zondag 17 augustus 2008

De Waerelt volgens Bunter II

Dag, Vrouwe Zomer

Adieu, Madame l’Été

再(zài)见(jiàn),夏(xià)季(jì) 女(nǚ)士(shì)


Welkom nieuw leven!

Alles wat ik van je verwachtte, heb je me niet gebracht. Nog geen week aaneen lekker warm buitenweer tot na middernacht. Twee hele avonden bracht ik lezende onder mijn tuinlantaarn door tot bij half twaalf. Daar moest ik het mee doen.
Een invasie van slakken in diverse soorten, die mijn tuin in aanleg vrijwel kaal slijmden, bracht je ongewisse nattigheid en broeierigheid. Voor het eerst in mijn leven moest ik naar echt landbouwgif grijpen, omdat die buikschuivers immuun werden tegen de ecokorrels. Mollen drongen ook binnen, maar ze zijn gelukkig niet gebleven. Na een losse hoop of tien werd het stil en bewoog de aarde niet meer. Afgenokt want botsgelopen tegen de nieuwe bestrating, hoop ik.
Tollen
Dag dag, madam. Werkweer heb je gebracht in wat de mooiste zomer van mijn zestigjarig leven had moeten worden. Mijn eerste echt vrije. In veel tuinen om me heen zoemden de apparaten, snerpten de steenslijpers en de tollen. Hamerden de klauwkoppen, jankten de boomzagen, vraten de grasmaaiers. Zelfs op een enkele weelderige zaterdagmiddag en op zondagen die hun naam probeerden eer aan te doen. Elektrische geluiden in zomerstilte: ze zijn me een gruwel, Vrouwe Zomer, waarom heb je niet iedereen terneergeslagen in paradijselijke hitte? Waarom moest de waerelt weer in vlijt ten onder gaan, ten koste van mijn boek, mijn krantenkaternen, mijn hazenslaapje, mijn kringelende cohiba?
Zwoele
Waar waren jouw zwoele nachten, Vrouwe Zomer. Hoe vaak kon ik poedelnaakt inslapen bovenop mijn dekbed? Nooit! Wat zeurt toch Gore Jan en Al-leman over opwarming van het klimaat? Meer dan verandering, verschuiving en wel verslechtering is het niet. Er doemen tornado’s op op plekken waar ze in eeuwen niet zijn geweest. Het lijkt wel of we enkel de natte winters van de tropen krijgen.
Grondmist
Ach, Heer Zon, jij doet ook al niet mee. Vandaag de dag zak je al om vijf voor negen weg en laat ons achter met grondmist, nevel en nachttemperaturen van misschien acht graden. Vrouwe Zomer is in haar overgang en wordt frigide. Ze huivert, omdat ze nooit zwoel is geworden. Kil wordt het alweer ’s avonds in huis. Terug vlucht je, heer Zon over de evenaar om Zuid-Afrika, India, Australië en Zuid-Amerika te gaan opwarmen. Je hebt niet je best gedaan dit jaar. Vertrek, maar, lauwe lafaard. Wij zitten de ambtsperiodes van de IJzeren hertog Herfst en zijne Donkere Dufheid meester Winter wel uit. Er zijn al genoeg planten om me heen die zich hebben teruggetrokken in wortelpruiken, wortelstokken, bolletjes, vlezige rhizomen en verstopte uitlopers, terwijl bovengrondse rozetten, aren en bloeistengels verdord erbij staan vol rijp zaad.
Oordoppen
Elektrisch geluid en het snerpende ritme van metaal op metaal uit de oordoppen van jongelui in trein en bus gaan me rechtstreeks op de wekker. Mijn oren zwenken rond in de coupé totdat ik zeker weet dat er niet een of andere breindode aankomende doofheid zijn lappen weer zit vol te schetteren met gebarsten, krakende cimbalen of elektrisch opgefokt gitaargejank en boos gerap. Herrie die overstroomt, de ruimte vervuilt en daarbij iedereen het te hoge tempo van haar hormoongeteisterde hartslag wil opdringen. Ik pik het nooit!
Want ik ben niet zo opgetrokken als mijn kleindochter Sofia Arelis in Leiden. Zij wordt verschoond en afgedroogd en uit- en aangetuddeld, terwijl de elektrisch haardroger ruist en van ver een stroom lauwe lucht naar haar kleine, bibberende lijfje stuurt. In plaats van met uithalen klaaglijk te schreien, vindt ze nu het gefoemel leuk, is rustig en kraait zelfs onder zorgende handen.


Sofia Arelis




Oogstmaan

En daarom, Vrouwe Zomer, ben ik toch niet oncontent, wil ik niet langer donderjagen en klagen.
Zoals frisse meid Lente mij Stella Josefine bracht in de armen van moeder Marleen en vader Jeroen, zo bracht jij me Sofia Arelis aan de borst van moeder Floor en in de grote bewondering van vader Eduardo. Ik ben heel blij met je, Vrouwe Zomer, en natuurlijk ook met jou, meid Lente. Wat zeur ik over weer en wind, over regen en temperatuur. Laat het toch hozen en waaien en kraken van donder en flitsen van bliksem. Laat de volle oogstmaan toch verduisteren, zoals nu gebeurt aan de hemel. Allemaal is het mij om het even, zolang mijn nieuwe schatten groeien en bloeien en hun ouders gelukkig zijn. Ik wens niet meer. Misschien nog een paar interessante boeken: dan heb je helemaal geen kind meer aan me! Dag Floddermadame Zomer; welkom nieuw leven!
Bunter

Geen opmerkingen: