donderdag 28 augustus 2008

De Waerelt volgens Bunter IV











Pindaros


Olampische Spelen


“Dat het iemand goed gaat, is de eerste prijs; een goede naam is het tweede lot; maar de man die beide treft en grijpt, heeft de hoogste krans gewonnen”. Zo besluit de Olympische zegedichter Pindaros ongeveer in het jaar 470 voor Christus zijn eerste Pythische ode aan Hiëro. Dat was de machthebber van Syracuse op Sicilië, die dat jaar met zijn vierspan de wagenrennen gewonnen had in Delphi op de Pythische Spelen. Die spelen waren vergelijkbaar met de oude, klassieke Olympische Spelen iets zuidelijker in het Griekse Olympia op de Peloponnesus. Pindarus zingt als oude dichter de lof van de winnaar, maar maakt aan het eind van zijn lofdicht heel duidelijk, dat succes in de sport allerminst het belangrijkste is in het leven.

Pindaros stond zoveel dichter bij de oorsprong van de echt Olympische Spelen in Griekenland, waarvan men aanneemt dat ze in het jaar 776 voor Christus begonnen met één enkel onderdeel: de stadionloop oftewel een loopwedstrijd over 192 meter.



Tot het jaar 724 bleef dat het enige onderdeel en toen breidde men langzaam uit met andere sporten. Verdubbeling van de loopafstand, lange afstandslopen, wagenrennen, boksen, worstelen, vijfkamp en rennen in volle wapenrusting.

Ik ben het met de oude Pindarus wel een beetje veel eens. Je kunt nog zo’n goede racer zijn en nog zo’n krachtig heerser: je moet toch iets maken van je leven en je vooral netjes gedragen.

Vorige week doofde de Olympische vlam in北京. De vlam van de Olympische hype.

-------------------

Op deze foto het prachtige, simpele stadion van Olympia: een keer op en een keer terug rennen. Daar is het mee begonnen.

--------------------

Eigenlijk zijn er geen spelen meer. Er is enkel bloedfanatieke concurrentie. Voor mij had de openingsceremonie van vrijdag die achtste augustus in het Vogelnest nooit hoeven stoppen of had voor mij elke dag opnieuw mogen beginnen tot aan de sluiting. Dan waren het voor mij echt Spelen geweest.

Ik walg een beetje van al dat fanatieke gewurm en gespring en gehol en gedraaf om maar vooral uit te maken wie de beste van de hele wereld is. De waerelt schiet er niets mee op, want de vreugde over één overwinning valt totaal weg tegen al die frustraties van al die verliezers, die huilen, knarsetanden, zich wanhopig voelen. Wat is er de zin van om één persoon tot ‘beste’ uit te roepen? De beste zijn betekent automatisch dat een hele hoop mensen ‘minder goed’ zouden zijn. Of zelfs ‘slecht’. Ik vind dat een onverdraaglijke gedachte.

Waren de Spelen oorspronkelijk een eerbetoon bij het overlijden van een belangrijk man en zijn crematie en als zodanig ook een soort afleiding voor de rouwenden? Waren de Spelen misschien ook een vorm van militaire training door de fanatieke inwoners van Sparta, zoals per slot van rekening ook de Vierdaagse van Nijmegen ooit begonnen is als een militaire marsoefening uit de tijd dat ver nog geen pantserpersoneelsvoertuigen bestonden? Of waren de spelen een vorm van afleiding voor de immer onderling vechtende Griekse dorpen en stadstaten en werd er daarom telkens een strenge wapenstilstand afgekondigd? Persoonlijk is mij de laatste theorie het sympathiekste. Voor Nederland zijn de Olympische Spelen in 北京 vooral een succes geworden voor vrouwen in ploegverband: hockey, waterpolo, zeilen en roeien. Triomfen van samenwerking en gratie en zachte kracht zijn beter te verdragen dan keihard mannelijk vertoon van de sterksten. Sport substitueren in de plaats van oorlogen, gevechten, hinderlagen enz., dat spreekt me zeer aan, maar dan zonder dat die sport weer ontaardt in een soort verbitterde ‘wereldoorlog' om de meeste gouden, zilveren en bronzen plakken en met een vertoon van enorme shows en met intense bemoeienis van politici. Het kan simpeler, minder arrogant en minder pompeus en misschien ook met meer aandacht voor de minder bedeelden in de Derde Wereld en in de brandhaarden.

Ik zou willen dat de Spelen zich in eerste instantie tot de pure atletiek zouden beperken in één stadion, dat ze hooguit een week zouden duren en dat elke deelnemer een gouden medaille zou krijgen. Met de besparing, die het fors inkrimpen van de spelen oplevert, moet dat gemakkelijk op te brengen zijn. En al die andere sportgroepen zouden in andere landen, verspreid over het hele Olympische jaar hun eigen Spelen moeten krijgen met dezelfde formule: iedereen wint goud.

Olympische Spelen zouden ook bij voorkeur gehouden moeten worden in gebieden waar de menselijkheid het meest gevaar loopt. In Darfur, in de Gazastrook, in Bagdad of winterspelen in het grensgebergte tussen Pakistan en Afghanistan waar de Talibaanstrijders zich nog steeds verschansen. Zimbabwe, Libië, Angola, Liberia, Rwanda, Kongo en Birma of Tibet; overal moet de Olympische vlam de bloeddorstigheid en de geile heerszucht uitroken, keer op keer en alle landen van de wereld moeten daar gaan kijken en helpen.

En dan de afspraak dat tijdens Spelen nergens op de wereld de wapens mogen spreken, noch in oorlogen, noch in aanslagen of in martelkamers. Die afspraak is het belangrijkste. Landen die zich daar niet aan houden, worden in laatste instantie toch rigoureus buitengesloten, zoals Rusland en Georgië, de bezettende landen in Irak en Afghanistan. Jammer, het zouden vooralsnog hele kleine Spelen worden, ben ik bang, maar ze zouden schitteren en stralen. Per slot van rekening is het woord ‘Olympisch’ verwant aan ons doodgewone woord voor ‘lamp’. Een vredeslamp.


BUNTER


(Een verkorte versie van deze beschouwing heeft als de column ‘Uitzicht op’ op zondag 24 augustus 2008 in het Zondagsnieuws gestaan)

Bronnen: Pindarus Oden, vertaling S.L. Radt, STYX publications Groningen 1992.

Goden in het stadion, De Olympische spelen in de oudheid, Bob Spaak, Salamander Pocket no G 169, Em. Querido’s Uitgeverij N.V. Amsterdam 1964.

Geen opmerkingen: