donderdag 24 juli 2008

De waerelt volgens Bunter I



Met mate

Ik zag de ‘mannen’ van 1927 in de Limburgse krantblog staan, zoal hierboven. Stoere fietsers in de Tour de France van het jaar, toen mijn moeder zaliger een kleuter van vier was en in een Maastrichtse stadstuin met poppen speelde. De mannen rookten een sigaretje voor het begin van de etappe, omdat roken de longen zou openen. Om te laten zien dat het echt waar is, heb ik de 'photo' van de blog van een oud-collega ‘geleend’ om ook mijn lezers en kijkers deelgenoot van mijn verbijstering te maken. Nu geeft het opsteken van een sigaret een gevoel van ontspanning en de nicotine werkt als een soort neurotransmitter, smeerolie tussen zenuwverbindingen, waardoor er gebabbel op gang komt en je allerlei roddels en nieuwtjes hoort, bv in rookkamers of –hokken van rookvrije bedrijven.
Daar zitten de paria’s tegen elkaar op te paffen onder een slurpende afzuigkap, weggewerkt in een vergeeld plafond. Dat gebabbel en zo was voor mij als niet-roker de laatste vijftien jaar van mijn bijna 34-jarig arbeidscontract aanleiding om een keer per werkdag bij telkens een andere collega een sigaret te bietsen en ook vijf tot tien minuten in de rook te gaan zitten paffen. Om van dag tot dag te horen wat er eigenlijk speelde en ook om niet alleen journalisten maar ook mensen van andere afdelingen te ontmoeten. De laatste jaren werd deze vorm van ontspanning vergald, doordat chefjes, mutsdragers en zelfs de hoogste legerleiding het rookhok ging misbruiken om er te zitten vergaderen, te bellen of stukken en brieven door te nemen met een sigaret tussen de lippen. Ik heb dat altijd tegengewerkt door gore moppen te vertellen, vunze limericks in de damp op te zeggen en vervolgens zelf keihard bulderend te lachen, als ik al niet zogenaamd spontaan begon te zingen. Maar ik stond mezelf niet meer dan vijf minuten in de rook toe.
Soit: roken, dacht men in 1927 kennelijk, opent de longen.
Unwarscheinlich, natuurlijk en dat bracht me vrijwel onmiddellijk op de gedachte: wat nemen wij anno 2008, 81 jaar later, nu algemeen voor waar aan, wat binnen enkele decennia ook de grootst mogelijke onzin zal blijken te zijn? Wat drijft ons vandaag, misschien op het gebied van eten en drinken of van vrijetijdsbesteding, waarover de mensen van zeg 2070 of 2080 met verbijstering of ongeloof het hoofd zullen schudden? Die gore herrie, die voor muziek versleten wordt, waardoor over 20 tot 30 jaar grote groepen mensen lawaaidoof zullen blijken te zijn? De zeespiegel die maar niet wilde rijzen en het klimaat dat nauwelijks veranderde? Het steeds maar dikker en vetter worden van mensen door veel te veel te eten? De bewegingsarmoede die hand over hand toeneemt, omdat steeds meer mensen denken dat je nergens kunt komen, als je niet in een autootje kruipt? Het afnemende vermogen om schriftelijke informatie op te nemen omdat de discipline ‘lezen en concentreren’ niet meer dagelijks geoefend wordt? Het verdwijnen van het zangplezier, omdat koren uitsterven en overblijvers beginnen te denken dat zingen eigenlijk schreeuwen is of grommen en grunten?
Het is de tijd van hypes, van overdrijving en doordrammen en altijd en eeuwig gelijk willen hebben, niet op basis van argumenten of zinnige redeneringen, maar zomaar, of omdat het niet staat of niet kan, of omdat iedereen wel weet dat het dragen van witte sokken in sandalen idioot is. Of als je maar hard genoeg brult, de meeste centen hebt en de betere connecties.
Persoonlijk zou ik zeggen: alles met mate en zo gevarieerd mogelijk. Nooit vastbijten. Ik denk dat ‘eenzijdigheid’, weinig afwisseling en te lang doorgaan met hetzelfde de mensheid bedreigt. Matigheid is ook zo’n deugd. En relativeren met humor, niet alles meteen geloven, maar durven de draak te steken met oerserieuze prekers. Proberen geen vrezer te worden.
Ik heb het liefste kouwe kleren aan en wordt heel blij als ik mensen op fietsen of paarden zie rijden en zelfs gewoon op schoenen zie lopen met een zakje op de rug. Wat goed is, duurt lang. Wat mij betreft: zo lang mogelijk.

BUNTER

Geen opmerkingen: