dinsdag 12 mei 2009

De Waerelt volgens Bunter XXI


Deernis met de bomen:

We hebben veel te weinig

geduld met bomen,

te snel jankt de kettingzaag




“O,”, zeiden de muisjes,”wat ben jij gelukkig geweest, jij oude denneboom.”

“Ik ben helemaal niet oud!,” zei de boom, “het was toch deze winter dat ik uit het bos kwam; ik ben in mijn allerbeste jaren, ik ben alleen maar wat klein van postuur.” ( zie noot 1)

Muizen kunnen alleen met dennenbomen praten in sprookjes. En ze doen dat dan ook in het sprookje ‘De Denneboom’ van Hans Christian Andersen (Odense 1805-Kopenhagen 1875), geschreven in 1844. Het citaat komt uit een tekst, vertaald in de tijd, dat het woord ‘dennenboom’ nog niet verplicht met die belachelijke tussen-n gespeld moest worden.


Foto: H.C. Andersen in brons in Kopenhagen

Ik placht dit sprookje in donkere wintermaanden rond de Kerst voor te lezen aan mijn jongste zoon. Ook al liep het niet goed af met de dennenboom. Hij beleefde een prachtige kerstavond, helemaal opgetuigd en met cadeautjes aan zijn stam voor kinderen, werd dan naar een zolder versleept, waar hij de muizen tegenkwam. En tenslotte belandde hij, kleingekapt, in een vuur. Maar altijd bleef hij vol goede moed en hoopvol, hoewel hij dus gekapt was en geen wortels meer had. Het verhaal van Andersen is mijn voornaamste motief om vooral geen probleem te hebben met de aanschaf van een plastic kerstboom die wij sinds een jaar of vier telkens met de Kerst optuigen. Voor mij geen doodstrijd van een fijnspar in mijn eigen huiskamer elk jaar en nog wel met Kerstmis.

Basta!!

Woensdag 15 april 2009: ten oosten van mijn achtertuin hoor ik een nijdig grommend, soms hatelijk jankend geluid. Het kan niet missen: een motorzaag. En opnieuw kan dat maar èèn ding betekenen. Er wordt een boom geveld! En dat zo dichtbij! Ik rep mij door de meidoornheg, draai naar rechts en jawel hoor.



Met behulp van een hoogwerker in de vorm van een forse kraan met aan het uiteinde een bakkie, is iemand bezig de kroon van een vrij forse boom kapot te zagen. Hij is al zover gevorderd dat ik niet meer kan zien om welke soort het gaat, maar ik schat dat het om een tien, vijftien meter hoge boom gaat, die hier al in het plantsoen staat sinds wij hier kwamen wonen in 1976. De man zweeft rond met de motorzaag en amputeert de kroon van de boom stukje bij beetje, zodat er al vrij snel alleen een kale stam overblijft, die vervolgens, geheel volgens de veiligheidsregels van de boomzaag kunst, stukje voor stukje korter wordt gemaakt. Het is duidelijk: de boom moet weg, helemaal. En inderdaad, dit is geen snoeien meer, dit is helemaal kappen. De boom wordt afgezaagd, helemaal tot aan de grond. En wel door een ploeg werkers van de Algemene Bomendienst Limburg uit Heerlen/Amstenrade.



Het zo rigoureus omzagen van een boom grijpt me altijd aan. In eerste instantie komt dat door het geluid van de kettingzaag: dat nijdige gejank. Vervolgens gaan mijn gedachten naar de boom als levend wezen. Pas op, ik ben geen boomknuffelaar, geen stamomhelzer of boomfluisteraar. Voor mij is een grote, geheel uitgegroeide boom met een complete kroon een soort huis. Een boom maakte leven mogelijk in de eerste plaats door de afgifte van enorm veel zuurstof aan de atmosfeer via zijn duizenden bladeren. Vogels nestelen in een boom, eekhoorns ook, talloze insecten zijn afhankelijk van bomen. Een boom is een soort zonnestelsel op zich. Een beschermende plek op onze aarde voor heel wat levensvormen. En daar hoort de mens ook bij uiteindelijk. Wij krijgen van bomen zuurstof, schaduw, koelte, vaak vruchten en honing, prachtige kleuren in de herfst en vooral een gevoel, zo ervaar ik dat tenminste, van hoe sterk het leven kan zijn.



Ik heb foto’s gemaakt van deze onverwachte operatie en de zagers van de ABL aan gesproken. Dit is toch geen bomendienst? Waarom? “Opdracht van de gemeente”, was hun antwoord en daarom ben ik gaan informeren bij mijn gemeente. De betrokken ambtenaar kreeg ik in eerste instantie niet aan de draad, maar omdat ik mijn telefoonnummer achterliet bij de mevrouw, die me te woord stond, kon de ambtenaar mij vrij snel terugbellen en uitleggen waarom deze vrij forse boom het loodje moest leggen. “Grote boom”, zei hij, “Nee, geen Eik, maar een Suiker-esdoorn, Acer saccharum; wordt een forse boom en deze stond vrij dicht bij een huis en hij stond ook een beetje scheef. Onder die omstandigheden kunnen zware takken uit de kroon uitscheuren en vallen en schade veroorzaken. Die problemen willen we voor zijn, natuurlijk.”

Inderdaad: 37 meter hoog kan deze Noord-Amerikaanse/Canadese reus worden met een dichte kroon. De suiker-esdoorn of suiker-ahorn is de nationale boom van Canada. Zijn blad, de ‘maple leaf’, siert ook de Canadese vlag en het sap van de boom wordt ingekookt en levert de ‘maple syrup’ op. Hij kleurt elk jaar prachtig geel en rood in de herfst. Nu moet ik eerlijk zeggen: deze specifieke boom was me nog niet opgevallen, ook niet in herfstkleuren. Wat dat betreft is hij niet vergelijkbaar met de oude perenboom, verderop in het dorp die elk voorjaar besneeuwd wordt met prachtige roomwitte bloesem, zo hoog als hij is van kop tot bijna teen. Hij staat op een hoek, maar iets verder die straat in naar rechts, komend vanaf de helling staat het afgezaagde lijk van een forse Beuk, ook vlakbij een ouderenwooncomplex, uiteraard, maar hij stond er wel al wellicht meer dan honderd jaar voor de bebouwing.



Foto's: Het beukenlijk en de perenpracht vlak onder elkaar. Geen gezicht!!


Enkel de stam steekt nog een meter of acht, tien omhoog. De donkere kroon is helemaal weg en de boom is morsdood en zo staat hij al jaren langs de straat. Geen gezicht!

Alles bij elkaar genomen vind ik, dat onze cultuur en vooral onze plantsoenen- en tuinmancultuur te weinig geduld heeft met bomen. Te snel, vind ik, wordt tot kap of omzagen besloten. Er zijn landen waar je enorm grote en dikke bomen vindt die al honderden jaren ongerept op dezelfde plek staan en een prachtig decor vormen. Nu zijn dat landen, waar mensen en ook de natuur nog veel meer ruimte hebben dan in ons eigen volgepropte landje. Zoals de Verenigde Staten. Jaren geleden heb ik in de Amerikaanse staat Virginia, waar de kolonisatie van de Nieuwe Wereld in de zestiende eeuw begon, het landgoed Mount Vernon bezocht,

Foto: Mount Vernon in Virginia (VS): kijk eens naar die dikke en hoge bomen met enorme kronen.

waar Amerika’s nationale held George Washington woonde aan het einde van de achttiende eeuw tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Britten. Daar wijst men je vlakbij het huis nog bomen die door Washington zelf nog geplant zijn. Te weinig geduld met en te weinig respect voor (oude) bomen heeft Nederland en vooral de lagere Nederlandse overheid. Want het bomenleed is nog niet voorbij in het dorp. Men gaat het centrale dorpsplein, bekend als de Bongerd, zeg maar de boomgaard, een opknapbeurt geven en dat houdt ondermeer in, dat 16, schrijve zestien, van de 24 jonge witbloeiende kastanjebomen omgezaagd en verwijderd zullen worden.


Foto's: Deze moeten allemaal om! Bah!!!

Er blijven er maar acht staan en dat terwijl deze in het voorjaar prachtig bloeiende bomen pas een paar jaar geleden geplant zijn. Wat zonde!



Foto: A. psudoplatanus gaat op een kleine reis

Foto: Daar staat-ie dan, de nieuwe A. pseudoplatanus

Bij wijze van klein protest tegen het omzagen van de Suikeresdoorn en groot en fel protest tegen het omzagen van de zestien kastanjebomen op de Bongerd, ben ik zelf symbolisch in actie gekomen. Ik heb afgelopen maandagmorgen in de plenzende regen een Esdoorn-zaailing van de soort Acer pseudoplatanus – de gewone Esdoorn, zeg maar – uitgegraven bij mijn meidoornheg en geplant op de plek, waar Acer saccharum stond en die nu gemarkeerd wordt door een dikke laag versnipperd hout van het slachtoffer. Ik hoop dat deze zaailing mag uitgroeien tot een mooie boom.

Laat bomen staan, zo lang mogelijk, is mijn hartenkreet!

BUNTER

(1) Citaat uit ‘De Denneboom’ van Hans Christian Andersen (Odense 1805-Kopenhagen 1875), 1844, Sprookjes en vertellingen, volledige uitgave, geïllustreerd door Lidia Postma, Van Holkema & Warendorf, Bussum, negende druk, speciale uitgave, vertaling dr. W. van Eeden, copyright 1975 Ned. Vertaling, blz 285, 12e regel van boven.

Geen opmerkingen: