Chinees dagboek, deel X
中国 日记,第十部分
Met Bunter op weg naar Beijing! X
Met Fei Fei tussen de minderheden
二〇〇六年四月二十三日星期日天
Zondag 23 april 2006,
Ping An, een lieflijk dorpje tussen de rijstterrassen van Longji. Dat is kennelijk de naam van de streek, want geen dorp heet hier zo. We arriveerden hier zaterdag, gisteren om 14.00 uur na een rit vanaf 09.00 uur uit Yangshuo. Hier is alles rijst, rijst en paddi, paddi (sic), de terrassen als balkonnetjes tegen de berghellingen aangesmeerd tot 800 –
Foto: De terrassen van Ping An.
Er wonen hier verschillende ‘minderheden’ die alleen van elkaar verschillen door taal, eet- en feestcultuur en haardracht van de vrouwen. Het eerste deel van onze rit gaat over gewone snelwegen met af en toe in de uiterste linkerbaan een tegenligger: schijnt hier heel gewoon te zijn. Zhuang, Dong, Yao en Miao heten de minderheden. De laatste
Foto: Roze Zhuang-vrouwen met hun koffermanden.
De Zhang-vrouwen (sic) in hun kleurige hardroze jakken dragen in grote manden de koffers op hun rug naar boven. Ine gaat in een heuse Chinese draagstoel met twee hijgende en zwetende mannen, een voor, een achter. Zij heeft ook de rugzakken bovenop zich. De mannen moeten 3X rusten van het dragen, dus Ine wordt ingehaald door de simpele voetgangers. Een lege draagstoel volgt mij tot halverwege en dan geven de mannen het echt op: de pang laowai gaat het zelf halen! Ik spreek uitgebreid met het Dong-meisje Zeng (hoor: tsung) Fei Fei een Chinese bloem van negentien lentes die alles van Engels wil weten. Ze spreekt het al aardig behalve bij moeilijke zaken. Ni hao in haar taal klinkt als ‘na zhang how mi’. Wel een soort Chinees maar toch anders. We maken ’s middags een trapwandeling van 3 uur naar een naburig dorpje en lachen ons te barsten tijdens een hilarisch supper in het donker.
17.20 uur: We zitten in het vliegtuig (feiji!) naar Kunming, stad van de eeuwige lente, net opgestegen met bijna een uur vertraging. Terug naar gisteren. Net aangekomen in Ping-An kregen we een lunch op ze Chinees: veel Aubergine, nootjes en andere groentes en flintertjes kippe- en rundvlees. De aubergines zien eruit als blokjes lijkenvlees, doordrenkt van vet. Ze worden ook nauwelijks aangesproken. Na de lunch een van de merkwaardigste wandelingen ooit gemaakt: in ganzenmars over steil dalende en stijgende trappen in tegels van zwarte hardsteen die de lijnen van de rijstterrasjes volgen.
Foto: De trappen van Ping An
De trappen zijn gelukkig droog en er is weinig pratsch. Je moet heel goed uitkijken waar je je voeten zet en hebt daarom weinig gelegenheid om van het sprookjes-achtige landschap te genieten. We lopen vooral naar beneden langs de rijstranden, maar ze staan nog niet vol water en zijn nog niet beplant, want zo hoog in dit gebergte van de Zhuang-mensen is maar 1 oogst per jaar mogelijk. Ze hebben dus alle tijd. Ik loop met mijn dubbele wandelstok met vering en met tropenkap en klep op in het zonnetje en dat gaat goed. Toch is de bal van mijn linkervoet erg pijnlijk. Ik maak heel formeel kennis met Fei Fei Zeng en geef haar mijn visitekaartje (mingpian!). Ze vertelt over de begrafenisgebruiken in China, omdat we langs graven in de steile helling komen. Een graf is een holte in een berg, steil als een muur, afgesloten door een steen, gesteund door twee zuilen. Fei Fei kan de namen of de naam in drie verticale rijen karakters zo lezen en zien of het om een man of een vrouw gaat en hoe oud hij/zij is geworden. Als ze in detail gaat hoor je pas goed hoe slecht haar Engels is en hoe lapidair Chinees haar zinnen. Maar Fei fei wil meer en beter Engels gaan leren. Ze kan in elk geval charmant communiceren met volslagen vreemdelingen. Ze draagt het zuurstokroze jakje van de streek. Het landschap is moeilijk te omschrijven. We lopen langs zg. hoogtelijnpaadjes langs poepsteile hellingen en alle huizenbouw is in hout.
Af en toe passeren we huizen waarvan de straatkant altijd open is en bedoeld is als ‘bedoening’. Mensen groeten vriendelijk. We zien een kweekbak voor vis, we ontmoeten bordurende vrouwtjes, werkend aan de tasjes voor de agressieve verkoop of de kapjes voor jongens. We zien ook vrouwen (4) en een man bij elkaar zitten en theeblaadjes plukken van van theestruiken afgesneden takken. Ik mag een blaadje meenemen voor mijn verzameling botanica. (Kèyi?) Fei fei laat ons ook een kartonnen bakje zien met een laag boombladeren, waarop zijderupsen (?) of gewone andere rupsen zich bewegen, als speelgoed voor de kinderen. Zij beweert dat het om silk-catterpillars gaat (of: silkworms’, dacht ik. We zien ook dat een dik varken op een soort draagbaar door twee mannen naar boven wordt gedragen. Het dier ligt vastgebonden op ze rug en er loopt een vrouwtje bij dat steeds roept (volgens Fei) dat ze het beest moeten omkeren op zijn buik.
22.55 uur Chuanho Hotel alias Shipping Hotel, alias Steamboat Hotel, 499
Bunter
Toelichting:
Een korte toelichting op deze lange aflevering van mijn Chinese avonturen in 2006.
In de eerste plaats de naam Ping An van het rijstterrassendorp dat we aandeden. Ik heb een opschrift gevonden op Internet waarop de beide karakters van deze mooie naam te vinden zijn. Het gaat om het derde en vierde karakter van de regel: 平安. Piehieng, zo uitgesproken vanwege de tweede, stijgtoon, betekent kalmte, rust, kalm zijn, in evenwicht zijn, maar ook wegen en vlak, plat. Het karakter wordt vaak gezien als en tekeningetje van een weegschaal, exact in balans. An (‘Aan’ met een helderhoge lange klinker, graag) betekent vrede, vredig, ontspannen, op je gemak. En in het karakter zien we aan de bovenkant een dak van een huis met een kleine schoorsteen erop en daaronder het basiskarakter dat ‘vrouw’ betekent. Voor Chinese mensen is een vrouw in huis dus aanleiding om zich op hun gemak te voelen, zou je kunnen concluderen op het eerste gezicht. Je zou deze plaatsnaam kunnen vertalen met ‘Kalme vrede’. Mijn Chinees-Nederlands woordenboek van dr. Naizheng Du zegt: ‘vredig en behouden, veilig en wel, gezond en wel’. Een dergelijke naam, ik weet niet hoe oud hij is, moet lange, lange tijd een geweldig ideaal zijn geweest op het Chinese platteland. Als we bedenken wat voor een verschrikkelijke ellende de afgelopen 150 jaar de Chinese bevolking en vooral de boeren getroffen heeft door koloniale oorlogen, de invallen van Japanners en vooral het heilloze bestuur van ‘voorzitter Mao’ dat tientallen miljoenen mensen het leven gekost heeft. Ik ben op dit moment het boek ‘Mao’ aan het lezen van Jung Chang en Jon Halliday en tot over de helft gevorderd. Het is compleet onvoorstelbaar wat deze man Mao aan verdriet en ellende in dat enorme land heeft aangericht. Ping An wens ik op dit moment daarom iedereen in China.
Tenslotte de kippenpootjes (nu in de vigerende spelling met die rare tussen-n, die je eigenlijk alleen op het oostelijke en noordelijke platteland in Nederland uitgesproken hoort) in het duistere ‘restaurantje’ in Ping An. Dat waren natuurlijk niet de ‘drumsticks’ van de geslachte haan – het zijn echt altijd hanen die geslacht worden – maar de echte donkergroene poten met de verhoornde tenen en de krabnagels eraan.
Waarschijnlijk in het gerecht meegenomen door de Chinese kok om ons aan te tonen dat we geen kraai of ekster voorgezet kregen. Een biologisch waarmerk, zogezegd. Zo goed bedoeld en dan gaan me die westerlingen daar wat zitten te giebelen en te griezelen, zal hij gedacht hebben. Wat een idioten! Bunterke heeft als kind nog met dat soort kippenpootjes gespeeld. Want in de jaren vijftig kocht je in Nederland ook nog braadkippen, hanekuikens natuurlijk, bij de slager of op de markt met de poten en de kop er nog aan. Mijn moeder zaliger sneed die pootjes er natuurlijk af en gaf ze ons om mee te spelen. Op het snijvlak kon je namelijk de pezen van de poot vrijleggen. Die zagen eruit als taaie witte lintjes van een heel sterk organisch bindweefsel. Trok je aan zo’n peesje dat kon je de tenen van de haan bewegen of zijn hele poot. Dat was voor ons kleine kinderen, een wonderbaarlijk gezicht. Onze eerste les biologie en anatomie.
B.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten