te verstaan naar een uitzichtspunt of Belvedère



Foto: het uitzicht vanf de pepelsberg bij Sweijkhuizen

, in orde gemaakt door het kappen van berken door de stichting IKL uit Roermond (Instandhouding Kleine Landschapselementen). Deze club is sowieso bezig om geologische, archeologische en historische elementen in het landschap rond Spaubeek, weer voor iedereen zichtbaar te maken en zo het ‘Aardig rondje Spaubeek’ mogelijk te maken. Dat is het vervolg van deze wandeling, die binnenkort veel beter beschreven zal worden dan hier in een apart boekje. Zichtbaar gemaakt wordt ook bv een kampje van oeroude rendierjagers bovenop het Maasterras in deze buurt en een vindplaats van vuursteen. Tenslotte ook een oude grenssteen tussen Spaubeek en Schinnen.


Foto: Een prehistorisch stenen bijltje, een dito potscherf en vuursteen. Het ligt in Limburg voor het oprapen.

Daarover horen we tijdens onze wandeling niets, al worden op een picknicktafel bovenop de Pepelsberg door onze gids Lei wel een vuurstenen bijltje, een potscherf uit de Middeleeuwen, een stuk vuursteen en een fossiele zeeëgel uitgestald en uitvoerig becommentarieerd. De Pepelsberg, een met löss overdekte zilverzandbult als restant van een Mioceen zeestrand van 20 miljoen jaar geleden, is eigendom van Natuurmonumenten. Die organisatie is betrokken bij het opnieuw beplanten van de westflanken van de berg met pruimenboompjes, waaraan binnen enkele jaren de Sweikhuizer ´rengelaote´ moeten groeien. Deze dialektnaam is een verbastering van het oorspronkelijke franse Reine Claudes. De teelt van deze heerlijke zoete steenvruchten dateert uit de jaren twintig van de negentiende eeuw, maar raakte in de versukkeling. Nu is er nieuw elan. Lei Nelissen verklaart de plaatsnaam Sweikhuizen uit Sweiga, een oud woord voor veehof voor runderen. Het enige Limburgse bergdorp gaat terug tot 1200, het mooie klerkje dateert uit 1739 en de bekendste pastoor in deze kerk heette Mielke Thissen (zaliger), een pittige, maar sympathieke zielenherder van de oude stempel.

We trekken over de Pepelsberg heen en dalen aan de andere kant weer af door de beukensectie van het Stammenderbos. We passeren een touw met een strop, afhangend van een boomtak. De strop hangt zo laag, dat ze enkel geschikt is als speeltuig voor de jeugd. Gelukkig geen restant van een ophanging. Beneden komen we langs de Spaubeker zandberg, vlak bij de asfaltweg, die Spaubeek en Schinnen verbindt langs kasteel Terborg. Opnieuw een historische adellijke woning, waarvan alleen de voorhof bewaard is gebleven.


Foto: Zilverzand op de zandberg in het Stammenderbos in Schinnen

Halverwege de Spaubeker Zandberg, twintig meter de helling op heeft Lei Nelissen een stukje zilverzandafzetting vrijgemaakt door löss en Maasgrind weg te graven. Dit is dus het spul, waaraan Spaubeek en Schinnen enorme gaten in het centrale plateau te danken heeft. De groeves die jarenlang als huisvuilstort gebruikt werden en waarmee nu iets moois gedaan moet worden ter inpassing in een prachtig oorspronkelijk landschap.


Foto: De Annakapel in Oude Kerk


We zwaaien af naar de Anna-kapel door een vochtig stukje bos linksaf even voorbij de bebouwing rechts. Dit is de plek van de oorspronkelijke parochiekerk van Spaubeek, toen het nog Oude Kerk heette. Ook weer een heel historisch verhaal. De kapel is mooi gerestaureerd en omgeven door grote blokken van verschillende steensoorten, zoals die in de directe omgeving gevonden worden. Een keientuin, zogezegd, en ook daar krijgen we een mooi verhaal over. Dan is het nog ongeveer honderd meter en dn staan we weer bij het junglestationnetje. Hopelijk krijgt Nelissen zijn ‘Aardig Rondje Spaubeek’ snel op papier met alle bijzonderheden. Dan is dit voorproefje niet meer nodig.


Foto: Oude Kerk

BUNTER

Geen opmerkingen: