vrijdag 17 mei 2013

De Waerelt volgens Bunter XXXVI

De allereerste lenteboden in de eerste (1) week van januari 2013. Een zoekplaatje: het is geel, ziet er uit als een knopje en er is ook een lichtgroen blaadje bij. Foto BUNTER


Voila: de oplossing: een bloemknopje van Winteraconietje, beschermd door rozemarijnblaadjes. Foto BUNTER




Lente. Lengte Verlengen
 maar ook Langzaam, en
 langer worden en duren 

  Elk blogjaar tot nu toe heb ik vroeg in het nieuwe jaar een lentestukje op deze blog gezet. Ik ga altijd op zoek naar de eerste lentesporen in de natuur en beschrijf ze. Meestal zijn dat bloemetjes en plantjes die menigeen voor onkruid houdt en geen blik waardig keurt.
 Dit jaar wil ik eerst de ’lente’ als woord aftasten. Want wat is dat niet voor een raar woord: lente? In het Frans betekent het woord lent, vrouwelijke vorm lente, langzaam, traag en het zelfde geldt voor het klassieke Latijn: lentus. Une lente is ook een neet of luizenei in het Frans, maar alleen in het Nederlands is een associatief bruggetje naar langzaam en traag te maken, want in een luizenleven is geen plek voor stress, gaat alles van een leien dakje en is het leven heerlijk traag. De letter ‘t’ hoor je in het Frans alleen, als er een e achteraan staat, zoals in ‘lente’.
Voor zover het woordgeslacht in het Nederlands nog relevant is: lente is een vrouwelijk woord, maar Van Dale zet achter het v’tje gelijk (m). Dat is: vrouwelijk of mannelijk, maakt niks uit. Normaal zet ik een Nederlands woord meten om in mijn moedertaal, het Maastrichtse, plaats het lidwoord een erbij en ik hoor onmiddellijk welk geslacht het woord oorspronkelijk had. Voorbeeld: un vrow, unne maan, u keend. Nu is ‘lente’ geen Maastrichts woord, omdat de voorkeur wordt gegeven aan veurjaor of vreugjaor. In een betekenis van ‘lente’ is het geslacht wel meteen duidelijk: een lente – zo meldt Van Dale – is ook een luie vrouw en bij die betekenis hoort ook het werkwoord ‘lenteren’ als in talmen, dralen je tijd verbeuzelen. En nou komt het:
Ik vind dat de lente in het jaar onzes heren 2013 een echte lente is geweest, die verschrikkelijk gelenterd heeft en eigenlijk nu pas een klein beetje op gang is gekomen. Daarom heeft het ook zo lang geduurd, voordat ik aan deze bloglentezang kon toekomen. Want hoeveel weken hebben we niet die smerige noorden- en noordoostenwind gehad, rechtstreeks blazend uit het noordpoolgebied, de omgeving van Nova Zembla, met een hoog Beaufortcijfer, zodat mijn buitenthermometer wel keurig 2 of 3 of 4 graden boven nul aanwees, maar de gevoelstemperatuur zeker min acht of min tien was. Dagenlang!  En het ergste nog: in de eerste week van maart hadden we een of twee dagen met temperaturen rond de vijftien, zestien graden en heelmaal gen snijdende wind meer. In het bijzonder mijn drie nieuwe hortensia’s en mijn boompioen hebben toen hun knoppen tot net voor het barsten laten opzwellen.
 En toen kwamen nog zeker twee of drie vreselijke sneeuwdagen met een deken van tien, vijftien centimeter en daar gingen mijn knoppen naar de knoppen. Alle knopleven aan mijn jonge hortensiatakken in voor- en achtertuin drooggevroren en tot stof tussen mijn angstig voelende vingers uiteengeruizeld. De lentefee liet haar mooie beloftenvolle snoetje in mijn tuin zien, maar ze bleek een lente fee, een domme lente, die zich door koning Winter m,et een dikke sneeuwlaag en door bully Boreas telkens weer liet verjagen. Hoe is dat toch te rijmen met de opwarming van de aarde en het ieder jaar verder smelten van de ijskappen op de polen. Vooral de Noordpool komt elk jaar dichter bij open zee. Uiteindelijk heb ik ontdekt, dat bij alle drie mijn in november geplante hortensia’s de grondknoppen wel in pracht jong groen blad zijn uitgebarsten. Er is nog botanisch leven! Hoera. Nu is het zaak de slakken uit de buurt te houden.
Er zijn woordafleidkundigen (etymologen, mag ook, hoor), die het woord ‘lente’ familie maken van ‘lengte’ en ook ‘lang’, omdat op weg naar de heerlijke lente, waarop we dit jaar zo naar gesmacht hebben, de dagen langer worden. Als de dagen lengen, gaat de winter strengen, luidt de weerspreuk en die is dit jaar maar al te waar gebleken. De dagen kunnen lengen tot ze een ons wegen, als de drukverdeling om ons heen zodanig is dat de deur naar de Noordpool op een zo’n grote kier staat dat een ijskoude tocht onze kant op komt, dan kan zelfs een steeds hoger aan de horizon stijgende zon machteloos en krachteloos blijken. Als je hevig zit te wachten op iets, gaat de tijd enorm traag. Als je net als ik in maart, wacht op het groen worden van dode knoppen in een ijskoude wind, dan worden seconden minuten, minuten uren, uren dagen, dagen weken, weken maanden en een maand kan je wel een heel jaar toeschijnen, voordat de kou uit je tuin wordt weggeblazen door een zoele zuidwestenwind.
  Daarom snel naar mijn heerlijke onkruid, mijn woekeraars voor en achter mijn stulpje in het geweldige dorp S.  Hier komen al mijn plantaardige schatjes op een rij met een klein tekstje toegezongen.
Wie is altijd de allereerste in mijn tuin met kleine felgele gouden bolletjes vlakboven de vaak nog bevroren grond? Juist, de Winteraconiet/ Eranthis hiemalis. Al op 5 januari op 3 plekjes in de voortuin, ja, toen we nog dachten dat de winter snel zijn biezen zou pakken, omdat we de erste knopjes normaal in de derde week van januari zichtbaar zijn. (Zie de foto's helemaal boven dit verhaal) Wat een smartelijke misrekening, achteraf.
En door alle sneeuwbuien van februari en maart heen zien we pas op 23 april de Primula veris/Gulden Sleutelbloem haar goudgele bloemtuilen helemaal ontvouwen.
Vaak al eind maart, maar nu en maand later en nog wel op een plekje langs een koude buitenmuur op het noorden, maar waarschijnlijk wel uit de wind!! 
De Gulden sleutelbloem of Primula veris. Dit is mijn mooiste exemplaar. Foto BUNTER

Ik heb nu ook als gast de Stengelloze Sleutelbloem (Primula vulgaris). En gekregen van zeer goede vrienden en village een pol Slanke Sleutelbloem (Primula elatior). Ik hoop dat ze gaan kruisen, maar ik denk het niet, want daarover heb ik nog nooit iets gelezen. \Sterk genetisch gesepareerde soorten, maar wel close familie, niet dan?. Uitzaaien dan maar, die vorstkiemers.

Holwortel, ver familie van de klaproos, echt mijn tuinlieveling, omdat C. cava zich zo thuisvoelt hier en bij mijn mieren, dat de hele tuin wordt gekoloniseerd. Foto BUNTER


Corydalis cava, door de week Holwortel. Een pijnljke naam voor mensen met aambeien, maar de wortelstok is nu een maal zo groot als een soms forse, holle kastanje. Nichtje van de papaver en een van mijn favoriete paarstintige bloemtrosjes in veel kleurvariaties. Hun zaden worden door de tuin gesleept door mijn mieren, want er zit een lekker randje mierenbrood (elaiosoom) aan. Ik heb dit jaar weer drie nieuwe exemplaren van Holwortel in mijn tuin gevonden. Bedankt, lieve mieren!

Hortensia, de lichte groene bladspruiten, dichtbij de grond, daar leeft mijn Hortensia. Verborgen schoonheid en harmonie of om met Mario Cavaradossi in Puccini's Tosca te spreken: Recondita harmonia di bellezze diverse! Ik hoop dat deze botanische beauty niet lang meer verborgen blijft! Foto BUNTER

En hier zie je mijn Hortensia-onderduikers, lichtgroen in de lente opgedoken vanonder de leem, beneden tussen halfdode takken.

Muskuskruid boven en onder in Hülle und Fülle. Onder zijn de bloemkubusjes iets beter van dichtbij te zien. Bellezza! Foto BUNTER

Roemloos (Adoxa) is de voornaam van Muskuskruid. In elke holleweg in Zuid-Limburg op de leem te vinden en dus ook in mijn tuin. Roemloos is een domme naam. Dit is een uniek plantje. Het heeft vijf bloemetjes op en steeltje, gerangschikt in de vorm van een klein doosje, een kubusje. Er zijn nauwelijkes bloeiers die dat ook kunnen!
Welkom bij mijn familie Lunaria of Judaspenning. De Nederlandse naam is beledigend. Lunaria heeft niets met nieuwtestamentisch bloedgeld te maken, maar de hauw of vruchtdoos lijkt wel op een zilverwitte maanschijf, vandaar de mooie Latijnse naam. Aangenaam: de onderste twee foto's zijn van de wilde, overblijvende Lunaria, zachtpaars. Daarboven de witte variant van de tuinvorm en daarboven weer de fraaie paarse van L. annua.of biennis. Foto BUNTER.  .



Stralend wit en fraai paars zijn mijn Judaspenningen, die Tuinjudaspenningen heten. Lunaria annua zegt de deftige flora, vroeger ‘biennis’. 
Misschien omdat er exemplaren zijn die in een jaar tot bloei kunnen komen, maar het gros in mijn tuin doet er twee jaar over en is dus ook door die lange winter gekomen. En sinds verleden jaar is er op een opvallende plek de Wilde Judaspenning bijgekomen. Zachtpaars van kleur met een dichtere bloemtros en: vaste plant, ooit gezaaid, verdwenen en nu na 20-30 jaar weer terug. Een wonderlijke plant uit de zaadbank.

Daslook, overal in mijn tuin de vrolijke witte pluutjes van dit inheems lelietje. Heerlijk in de soep! Foto BUNTER.
 Daslook, een prachtig bloeiend en fris uiïg ruikend uitje, geëxplodeerd en opgerukt in mijn tuin als de troepen van Alexander de Grote, tussen Macedonië en India. Van de jonge blaadjes van dit geurige inheemse leliegewasje brouwen ze in Duitsland in de lentetijd een heerlijk voorjaarssoepje, waarbij de blaadjes worden meegetrokken in de bouillon en vervolgens met en staafmixer gepureerd samen met wat gekookte aardappeltjes. Pas ontdekt in de keuken van mijn lieve schoondochter.  
Lievevrouwebedstro maakt ook prachtige witte uitzaaiingen. Wat een akelig rotwoord, maar niet in de tuin. Foto BUNTER

 Lievevrouwebedstro of Waldmeister op zijn Duits. Breekt ook door, bloeit heerlijk. 

Karmozijnbes, een eerste groeipunt. Alleen de rijpe bessen zijn karmozijnrood. Dat duurt tot in augustus nog. Foto BUNTER.

De eerste groeischeut van Karmozijnbes, welkom in de Middeleeuwse kloostertuin, waar monniken het paarsrode sap van deze bessen gebruikten om hun wijn bij te kleuren.
Onderbroekrose, moeilijk op kleur te krijgen deze foto, opnieuw een verborgen schoonheid met klokjes, gewoon tussen wat brutalere groeisels. Foto BUNTER

 En tenslotte de clochards van mijn tuin aan de hand van ijverige mieren: wilde hyacintjes in klein donkerblauw, sneeuwroem, witte, hangende klokjes, grote fletsblauwen (Blue Bells), en ook onderbroekrosen, bijna de laatsten die zich ontdekken laten, als je weet waar ze zich ophouden, zo verlegen.
Ik sta op het punt mijn nedrigste tuinkostgangers te vergeten. De intens donkerpaarse Maartse viooltjes, Viola odorata, die dit jaar Aprilse viooltjes genoemd moeten worden, zo afschuwlijk laat waren ze door die kou. Tenslotte: Voor het eerst in jaren gaan twee Alpenlelies in mijn achtertuin bloeien. Ik heb en stuk of vier felrode leliehaantjes van de onderkant van de blaadjes afgevangen en doodgeknepen en vervolgens op drie vier verschillende plekjes, ook aan de onderkant van de blaadjes hun felrood eilegsel platgedrukt en weggeveegd.
 Het klinkt onmenselijk, maar het moest, want de larven van deze kever hebben zeker al tien jaar elke lente huisgehouden op de twee plekken, waar mijn lelies proberen te overleven. Dankzij mijn waakzaamheid die tot de bloei zal voortduren, zijn de lelies niet voor hun bloei afgevreten door knagende monstertjes, die zich als afweer in hun eigen stront hullen om zo onsmakelijk voor het vogelvolk te worden. Dit keer was ik er eindelijk op tijd bij! Geen: “ik ween om bloemen in den knop gebroken en voor de uchtend van haar bloei vergaan…. enz”      
Jaha en als je dat allemaal uit de grond getuurd hebt, dan is het echt langzaam toch lente geworden. Hoera!
 Bunter

Geen opmerkingen: