dinsdag 3 maart 2009

De Waerelt volgens Bunter XVI


Wakker worden

in maart




Tjielp. Tsjilp. Tsiellup. Piep. Piep. Pieperdepiep. Tsssjrrrrrr.

Bom. Bom. Bom.Bom. Bom. Bom. Bom. Uurbericht van de pastoor zijn toren.

Maandagmorgen en nieuwe geluiden wringen zich door de uiterst smalle klapstand van ons slaapkamerraam.

Gekukel ver weg en heel dichtbij ochtendwater dat zich bij mijn frontale kringspier meldt.

Langzaam wordt het slaapkamergordijn lichtgroen in plaats van bruinachtig donkergroen.

Dan een helgele streep op het behang.

Ik sta op in drie aktes.

In de eerste speelt mijn rechterarm de hoofdrol.

Hij werpt het dekbed van mijn dampende tors en leden.

Ik ril.

In de tweede acte neemt mijn linkerarm het over.

Hij drukt het middenstuk van mijn bestaan omhoog tot zitstand,

waarbij mijn onderstel uit bed valt in een haakse hoek met de matras.

Ik damp nog na.

De derde acte waarin een glansrol voor mijn onderstutten, die zich dramatisch strekken.

Ik kom geheel tot stand met mijn kuiten tegen het koude bedraam.

De eerste stap al snel gevolgd door meer richting badkamer en toilet.

Daar loop ik even leeg.

Pas dan kan ik doorschakelen naar vol vermogen en gaat mijn hoofd meedoen.

Ik ga niet terug in bed.

Iets zeg me dat dat zonde zou zijn.

De tweede kamer van ons huis aan de zuidkant kost mij nog slechts enkele stappen meer.

De gordijnen zijn daar altijd helemaal open en nu straalt het glas van de ruiten.

Ik kijk en dan gebeurt het!



Goudgeel is mijn voortuin in een frisgroen buxuskader.

Honderden gele akonieten tonen hun vette stampers en stuifmeelvolle draden aan moeder zon, nog in lage stand.

Zij strijkt het licht met natte kwast overal neer voor mijn verbaasde ogen.

Wekenlang waren het kleine felgele zwavelknopjes, rillend van de kou ineengekrompen.

En kijk ze nu: helemaal open als in een grote botanische lokgroep.

Bestuif ons, asjeblieft, bestuif ons ,roepen de natte stampertjes.

Waar zijn dan die verrekte bijen, die moddervette moederhommels,

de zweefvliegen, vooruit de vliegen dan, die we moeten bepoederen?

Brommen de melige draden.






Lichtpaarse krokussen in toefjes bijeen

maken mijn maartse van Gogh compleet

samen met nog langer hangende mannenkatjes van de kronkelhazelaar.

Katjes en krokussen zwijgen.

Dat zijn niet van die marktwijven als de botergele akonieten.

Ik weet niet

Ik weet niet

Ik weet niet

Hoe snel hoe snel hoe snel

Iktandepoetsen,koponderdepomp,harenkammen, deodoranten, kleren,klerenkleren,

sokkenschoenenveters.

Boterhammenbotersmeren pienakaas,chocoprut,theetjebeetje,slurpslurpslurpkauwkauwkauwkauw,VESTJE-AAHAAN.

En naar buiten met het cameraatje.

Ik zeg Goedemorgen, maandag twee maart,

je brengt ons zon en tien graden van Celsius.

Zo vroeg al

Bedankt, hartstikke.

En dat vele licht.

Je hebt me zo ontzettend blij gemaakt.

Vanaf nu zou ik in korte broek, bermuda willen lopen

met mooie lange kousen eronder en stevige stappers

om altijd weer buiten te zijn.

Ik juich nog onbegrepen stilletjes in mezelf.

Kan het niet uitleggen :

mijn zestigste lente is gekomen

mijn zestigste lente is er

mijn zestigste lente is daar

daar is mijn zestigste lente

zie mijn zestigste lente komt

kijk mijn zestigste lente

Dit moet de dag zijn

Kan niet anders

Zo blij, dat ik Chinees ga denken:

Twoh kauwsieng ah. Zo blij!

Ik zoek verder.











Kijk eens naar mijn boompioen. Dikke vette donkerrode knoppen in beweging.

Overal zaailingen Buddleya




Eerste longkruidbloemen



Ha Ha, zoekplaatje van twee alruin-erupties: voor de fijnproever!


Daar is ook Mandragora met twee erupties. Goedemorgen, Alwijze, almachtige ALRUIN,




En helemaal achterin een groenbonte verzameling oerbloemen van het SUperStinkend


Nieskruid. Verse bladpunten van de sleutelbloemenprimula’s.

Alles staat klaar. Nu de Maartse viooltjes nog.

Ze zijn er niet, maar ze komen overal. Hoera!!



Bunter


Geen opmerkingen: