zaterdag 24 januari 2009

Chinees dagboek, deel XIX


Chinees dagboek, deel XIX

(zhōng)(guó) ()()()(shí)(jiǔ)()(fen)



Met Bunter op weg naar Beijing! XIX


Het stinkt erg

naar ranzige boter

in het klooster

二〇〇六年五月五四日星期五

Vrijdag 5 mei 2006, Xiahe, Gansu, China, 21.45 uur, zelfde hotel

Onze eerste actieve dag in Xiahe op 3045 meter hoogte zit erop. De duizeligheid is weg, de kortademigheid goeddeels, maar we moeten blijven drinken om ons bloed dun te houden. Ons bloed, dat nu als een gek rode bloedlichaampjes aan het bijmaken is om het zuurstoftransport op peil te houden in deze ijlere lucht. Ine’s spijsvertering is nog steeds niet op orde of beter gezegd, opnieuw een beetje ontspoord na een copieus maal gisteravond in het piepkleine hotelrestaurantje met Ernst, Mariska,Inge, Ine en ik. Ik had teveel en Ine te vettig gegeten. Het eerste is niet zo erg als het tweede. Niettemin heerlijk geslapen in de dunne luchten om 9.40 uur naar het grote Labrangklooster vertrokken voor een rondleiding.



Onder de foto: Een stokoude monnik sjravelt langs de gebedsmolens in Labrang.



De eerste indruk is dezelfde als bij vele tempels: gouden beelden, veelkleurige doeken en flakkerende lichtjes. Onze gids is monnik ‘Gentle’, zo is de vertaling van zijn naam die in het Tibetaans Jim Pa luidt.Een vriendelijke man geheel in donkerrode lappen en kleren. In de eerste tempel van alweer een Boeddha vertelt hij ons eerst over de kleurcode van de monniksdracht. De dikke donklerrode lap is voor de winter, de roze is de zomerdracht, dunner. De gele kap wordt alleen opgezet bij bidden en zingen buiten. De orde van de Gele mutsen is de strengste B.-monniksorde: geen alcohol, geen slachten om het vlees, wel vlees eten buiten de deur, geen sex, niet trouwen enz. Het stinkt in elke ruimte waar we komen naar ranzige yakboter. Dat komt omdat yakboter de olie is waarop alle lampjes, godslichtjes en bougies branden.

De tweede tempel is die van de Wisdom B. We verstaan eerst allemaal de Western B., maar dat blijkt een vergissing. Er zijn ook monniken met rode, witte en zwarte kappen. De eersten mogen trouwen en leven met hun vrouwen in het klooster. Dan betreden we het ‘museum’ een vierkante donkere zaal met een soort voorwerpen die je bij ons in de schatkamer van een stokoude kerk zou verwachten. Alle teksten Tibetaans of Chinees.

Vervolgens de extra ranzig ruikende collectie van yakboterbeelden (vierkante taferelen), die prachtig geverfd zijn, toch deerlijk muften en om de paar jaar helmaal bederven. Elk jaar maken jonge monniken in competitie nieuwe boterbeelden. Bah. Voor het Nieuwjaarsfeest. Twee jonge Amerikaanse economen in opleiding uit Chicago en Minnesota, die al een half jaar cursussen volgen aan de Universiteit van Beijing, maar geen fok met hun ‘minor Chinese’ opschieten, omdat ze zich in hun eigen kwaaktaal proberen op te sluiten en colleges in het Engels volgen, lopen met onze toer mee en missen veel omdat ze Wybe niet verstaan die het koeterwaals van Jim Pa goed uitlegt. Zij geven me toverwoorden voor boekhandels in Beijing: xidan, xenhua, windaoko, schrijft de blonde op die kennelijk nog nooit een normale vulpen gezien heeft. In de buurt van de Uni van B. (NW van het centrum) , zegt hij, zijn goede boekhandels.



Onder de foto: Dit centrale heiligdom in Labrang heeft in de verte iets van een kerk, maar kijk ook eens naar het prachtige, achterliggende landschap.




In de matreya-tempel zitten monniken op de grond te zingen met de lunch voor hun neus: brood (wit) met slappe thee en yakkaas die eruitziet als kroepoek, bleek. In de hal van de Grote Gebedshal ( in ’85 helemaal afgefikt met alle inventaris)(dateerde van 1708, maar is weer helmaal herbouwd) zitten in een verboden ruimte zonder deur ±20 monniken te zingen op de grond met hun rug tegen de muur, twee van hen slaan met en kromme stok met een platte knop eraan op grote staande trommen, twee blazen op veehoorns en de rest zingt of slaat wat bekkens of cymbalen. We komen te laat in de Grote Hal want enkele honderden monniken komen net naar binnen en doen hun gele kammutsen af na een zangaubade buiten op de trappen. Als we daar zijn, is er niemand meer liggen er alleen alle zwarte hoge schachtschoenen van de monniken op de trappen. Niemand mag ergens foto’s maken of filmen. We doen het gewoon stiekem toch. Zonder het gezongen gebed gaan we met een brommertaxi voor 10 naar huis om te lunchen en een uurtje te slapen. ’s Middags bezoeken we en leraar/monnik in zijn huisje op het kloosterterrein aan de hand van de zoon van de hotelmanager. Wee zien de gebedskamer met boeddha’s in gouden kastjes, de binnenhof met schotelantenne, de badkamer, de primitieve banken en de zitkamer met enorme tv. Een grote ijskast heeft hij ook en een schoonmaakster. Er komen hel wat vragen over het kloosterleven van de 1800 monniken. Het B. richt zich op persoonlijke verlichting zonder via de kloosters zich als school of als ziekenhuis maatschappelijk nuttig te maken. Mijn pakkie an niet.


Onder de foto: Boeddhistische nonnen met hun korte kopjes: ze lachen altijd...



Onze dag eindigt boven de stad op een helling bij drie nonnen van 24, 34 en 30 jaar. Ze lachen veel, zijn niet verlegen, maar de impertinente vragen van Wybe schrikken hen af. Om 17.00 uur zijn we thuis voor P-nap.

Doeg, morgen naar de nomaden!!!

BUNTER


Geen opmerkingen: