zaterdag 19 juli 2008

Deernis met de bermen


Deernis met de bermen I





Alweer een kale en saaie berm erbij!

Deernis. ‘Innig medelijden’ zegt een van mijn twee van Dale’s, op anderhalve meter op tien voor twaalf van mijn schrijfplek, dus ik hoef maar even op te staan en mijn hand uit te steken. Precies dat heb ik met de bermen langs de Spaubeeklaan tussen Geleen, gemeente Sittard-Geleen-Born en Spaubeek, gemeente Beek. Verleden week hebben de bermen voor een groot deel aan beide zijden van de weg weer hun grote beurt gehad. Woekerde er in de lentemaanden en de eerste zomermaand er een prachtige bonte jungle van kruiden en wegplanten, nu zien we bijna zover het oog reikt een tot nog geen twee centimeter teruggemaaide groene waas. In één dag tijd is een groot stuk fraaie wilde flora totaal verdwenen inclusief kevers, insecten, weekdieren, vlinders, kleine knagers en al het andere leven samen met eitjes, larfjes en zaadjes. Want het is grondig gedaan: behalve een soort klepelmaaier is er ook een grote stofzuiger aan te pas gekomen. Een zwarte kunstofslurf, die tegelijk met het maaien het maaisel meteen opzuigt en in een grote container verzamelt. Kennelijk is het ten strengste verboden voor inheems leven om zich op te houden op de bermen langs de Spaubeeklaan. Elke keer als ik op het fietspad peddel langs deze weg, krijg ik een brok in de keel, tranen in de ogen en een vuist vol woede onder mijn hart. Waarom is dat nu nodig? Deze botte vernieling? Plantkundigen en landschapsspecialisten van bv. de Universiteit van Wageningen schrijven zich al jaren te pletter over de functie van de wegberm als laatste toevluchtsoord van het inheemse leven in Nederland. En dan dit!



Omgemaaide Kattenstaart


Akkerbouwer Wil Peeters (70) van de Biesenhof onder aan de berg in Sweikhuizen teelt dit jaar twee hectare Cichorei langs de Spaubeeklaan. Hij kan mij vertellen, waarom het zo goed is, dat er zo grondig gemaaid wordt. Hij staat samen met zijn broer Jean in een blauwe overal al bijna tien dagen lang met een schoffeltje tussen zijn gewas. Het ziet er ongemeen sympathiek uit: met zo’n derde-wereld-apparaat wieden op een grote akker met zijn tweeën en dan ook nog ten behoeve van een gewas, dat geen onkruidverdelger verdraagt. “We zijn op leeftijd en hebben de tijd om op deze manier te wieden. En het helpt geweldig, dat de bermen een keer per jaar zo kort wordt gehouden, zeker nu men ook stofzuigt en alle zaden ook meeneemt. Op die manier kunnen wij de onkruidbestrijding met de hand doen en zo Cichorei telen. Van de wortels maakt men twee caloriearme suikersoorten, zeg maar zoetstoffen: inuline en fructose. Ik ben blij, dat u ook eens met de man op de akker komt praten. Dat gebeurt in de media te weinig, terwijl het toch om zoiets belangrijks als de voedselvoorziening gaat. Honger is het ergste terreurmiddel op de wereld. Hongerige mensen kun je voor een beetje voedsel tot alles dwingen”, zegt akkerbouwer Wil Peeters op een vrijdagmorgen in juli.

Deernis met de bermen II

De titel van dit serietje verwijst natuurlijk naar de bekende novelle ‘Deernis met de wegen’, die Simon Vestdijk in 1947 begon. Daarna belandde hij in een reeks diepe zomerdepressies en pas in december 1955 kwam hij ertoe het korte verhaal in het tijdschrift ‘Maatstaf’ te publiceren. Ik lees dit nauwelijks vier pagina’s tellende verhaal als een waarschuwing van de schrijver tegen de verharding van Nederland: in de jaren vijftig nota bene, toen we nauwelijks wisten van files en autowegen en de Napoleonsbaan nog een echte snelweg naar het noorden was. Vestdijk laat een veldweg dromen nu eens niet altijd van punt A naar punt B te lopen, maar zichzelf te kunnen splitsen en zo naar zichzelf toe te kunnen kruipen met twee weghelften. Zichzelf zo te ontmoeten en zich te spiegelen in twee grote plassen, zijn eigen ogen. Het mislukt twee keer: eerst door een onverwachte regenbui en later door een boerenbruiloft op wielen. De grote karwielen plonzen en schokken door de kuilen vol water. Die komen droog te staan zonder spiegelbeeld. De derde en laatste poging lukt, maar de weg wordt verblind door de zon en ervaart geen verlossende ontmoeting.


Het verhaal, dat als allerlaatste opgenomen werd in de bundel S. Vestdijk, Verzamelde Verhalen, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 1976, tweede druk, ISBN 90 234 6029 4, eindigt aldus : “Een miskraam van een der boerinnen, enkele dagen na de bruiloft, werd aan de schok van de wagen toegeschreven, en de burgemeester stuurde arbeiders om de kuilen met puin dicht te gooien. Kort daarop werd de weg begrint, een half jaar later in het midden beklinkerd. Zo werd hij weer een weg zoals men die kent en op de scholen leert, een weg als alle wegen op aarde. Hij liep van de hoeve naar de straatweg, of van de straatweg naar de hoeve; tenslotte, in de uiterste nederigheid der dienstbaren, vergat hij , hier ooit onder geleden te hebben.”



Kaal Knopkruid betrapt!!



Deernis met de bermen III

Vraag ik aan schoffelaar Wil Peeters: “Wat voor onkruid zit jouw Cichorei dan zo dwars, dat daarvoor over meer dan een kilometer lengte de bonte jungle der Zuid-Limburgse bermen zo drastisch naar de killing fields gevoerd moet worden? Bij wijze van antwoord woelt hij met zijn schoffeltje tussen de rijen Cichorium, bukt zich en laat met een commissarisgezicht van ‘Je bent er gloeiend bij, Bommel’ een iele, lichtgroene plant zien. “Klein Knopkruid”, zegt hij, “En distels natuurlijk.”


Over distels kunnen we kort zijn. De oude boerenwijsheid zegt: ‘Distels trekken is distels stekken’. Het uittrekken van distels en ook het afmaaien van bloeistengels aan de grond leidt tot een verdere uitbreiding van het taaie wortelgestel van de distel in de leemgrond en werkt averechts. Ik denk dat het voorzichtig afknippen van de uitgebloeide knoppen, voordat het zaadpluis loskomt, de beste oplossing is of het inzetten van heel veel distelvinken, die van de zaden leven.


Klein Knopkruid (Galinsoga parviflora), sinds kort Kaal Knopkruid geheten ( E.J. Weeda e.a., Nederlandse Oecologische Flora, wilde planten en hun relaties, deel 4, blz 64) is een van oorsprong (sub)tropische kosmopoliet uit Centraal Mexico, die zich over de hele wereld heeft uitgebreid, voornamelijk vanwege omdat de zaden winterhard zijn. De plant kan op akkers massaal opslaan, maar gezien de losse groei en het kleine blad, lijkt ze me niet in staat gewassen als Chicorei effectief te verstikken. Bovendien: Kaal Knopkruid heb ik nog niet in de berm van de Spaubeeklaan aangetroffen. De plant is zo algemeen, dat het zaad ongeveer overal in de bodem ligt, wachtend op voldoende licht en vocht om in actie te komen. Die actie is totaal onafhankelijk van bermbeheer.

Deernis met de bermen IV

Wat er dan wel in de bermen staat? Wat dacht u van echte orchideeën? Nu niet meteen denken aan knotsen van bloemen, lui wiegend op een ranke steel, spruitend uit een vet bladrozet, ergens in de oksels van oude bemoste bomen. Onze Nederlandse orchideeën komen uit de bodem en de Spaubeeklaanorchidee heet Breedbladige Wespenorchis (Epipactis helleborine, E.J. Weeda e.a., Nederlandse Oecologische Flora, wilde planten en hun relaties, deel 5, blz 346) en groeit en bloeit massaal elk jaar in de ondergroei van struiken en bomen langs het fietspad, meteen voorbij het hospice en de Odilia-kliniek.
Allemaal Epipactis:




Elk jaar een lust voor het oog, die prachtige gebogen stengels, die zich begin juli beginnen te strekken onder het zwellen der bloemknopjes. Half juli staat de hele populatie in het schemerdonker langs de prikkeldraad aan de overkant van Peeters’ akkerland in bloei. Een heerlijk gezicht voor wie er oog voor heeft. En dat zijn niet de stofzuigers in opdracht van de gemeentelijke overheid, of dat nou Beek is of Geleen-Sittard-Born. Want deze ranke heerlijkheden in wit, groenwit, roze en blauw aangelopen violet verschijnen elk jaar ook aan de overkant van de weg in de berm met prachtige, hoge bloeistengels. En ook verderop, in het stukje vlak voor de tweede zitbank heb ik ze al zien staan.




Heur bloemen hebben verrassend veel weg in miniatuur van de grandeur van hun tropische zusters in het regenwoud. Maar juist daar in ons eigen mini-oerwoud en in heur poging tot uitbreiding aan de overkant en verderop worden ze elk jaar weer tot spinazie verwerkt door die ellendige maaiers. Samen met Kattenstaart, Fluitenkruid, Duizendblad, Boerenwormkruid en noem de hele kroedwusj maar op. Kroedwusjplukkers kunnen hier in elk geval niet meer terecht. Pas op: Epipactis helleborine is als inlandse, inheemse orchidee formeel beschermd door de Flora- en Faunawet, maar weet die gemeente veel! Om nog maar te zwijgen van de maaiers.

Deernis met de bermen V

Is er een oplossing? Kan de kool van Wil en Jean Peeters gespaard worden samen met die mekkergeit van die fietsende, romantiserende natuur-zeik-bunter? Die laatste denkt van wel. Als we nu eens in de berm tussen fietspad en weg een hoge beukenhaag aanplanten als windkering? Tien tegen een, dat er minder Kaal knopkruid en ander ongewenst kruid op die twee hectare akker waait, waarvandaan dan ook. En zo hebben de fietsers ook geen last meer van al dat verkeer tussen waereldsjtad en durp. En als we dan de rest van de bermen stofferen met gezellige, bloeiende niet-woekerende bodembedekkers uit de wilde flora, waarvan elke zichzelf respecterende plantsoenendienst hele lijsten heeft.


Elk jaar kaalslag brengt telkens opnieuw de successie op gang en telkens weer het inwaaien van pionierplanten en stugge woekeraars. Als je toch ziet hoeveel miljoenen en miljarden in dit gewest besteed worden aan betonnen tunnels, die maar voor de helft van de tijd open kunnen of met het verstrijken van de tijd alleen maar duurder en duurder worden, dan is dit plan ‘peanuts’. Sorry, wat zeg ik? Apennootjes groeien alleen in de tropen…

Bunter

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Weet je welk beeld er nu onmiddelijk bij mij naar boven komt? Hoe jij vroeger op je klompen en met de spade in je hand als een wilde stier naar buiten gestormd kwam zodra de Wegom-gifspuiters het ook maar waagden met hun spuit in de buurt van onze meidoornheg te komen!

Anoniem zei

Waarom staan sommige dingen twee of drie keer op je weblog? En die wespenorchis van je is, zoals je zou verwachten, niet Epipactus palustris, maar E. helleborine en dan waarschijnlijk een spijtemigrant. Die is ooit van Europa naar Noord-Amerika verhuist, is daar een verwoestend onkruid geworden en vervolgens teruggekeerd en hier ook onkruidachtig gaan optreden. Het is tegenwoordig de enige orchidee die ook in tuinen spontaan opkomt, al heeft hij een voorkeur voor berkenwortels.

Bunter zei

Goede turiddu,
Onkruid bestaat niet! Elk plantje, hoe verwoestend ook in jouw ogen, heeft een eigen naam, zelfs ziekteverwekkers als bacteriën hebben een naam, net zoals dodelijke gifslangen, leeuwen en panters. Er moet voor alles ruimte zijn. En excuses, dat ik duidelijkheidshalve de eerste twee stukjes van mijn dagboek moest herhalen.
Bunter